De op 2 juni 1743 als Giuseppe Balsamo geboren graaf van Cagliostro is een achttiende-eeuwse avonturier die vaak in een adem genoemd wordt met zijn tijdgenoten Casanova en de graaf van Saint-Germain. Na zijn dood stijgt de mythevorming tot grote hoogte, een handje geholpen door de romantisering van zijn leven door Alexandre Dumas. Minder bekend is dat Cagliostro tijdens zijn reizen ook Nederland aandoet, waar hij met open armen wordt ontvangen in de vrijmetselaarsloges en zelf een nieuwe ritus introduceert.
Bij de eerste opvoering in 1791 van Mozarts Die Zauberflƶte, een opera die bol staat van de maƧonnieke symboliek, is er onder de ingewijden in het Weense publiek geen twijfel dat het personage van de Egyptische priester Sarastro is gebaseerd op de figuur van de graaf van Cagliostro. Deze geheimzinnige graaf is beroemd en berucht in heel Europa waar zijn wonderlijke reputatie tot grote hoogte stijgt in vrijmetselaarskringen terwijl hij daarbuiten in toenemende mate als charlatan wordt gezien waardoor hij als banneling van stad naar land trekt.
Johann Wolfgang von Goethe is gefascineerd door de verhalen die hij hoort over deze Cagliostro. Tijdens zijn Italiaanse reis in 1787 komt hij in contact met een jurist die in opdracht van de Franse regering een stamboom opstelde van Cagliostroās familie. Hij bezoekt die mensen: eenvoudige en vrome lieden. Moeder heeft haar zoon al lang niet gezien, maar hoort vertellen over hem en de weelde waarin hij leeft. Gefascineerd luistert Goethe naar de liefdevolle verhalen over de verloren zoon, een groot contrast met de reputatie die Cagliostro inmiddels heeft. Hij geeft gehoor aan het verzoek een door moeder opgestelde smeekbede mee te nemen, om zijn arme familie te helpen zodat ze niet van gebrek omkomen. Die komt natuurlijk nooit bij de geadresseerde terecht. Het is dan ook niet Cagliostro, maar Goethe die na terugkomst van zijn reis een som geld stuurt aan de familie. De bedankbrief die de Duitse schrijver ontvangt, is gericht aan Giuseppe Balsamo, van wie ze menen het geld te hebben ontvangen.
Een deel van de latere mythevorming rond Cagliostro komt ongetwijfeld op het conto van de Franse romancier Alexandre Dumas (1802-1870). Zijn Joseph Balsamo is een in de negentiende eeuw veelgelezen roman die in de twintigste eeuw aan de basis staat van de film Black Magic (1949) waarin Orson Welles in de huid van Joseph Balsamo alias de graaf van Cagliostro kruipt.
Ook Dracula-auteur Bram Stoker (1847-1912) weet wel raad met Cagliostro, die in het hoofdstuk over āPractitioners of Magicā in zijn boek met de veelzeggende titel Famous Imposters (1910) niet kan ontbreken.
Cagliostro was een charlatan, een oplichter, maar wel een getalenteerde die met zijn kennis en inzicht zijn tijdgenoten ver vooruit is. Met zijn charme en gevatheid neemt hij de meesten moeiteloos voor zich in, ook als ze door hem bedrogen worden. Dat is de teneur bij de Nederlandse auteur C.A. van Seypesteyn, die zich als van de eersten verdiept in de Nederlandse avonturen van de graaf, die hier in 1773, 1778 en 1788 is geweest.
Was de graaf van Saint-Germain een onschadelijke, en in sommige opzichten als een te goeder trouw handelende zonderling te beschouwen, Cagliostro, die zich graag als zijn opvolger en leerling voordeed, was een…
ā…onbeschaamde bedrieger, een ware gelukzoeker, die elk middel aanvatte, om voor zich zelven voordeel te bejagen en in de maatschappij eene plaats in te nemen, tot welke hij anders, bij de denkbeelden dier eeuw, en met het oog op zijn geboorte, niet zou zijn toegelatenā.
Ook als āagentā van de geheime genootschappen, als werktuig tot het verspreiden van revolutionaire denkbeelden tot ondermijning van het gezag en bij het uitbreken van de Franse Revolutie speelde hij een veel belangrijker rol dan Saint-Germain, aldus Van Seypesteyn.
Terwijl Cagliostro in sommige vrijmetselaarskringen en in de new age-beweging een mythische status heeft verworden, is in de reguliere geschiedschrijving een bijrol voor hem weggelegd, zoals bij Simon Schama. In diens Burgers. Een kroniek van de Franse Revolutie (1989) heet Cagliostro een āberuchte charlatanā, een twijfelachtig figuur die zich soepel in de hoogste kringen van het pre-revolutionaire Parijs beweegt. Door zijn vriendschap met kardinaal de Rohan raakt Cagliostro betrokken bij de Diamanten-halssnoeraffaire (le collier de la reine) een schandaal dat als een van de aanleidingen van de revolutie wordt gezien. Dat Cagliostro de revolutie eigenhandig voorbereidde, een in de negentiende eeuw door anti-maƧonnisten aangewakkerd denkbeeld, gaat er bij de serieuze geschiedschrijver niet in.
Door de fantastische verhalen over Cagliostro, de mystificatie van zijn afkomst, de bovennatuurlijke gaven die hem worden toegeschreven en zijn vermeende onsterfelijkheid, zouden we haast vergeten dat er een mens van vlees en bloed achter steekt. Dankzij de eerder genoemde stamboom van de Franse jurist waar Goethe de hand op legde, de latere Inquisitie-verslagen en getuigenverklaringen van tijdgenoten is er toch een redelijk getrouw beeld van de levensloop van Cagliostro te schetsen.
Levensloop
Giuseppe Balsamo wordt geboren op 2 juni 1743 in Palermo op SiciliĆ« als zoon van een koopman. De naam Cagliostro die hij later zou aannemen, komt van een oudtante die zich na het vroege overlijden van zijn vader tijdelijk over de jongen zou ontfermen. Zijn verdere opvoeding en opleiding ontvangt Giuseppe in het klooster van de Barmhartige broeders. Daar bekwaamt hij zich als leerling apotheker in scheikunde – niet de wetenschap zoals we die nu kennen – maar het maken van goud, alchemie dus. Door zijn ijver en intelligentie streeft hij de monniken weldra voorbij in kennis. Maar zijn positie in het klooster is onhoudbaar als Giuseppe voortdurend schelmenstreken uithaalt.
Daarna volgen een paar jaar waarin hij in Palermo aan de kost komt met het geven van scheikundeonderwijs, goochelen en het namaken van handschriften en handtekeningen. Hij verwerft de reputatie van beste vechter Ć©n tekenaar van de stad. Hij moet Palermo ontvluchten wegens een mislukte poging tot oplichting van een juwelier, die door Cagliostroās handlangers half dood wordt geslagen.
In Messina treedt hij in dienst van de befaamde goochelaar en alchemist Althothas, met wie hij verre reizen onderneemt naar Perziƫ, Arabiƫ, het Heilige Land en Egypte. Overal maakt hij zich vlug de talen, de letterkunde en de wetenschap eigen. Voorzien van uitstekende aanbevelingsbrieven verblijft hij een tijd in Rome waar paus Clemens XIII hem ontvangt. Hij maakt er kennis met Lorenza Feliciani, een meisje van grote schoonheid maar anders dan hij de buitenwereld wil doen geloven niet van adellijke komaf is. Haar titel van markiezin is uit de lucht gegrepen, evenals die van graaf die hij zelf inmiddels voert. Voortaan is het niet langer Balsamo, maar Alessandro, graaf van Cagliostro. Maar het is slechts een van de vele namen waarop hij zich aan de buitenwereld presenteert.
In Napels, waar het in 1770 gehuwde echtpaar naar toe verhuist, geeft hij zich uit als markies Pellegrini. Wegens oplichting en valsheid in geschrifte moeten ze de stad ontvluchten. In zijn geboortestad Palermo, zijn volgende halte, maakt hij zich schuldig aan dezelfde feiten. Het brengt hem in de gevangenis waar hij uit bevrijd wordt door een Siciliaanse prins die zich als beschermheer opwerpt. Maar de prins heeft vooral een oogje op Lorenza. Volgens sommigen gebruikt Caglistro zijn beeldschone echtgenote om rijke lieden geld uit de zak te kloppen, hij zou haar prostitueren. Voor zover waar, Lorenza blijft altijd blijk geven van haar liefde en verering van haar echtgenoot.
In Bergamo doet Cagliostro zich voor als graaf de Fenix, maar hij valt door de mand door zijn valse paspoort. Een volgende vlucht brengt het echtpaar via het Iberisch Schiereiland in 1771 in Londen. Hij kent er, voortdurend vervolgd wegens oplichting en schulden, geen gelukkige tijd.
In de Franse hoofdstad wacht hem een welwillender ontvangst in kringen van vrijmetselaren en andere geheime genootschappen die bezig zijn het koningschap te ondermijnen. Zich nu baron Balsamo, graaf van Cagliostro noemende, verkoopt hij geheimen en chemische preparaten om jong te blijven en middelen om goud en edelstenen te maken. Dankzij deze handel leeft het echtpaar in Parijs op grote voet. Overal worden ze met open armen ontvangen. ās Avonds geeft hij āmagnetische en profetischeā voorstellingen in de meest chique salons. Hij verbaast zijn hoge gasten, een keur van de Franse adel, met zijn buitengewone kennis en gevatheid. Hij kent alle geheimen en is van de geschiedenis tot in details op de hoogte, alsof hij er bij is geweest. En zo is het ook, doet Cagliostro zijn publiek geloven. Hij heeft Julius Caesar en Jezus persoonlijk gekend, evenals Alexander de Grote en Cesare Borgia.
Als hij zieken geneest, wil hij daar nooit voor betaald krijgen. Daar staat tegenover dat hij zijn imago als weldoener en geneesheer van de armen goed weet uit te buiten als hij van de rijken steeds meer vraagt en krijgt.
Ontmoeting met Saint-Germain
Zijn gewoonte indachtig om nooit lang op dezelfde plaats te verblijven teneinde zijn vijanden niet de kans te geven tegen hem samen te spannen, vertrekt Cagliostro met een groot gevolg naar Leipzig. Daar heet hij markies Tischio. Hij reist verder en blijft dat in de volgende jaren doen, nooit houdt hij ergens langer stil dan een paar maanden.
In het Noord-Duitse hertogdom Holstein is Cagliostro in 1778 te gast bij graaf Saint-Germain, die daar op een landgoed bij Altona woont, een dorp onder de rook van Hamburg. Saint-Germain (ca. 1710-1784) geniet net als Cagliostro een reputatie van avonturier, uitvinder, oplichter maar vooral als mysterieus persoon die beweert de geheimen van de alchemie te hebben ontsluierd en onsterfelijk te zijn. Evenals Cagliostro, heeft Saint-Germain toegang tot de hoogste kringen en is hij bekend onder vele namen: markies van Montferrat, comte Bellamarre, graaf Tzarogy en prins RĆ”kĆ³czi.
In de periode 1761-1764 verblijft Saint-Germain als monsieur de Surmont in Ubbergen, bij Nijmegen. Maar het is niet zijn enige verblijf in de Republiek waar hij in ook in 1710, 1735, 1742, 1748, 1760 en 1773 te vinden is. Na zijn dood – officieel in 1784 – verklaren tal van getuigen dat ze hem levend en wel hebben gezien. Het draagt allemaal bij aan de legendevorming, niet weinig geholpen doordat occulte en esoterische verenigingen hem als Verheven Meester eren.
Cagliostro herkent tijdens het bezoek zijn meerdere in Saint-Germain, die hij met de grootste eerbied tegemoet treedt. Na afloop laat hij zich voorstaan op de ontmoeting en doet hij het voorkomen alsof hij tot opvolger van de geheimzinnige graaf is aangewezen. Naast tal van andere overeenkomstigheden, draagt de ontmoeting tussen Cagliostro en Saint-Germain er ook aan bij dat deze twee achttiende-eeuwers vaak in een adem genoemd worden.
In dit verband mag ook de naam van Giacomo Casanova (1725-1798) niet ontbreken. Ook deze Italiaanse avonturier met toegang tot de hoogste kringen en reputatie als vrouwenverslinder is als occultist actief in geheime genootschappen. En er vindt, naar verluidt, een ontmoeting plaats tussen Cagliostro en Casanova, die elkaar in 1770 tegenkomen in een herberg in Aix-en Provence.
Nederland
Na zijn bezoek aan Saint-Germain reist Cagliostro in januari 1778 naar de Republiek. De eerste plaats waar hij enkele dagen halt houdt, is Arnhem. Wat hij in die paar dagen in de Gelderse hoofdstad doet en waar of bij wie hij als gast verblijft, is onbekend. W.J. Manssen schrijft in Vaderlandsche Letteroefeningen (1871) dat Cagliostro zich uitgeeft als maƧon en in die hoedanigheid Europa doorreist.
āIn ons vaderland sticht hij de eerste loge naar den Egyptischen ritus en oogst zoowel te s’ Gravenhage als te Arnhem en Amsterdam grooten roem in, zij het dan ook, dat bij een tweede bezoek de opgewondenheid der ānuchtereā Nederlanders tamelijk wel was verdoofdā.
Waarmee hij in Arnhem die āgrooten roemā oogst, is ook al onbekend. Anders dan in het nabij gelegen Nijmegen bestaat daar nog geen vrijmetselaarsloge, die in Arnhem pas in 1786 van de grond komt.
Wat Cagliostro in Amsterdam uitvoert, is ook ongewis. Over zijn wederwaardigheden in Den Haag, waar hij zich in februari bevindt, is meer bekend. Hij leeft er op grote voet en zou er door de inwoners, die al veel over de geheimzinnige Italiaan hebben gehoord, met open armen ontvangen zijn. Volgens Friedrich von Bulau worden zelfs de ānuchtere Hollandersā door de bedrieger ingepakt. Nergens wordt hem meer eer bewezen.
Vooral vrijmetselaars lopen met Cagliostro weg. Ze halen hem over om in Den Haag de eerste loge volgens Egyptische ritus op te richten. Deze heeft met de reguliere vrijmetselarij niets te maken en is geheel aan de geest van Cagliostro, inspelend op de oriĆ«ntalistische mode, ontsproten. De goedgelovige Hollandse vrijmetselaars zijn hem graag ter wille bij de totstandkoming van de nieuwe loge, die op hun verzoek aan de loge lāIndissoluble wordt verbonden. Zowel mannen als vrouwen mogen lid worden ā veel aanzienlijke Haagse dames doen dat. Cagliostroās echtgenote Lorenza, die zich Seraphina noemt, wordt benoemd tot Grootmeesteresse, waarvan een document van 29 maart 1778 in het archief van het Groot-Oosten der Nederlanden getuigt.
Ook in andere steden in de Republiek wordt Cagliostro met luisterrijke feesten ontvangen in de loges, zoals in Amsterdam en Maastricht. Hij geeft er voorstellingen die bij de toeschouwers de indruk wekken dat hij over bovennatuurlijke krachten beschikt.
Dat is voor de meeste nuchtere Hollanders, die hem in het begin enthousiast ontvingen, op den duur toch te veel van het goede. Als ook proefnemingen om kleine diamanten tot Ć©Ć©n grote om te smelten mislukken, doet Cagliostro wat hij altijd doet. Hij pakt zijn koffers en verlaat Holland.
Inquisitie
Cagliostro trekt nu door de Duitse landen, waar hij verblijft in Berlijn en in Mittau. In St. Petersburg, waar hij zich voor een Spaanse kolonel uitgeeft, lukt het hem niet keizerin Catharina II voor zich te winnen. Zij is ingelicht over zijn reputatie.
Terug in Frankrijk, waar hij nu de āgoddelijke Cagliostroā wordt genoemd, lacht het geluk hem weer toe. In verschillende plaatsen worden loges volgens de Egyptische ritus opgericht, zoals in Straatsburg, gefinancierd door de prins-kardinaal van Rohan, tevens aartsbisschop van Straatsburg. In 1785 vinden we hem in Parijs, waar hij overdadige feesten geeft en zich met de voornaamste stadsgenoten omringt. De bekende affaire met het halssnoer van koningin Marie Antoinette brengt zijn vriend Rohan in de gevangenis. Maar ook Cagliostro wordt gearresteerd, hoewel hij nu eens niets met de oplichtingszaak heeft te maken. Hij voelt zich na zijn verblijf in de Bastille echter niet meer veilig in de Franse hoofdstad en vertrekt met Lorenza naar Londen.
Daar bevindt hij zich al snel weer in kringen van de hoogste vrijmetselaars. Door een reeks artikelen in de Courier de lāEurope, waarin Cagliostro belachelijk wordt gemaakt en als kwakzalver wordt ontmaskerd, verliest hij zijn Engelse vrienden even snel als hij ze gewonnen heeft. Als ook nog schuldeisers aan de deur kloppen, kan alleen een nieuwe vlucht hem uit de gevangenis houden.
Na omzwervingen door Zwitserland en Italiƫ, waar hij opnieuw loges opricht maar ook telkens verjaagd wordt zodra zijn identiteit bekend wordt, komen Cagliostro en echtgenote in mei 1789 in Rome aan. In de eeuwige stad moet hij zich als vermaard vrijmetselaar en zelfverklaard magiƫr verborgen houden voor de Inquisitie. Het lukt hem nauwelijks in zijn onderhoud te voorzien door het geven van taalonderwijs en les in scheikunde zodat hij zich toch weer in het geheim met vrijmetselarij inlaat, tot nog toe altijd een lucratieve bezigheid voor Cagliostro omdat voor inwijding en de verkrijging van hogere graden grif betaald moet worden.
Maar vrijmetselaars worden genadeloos vervolgd in de pauselijke staat. Als hij twee nieuwelingen in zijn loge toelaat, weet hij niet dat zij spionnen van de Inquisitie zijn. De politie valt de loge binnen, legt beslag op het archief en de instrumenten en neemt Cagliostro gevangen. Hij komt nooit meer vrij.
In een poging zijn doodvonnis af te kopen, dist hij de pauselijke rechters fantastische verhalen op. Hij is de leider van de gevreesde Illuminati, hij was het die zijn maƧons twee jaar eerder bevel gaf de Bastille te bestormen. Het draagt allemaal bij aan de reputatie van de vrijmetselarij als broedplaats van de revolutie die in anti-maƧonnistische complottheorieƫn opgang doen.
Na twee jaar gevangenschap in de Engelenburgt krijgt Cagliostro op 7 april 1791 te horen dat hij ter dood is veroordeeld, in november op voorspraak van de paus in levenslang omgezet. Cagliostro overlijdt op 26 augustus 1795 in de gevangenis van San Leo. Lorenza, alias Seraphina Felichiani gravin Cagliostro, verdwijnt in een Italiaans strafklooster waarna van haar nooit meer is vernomen.
Bronnen ā¼
– Friedrich von Bulau, Geheime Geschichten und rƤtselhafte Menschen, deel X (1850-1860).
– Philippa Faulks en Robert L.D. Cooper, The Masonic Magician. The Life and Death of Count Cagliostro and his Egyptian Rite (2017).
– L.F. van Gent, āDe graaf van Saint-Germain, heer van Ubbergenā, Bijdragen en mededelingen. Gelre, Vereeniging tot Beoefening van Geldersche Geschiedenis, Oudheidkunde en Recht, deel 44 (1941), p. 87-115.
– Johann Wolfgang von Goethe, Italiaanse reis (1817).
– W.J. Manssen, āJosef Balsamo (Graaf Cagliostro), Vaderlandsche Letteroefeningen (1871), p. 589-620.
– A. van de Sande, Vrijmetselarij in de Lage Landen. Een mysterieuze broederschap zonder geheimen (2001).
– Simon Schama, Burgers. Een kroniek van de Franse Revolutie (1989.
– Bram Stoker, Famous Imposters (1910).
– C.A. van Sypesteyn, Voltaire, Saint-Germain, Cagliostro, Mirabeau, in Nederland. Historische herinneringen uit de achttiende eeuw (1869).