De Ardennen zijn voor veel Nederlanders een geliefd oord voor een korte, vaak sportieve vakantie. Betrekkelijk dicht bij huis ervaar je er natuur die uitgestrekter en minder aangeharkt is dan in eigen land. Donkere naaldbomenbossen, klaterende beekjes en rotspartijen geven het gebied een ruig en avontuurlijk karakter. In pittoreske dorpjes met oude, uit natuursteen opgetrokken boerderijen en woonhuizen lijkt de tijd haast stil te hebben gestaan. Het contrast kan niet groter zijn met Amsterdam, de woonplaats van schrijver Hans Olink (1949).
Na in zijn jeugd tijdens vakanties met zijn ouders al bekend te zijn geraakt met de regio, kocht hij hier met zijn vrouw in de jaren 90 een oude boerderij, gelegen in de gemeente Lierneux in het Belgische deel van de Ardennen. Hier konden ze in vakanties ontsnappen aan de gejaagdheid van het stadsleven en kon hun zoon veilig hutten bouwen en ravotten in de buitenlucht.
Halt
De hier doorgebrachte vakanties leverden interessante ervaringen en indrukken op. Mede geïnspireerd door gesprekken met lokale bewoners en uitstapjes in de omgeving schreef Olink een boek dat beschouwd kan worden als een ode aan ‘zijn’ Ardennen. Eerder schreef hij ‘Dronken van het leven’, een biografie van A. den Doolaard, tijdens de Tweede Wereldoorlog de stem van Radio Oranje in Londen. Ook in zijn nieuwe boek gaat zijn aandacht voor een deel uit naar geschiedenis. De Ardennen hadden in een ver verleden al een onherbergzame, mysterieuze reputatie. In oude geschriften die de auteur aanhaalt valt op dat reizigers die het gebied doorkruisten, waaronder Julius Caesar en Giacomo Casanova, onder de indruk waren van de donkere wouden. Gedurende de Middeleeuwen werden er abdijen en kastelen gevestigd die de basis vormden voor de tegenwoordig nog altijd bestaande steden. ‘De monniken riepen bomen en wild een halt toe’, schrijft Olink.
‘Zo werden bossen geleiden steeds meer teruggedrongen en uitgedund. Desondanks behielden ze hun magische karakter.’
Pruisisch-Siberië
Vanwege de onvruchtbaarheid van de grond was bosbouw altijd al een grotere inkomstenbron dan landbouw en veeteelt. Dat leidde ertoe dat in de achttiende eeuw drie kwart van het woud was verdwenen. Omdat beuken en eiken te langzaam groeiden werden naaldbomen geplant. De tegenwoordig zo typerende sparren- en dennenbossen behoren dus tot het cultuurlandschap. Terwijl de natuur door de eeuwen heen van karakter veranderde, gold dat niet voor de huizenbouw, zo constateert de schrijver. Tot aan de Tweede Wereldoorlog werden huizen eeuwenlang gebouwd ‘met dezelfde grauwe natuursteen en blauwzwarte leisteen’. Door de schrijver wordt uitgelegd dat binnen de Ardennen de landsgrenzen voortdurend aan verschuivingen onderhevig waren. Dat gold in het bijzonder voor de Duitstalige Oostkantons, die na de Eerste Wereldoorlog werden opgenomen binnen de Belgische staat. Het waren de Pruisen die een groot deel van de regio in de negentiende eeuw ontsloten door middel van spoorwegen. Ze noemden het gebied ook wel Pruisisch-Siberië:
‘Slecht weer, in de winter zeer koud, arme grond, wolven, zoals in Rusland.’
Olink beschrijft ook de historie van kuurstad Spa. Hij geeft aan dat de plaats vijf eeuwen geleden nog slecht bestond uit een paar boerenhutten. ‘De bekendheid begon in de zestiende eeuw’, zo vervolgt hij:
“…toen de lijfarts van Hendrik VIII, de Italiaan Augustino Augustini, de geneeskrachtige werking van het water beschreef. Korte tijd later kende het al 400 à 500 huizen voor buitenlanders die uit alle uithoeken van Europa kwamen om het geneeskrachtige water te drinken. In de zeventiende eeuw werd Spa onder de Britten zo beroemd dat spa in het Engels de aanduiding werd voor badplaats.”
Vanwege de status aparte van de stad in het prinsendom van Luik was het een locatie waar samenzweerders en spionnen elkaar ontmoetten. Ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog kwamen Nederlandse edelen die samenspanden tegen de Spaanse koning Filips II hier samen om te overleggen over het uiteindelijke Eedverbond der Edelen, dat de aanzet vormde tot de onafhankelijkheid van de Nederlanden.
Wereldoorlogen
De twee wereldoorlogen blijven vanzelfsprekend niet onvermeld. In Eupen sprak de auteur met een voormalige leraar wiens grootvader vanwege de veranderde grenzen in de twintigste eeuw in drie legers vocht. Hij ‘diende onder de Duitse keizer Wilhelm II en vervolgens onder koning Leopold III en toen nog eens Adolf Hitler’, zo schrijft Olink. ‘En al die tijd woonde zijn grootvader op dezelfde plek.’ De vondst van de restanten van een soldatenhelm en een koekblik met Amerikaanse geweerpatronen bij Olinks boerderij brengen de geschiedenis dichtbij. Begin januari 1945 vonden in het gehucht zware gevechten plaats tussen Amerikaanse en Duitse soldaten. Een kruispunt in het nabij gelegen bos werd door de Duitsers zo zwaar onder vuur genomen dat het volgens een door Olink aangehaalde soldaat ‘leek alsof iemand een grasmaaier had meegenomen en de bomen had omgemaaid’. De eigenaar van een in de buurt gelegen houtzagerij vertelt hem dat er zelfs 75 jaar na de oorlog soms nog granaatscherven zitten in bomen.
Olink benadrukt hoe het verlies van vee als gevolg van het oorlogsgeweld een grote impact had op de bewoners van het dorp. Hij ontdekte ook dat zijn eigen huis een rol speelde bij een veel grotere tragedie. Fascinerend is het door hem vertelde verhaal van het Hubertushert, een legendarisch dier met een gigantisch gewei dat vernoemd is naar de heilige Hubertus van Luik. Lokale jagers en zelfs stropers zouden het hert vanwege zijn status nooit hebben willen afschieten, maar toen tijdens de Duitse bezetting er geruchten de ronde deden dat Duitse officieren het dier in Bois Saint-Jean hadden geschoten, bracht het lokale verzet een pamflet uit om het verzet aan te wakkeren. ‘Dorpsgenoten, met eigen ogen hebt gij thans gezien, dat niets heilig is voor de Boches [moffen]’, zo citeert de auteur uit het pamflet.
‘In de afgelopen nacht heeft zich nog een nieuwe wandaad bij het ontelbare gevolgd: De Boches hebben het Hubertushert moedwillig gedood. Dorpsgenoten! Aarzelt niet langer! Laten wij ons verenigen in eendracht tegen de bezetters. Onze leuze zij voortaan: “Met Sint-Hubertus tegen Hitler. Leve België!”’
Een echt geschiedenisboek is ‘De Ardennen’ niet. Bovengenoemde en andere geschiedenisonderwerpen worden enthousiast beschreven, maar komen afgewisseld met andere onderwerpen en niet zo gedetailleerd aan bod. Het boek is meer een persoonlijk verslag van het leven van de auteur en zijn gezin in en om hun Ardense boerderij. Smakelijk vertelt hij over de gesprekken met zijn eigenzinnige buurman, over zijn perikelen met het houden van schapen en over een aanval door wespen en een vergiftiging die hem bijna fataal werden. Een vergelijking met de momenteel populaire boeken van de Britse schrijfster Raynor Winn is wel op zijn plaats. Net als zij weet haar Nederlandse collega de lezer te fascineren met zijn eigen belevenissen, aangevuld met interessante feiten en beschrijvingen van ontmoetingen met markante mensen. Wie op zoek is naar een stevig onderbouwd geschiedenisboek over deze regio moet verder zoeken. Voor de lezer die Olinks voorliefde voor de Ardennen deelt, is dit met diverse historische en culturele wetenswaardigheden doorspekte boek echter een aanrader.
Boek: De Ardennen – Hans Olink