Dark
Light

Het ‘annus horribilis’ van de Franse revolutie

De Franse Revolutie – Johan Op de Beeck
8 minuten leestijd
Jean-Paul Marat, Georges Danton en Maximilien de Robespierre. Door Alfred Loudet (1882) (Publiek domein/wiki)
Jean-Paul Marat, Georges Danton en Maximilien de Robespierre. Door Alfred Loudet (1882) (Publiek domein/wiki)
Onlangs verscheen bij uitgeverij Horizon het tweede deel van Johan Op de Beeck’s boekenreeks over de Franse Revolutie. Dit nieuwe boek loopt van het schrikbewind van Maximilien de Robespierre in 1793 tot de staatsgreep van Napoleon in 1799. In deze fase van de revolutie belandden veel revolutionairen zelf onder de guillotine. Op Historiek een fragment uit het boek, waarin stilgestaan wordt bij het gruwelijke revolutiejaar II (1793-94) toen tienduizenden hun einde vonden onder de guillotine.


Annus horribilis

Het jaar II (van de Franse republikeinse kalender, vanaf 22 september 1793, red.) was het annus horribilis van de revolutie. Het valt me moeilijk om u te vertellen wie Frankrijk toen eigenlijk regeerde. Om u de waarheid te zeggen: dat viel op dat moment ook niet met zekerheid te zeggen. Was het de Conventie? Volgens de wet wel. Maar wat stelde de wet nog voor, wanneer de radicaalste militanten het voor het zeggen hadden in de Commune, het Parijse stadsbestuur? Die Commune moest op haar beurt kampen met de tientallen geradicaliseerde secties in de hoofdstad. Het Comité de Salut Public dan? Ja, het beschikte over bijzonder veel macht. Maar niet de almacht. Bovendien leefden er zelfs in dit uitgezuiverde en van alle compromisbereidheid ontdane groepje nog verschillende strekkingen. De meesten wilden niet alleen de ondergang van de contrarevolutionairen, maar van ieder wiens revolutionaire overtuiging in twijfel kon worden getrokken of die niet vastberaden genoeg meedeed. Gematigdheid en terughoudendheid werden nu beschouwd en behandeld als misdaden. Dat viel te merken op het schavot. Tot het jaareinde waren iets meer dan tweehonderd mensen om politieke redenen terechtgesteld. Van slag om wissel werden dat er nog veel meer. Begin januari zaten meer dan vijfduizend politieke gevangenen op een vonnis te wachten. Toch waren er nog die een bloedbad trachtten te vermijden.

Het kompas van Danton

Georges Danton, door J.L. David, 1793 (Publiek domein/wiki)
Het begrip ‘terreur’ betekende immers niet voor iedere revolutionair hetzelfde. Sommigen voerden een wanhopige woordenstrijd om te vermijden dat terreur een vrijgeleide naar ongebreidelde vervolging en doodstraffen zou worden. Een achterhoedegevecht, zo zou snel blijken. Het was met name Danton die schoon genoeg had van het massale bloedvergieten. Al weken geleden had hij er de Conventie op aangesproken in bewoordingen die ik uitermate moedig vond. Maar ook zeer riskant. ‘Ik vraag u om zuinig om te springen met bloedvergieten’, klonk het. Hij vroeg mededogen voor geestelijken en pleitte ervoor dat de republiek hun zelfs een wedde zou betalen, zodat ze zich niet verder tot de contrarevolutie aangetrokken zouden voelen. Het was een idee dat later door Napoleon uitgevoerd werd. Maar Danton liep vooruit op zijn tijd. Niet één Conventielid applaudisseerde. Nergens gebruikte Danton het gebruikelijke riedeltje dat doorgaans elke toespraak van elke volksvertegenwoordiger kleurde. Hij riep dus niet op tot de vernietiging van vijanden van de revolutie. Niemand deed het hem na. In plaats van terreur eiste hij rechtspraak. Op het einde van zijn redevoering realiseerde ik me dat ik nerveus met mijn vingers op mijn knieën zat te trommelen. Danton moet geweten hebben dat hij zijn hachje riskeerde. Maar hij hield vol. Op 1 december was hij nog duidelijker. ‘We hebben wijsheid in onze rechtspleging nodig’, zei hij.

‘Elkeen die de ultrarevolutionair wil spelen en die dus het doel voorbijschiet, berokkent de vrijheid evenveel kwaad als de meest overtuigde contrarevolutionairen. Ik zeg het hier duidelijk: het is met de piek dat men vernietigt, maar het is met het kompas van de wijsheid dat men opbouwt!’

Voor Danton waren er al tekenen aan de wand verschenen. Zijn houding werd te gematigd bevonden. Hij moest uitkijken. De sansculotten wogen zijn woorden af, Hébert uitte beschuldigingen inzake fraude en corruptie, en Danton zelf had dus bijzonder weinig ruimte om terug te slaan en kritiek uit te oefenen op zijn tegenstanders. Dantonistische volksvertegenwoordigers zoals Courtois deden eveneens hun duit in het zakje:

‘Terreur is aan de orde van de dag, maar moet met de nodige voorzichtigheid in goede banen worden geleid. […] Het zou een misdaad zijn om de revolutionaire beweging te stoppen, maar het zou ook een misdaad zijn om deze heilzame beweging zonder morele principes te laten verlopen.’

Spotprent in het eind van de18e eeuw waarop Robespierre, nadat alle Fransen zijn geëxecuteerd, de valbijl laat vallen voor de beul. (Onbekende auteur)
Spotprent uit het eind van de 18e eeuw waarop Robespierre, nadat alle Fransen zijn geëxecuteerd, de valbijl laat vallen voor de beul. (Onbekende auteur)
Een uitspraak waar Courtois en vooral Danton later op afgerekend zouden worden. Vanaf dat moment bekeek Robespierre hem met een diep wantrouwen. De gedeelde gezindte tussen beiden slonk zienderogen. Toen kwam de stroomversnelling.

Schrokachtig liet het Tribunal Révolutionnaire de ene na de andere opposant of ongewenste persoon ontbieden. Met dozijnen tegelijk werden nu mensen opgepakt. Echtgenoten werden uit de armen van hun echtgenotes gesleurd, men hoorde gekrijs van kinderen die hun moeder zagen vertrekken naar de Conciergerie, waar elke dag mensen hun eigen keel afsneden met een binnengesmokkeld mes. Het bewind rekende nu vooral af met de extremisten, de enragés.

Slachtoffers van de Terreur

Op 25 januari vielen gendarmes binnen bij expriester Roux, de apostel van de totale financiële en economische gelijkheid en de rijkdommen. Hoewel zijn invloed tanend was, kon hij nog steeds rekenen op steun van de straat. Er werd dus vaart achter gezet. In ijltempo werd Roux voor het Tribunal Révolutionnaire gesleept. Daar maakte hij er zelf een einde aan door zich voor de ogen van rechters en publiek vijf keer te steken met een dolk tot het bloed in het rond spoot. Maar ook aan de andere kant van het politieke spectrum rolden koppen. De niet helemaal uit te wissen resten van de gematigde strekking werden systematisch vervolgd. De Duitse revolutionair Adam Lux, die de moord op Marat had verdedigd als een verzetsdaad. De anti-Terreurschrijver Louis-Pierre Manuel en de beroemde scheikundige Antoine Lavoisier, ontdekker van het element zuurstof. Hij werd veroordeeld, niet omdat hij de onderdrukking van de Academiën aanklaagde, maar omdat hij in een vroeger leven koninklijk belastinginner was geweest. Wie ook definitief het zwijgen werd opgelegd, was Antoine Destutt de Tracy, voorvechter van de emancipatie van zwarten en een van de eerste edelen die in 1789 was overgelopen naar de derde stand.

Antoine Lavoisier
Antoine Lavoisier
De democratische republikeinen Cabanis en Volney verstopten zich, onder meer in het huis van madame Helvetius, weduwe van de overleden verlichtingsfilosoof. Een ander slachtoffer was Chamfort, die de eerste echt openbare bibliotheek ter wereld had opgericht door de Bibliothèque Nationale elk weekdag volledig open te stellen voor al wie er naar binnen wilde. Een moedige sarcast. Toen burgemeester Pache hem opdroeg om de inscriptie ‘Liberté, Égalité ou la Mort’ op de voorgevel te laten aanbrengen, antwoordde Chamfort dat men beter ‘Wees mijn broeder of ik vermoord u’ zou aanbrengen. Hij werd vervolgd en zou zichzelf met een scheermes om het leven brengen.

Andere slachtoffers van de guillotine waren vroeger vrienden van Mirabeau, gewezen feuillants, contrarevolutionaire geestelijken en alle mogelijke verdachten. Graaf de Kersaint, die zich zowel tegen de executie van de koning als tegen Robespierre had gekeerd. Marineofficieren als Prévost Lacroix of de bakker Gomot, opgepakt vanwege een paar ‘contrarevolutionaire’ opmerkingen tegen zijn klanten. De echte doelwitten waren echter niet de sjoemelende bakkers, de corrupte ambtenaren of de speculerende financiers. Het ging om degenen die het intellect en de moed hadden om het regime en zijn verraad aan de oorsprong van de revolutie aan te vallen. Burgemeester van Straatsburg Dietrich bijvoorbeeld, die door Robespierre bestempeld werd als ‘un homme dangereux’, al vergat hij erbij te zeggen dat het wel in madame Dietrichs salon was geweest dat voor de allereerste keer de Marseillaise was gespeeld.

Guillaume-Chrétien de Lamoignon de Malesherbes
Guillaume-Chrétien de Lamoignon de Malesherbes. E. Thomas (Publiek domein/wiki)
Het Tribunal Révolutionnaire bestond het zelfs om Malesherbes te veroordelen, de grote Malesherbes die nog in de koningstijd de encyclopedisten de hand boven het hoofd had gehouden en nooit zijn sympathie voor vrijheid en verlichting onder stoelen of banken had gestoken. Gelukkig voor de verlichtingsfilosofen was Malesherbes toen chef van de koninklijke censoren. Zeer veel ongewenste literatuur en dus denkbeelden konden het publiek bereiken omdat Malesherbes een oogje dichtkneep. De voornaamste auteurs van de radicale verlichting, onder meer Denis Diderot, had hij voor de ondergang behoed. Diens beroemde Encyclopédie heeft hij mogelijk gemaakt door het revolutionaire werk ‘stilzwijgend’ toe te laten tot de boekenmarkt. Een toonbeeld van verdraagzaamheid. Nu moest hij voor het Tribunal Révolutionnaire verschijnen. Want Malesherbes had een jaar eerder het lef gehad om advocaat te zijn van Louis XVI tijdens diens proces in de Conventie. Nu nam deze tweeënzeventigjarige grootheid het op tegen Fouquier-Tinville. ‘Met welk recht,’ zo donderde de openbare aanklager, ‘gebruikte u het woord “koning” voor burger Capet?’
Malesherbes repliceerde zonder verpinken:

‘Uit verachting voor de dood, mijnheer, en uit verachting voor u.’

Maximilien-Marie-Isidore de Robespierre (1758-1794)
Maximilien-Marie-Isidore de Robespierre (1758-1794)
Sommigen maakten er in het aanschijn van hun dood een kunst van om net op het nippertje nog een spitsvondig afscheidswoord tot het publiek te richten. Ook Malesherbes bleek met de guillotine in zicht te beschikken over dat onvermoede talent. Toen hij bij het ochtendgloren van de kar stapte aan de voet van de guillotine, struikelde hij over een straatklinker en viel bijna. Glimlachend bracht hij uit: ‘Weer zo’n dag die goed begint! Een Romein zou al naar huis zijn gegaan.’ Maar voordat zijn hoofd in de mand viel, moest hij meemaken hoe Sanson (de beul, red.) eerst zijn dochter Antoinette en haar man executeerde. Twee dagen later ging ook een van zijn kleindochters eraan. Geen talmkous die Sanson. Fouquier-Tinville zou ten slotte pas zijn wraak voltooid achten toen hij ook de zesenzeventigjarige zuster van Malesherbes en diens twee secretarissen kon laten onthoofden. Een ervan klaagde hij aan omdat bij een huiszoeking een buste van Henri IV was aangetroffen, een Franse vorst wiens einde al van 1610 dateerde.

Een bijzondere ontmoeting

Robespierre was zeker niet de enige die op al dit doden aanstuurde. Misschien wel degene die het had kunnen stoppen. Maar dat wilde hij niet. Idealen kregen bij hem altijd voorrang op mensen. De abstracte denker die hij was, kon hij zich ook geen beeld vormen van de doodstraf en de guillotine, het bloed en de huiver. Nooit is hij gaan kijken. We weten het van Sanson, de beul van Parijs die de guillotine ontelbare malen bediend heeft. Op een dag was die erin geslaagd 54 onthoofdingen in amper 24 minuten voor mekaar te krijgen. Voor dat soort praktische zaken had Robespierre geen oog, zo zou de beul merken.

De Franse Revolutie II - Johan Op de Beeck
De Franse Revolutie II – Johan Op de Beeck
Op een zondag wandelde Sanson met zijn nichtjes in het Bois de Boulogne, toen hij daar een eenzame wandelaar ontmoette, een piekfijn geklede en bepruikte heer die speelde met zijn hondje. Sanson herkende hem meteen. Het was Robespierre. Maar Robespierre had er geen idee van wie hij voor zich had. Hij maakte een praatje, was gecharmeerd door de kinderen en plukte bloemen voor hen. Het onvermijdelijke gebeurde. Onder de spelende schaduw van een boom stelde men zich aan elkaar voor. Pas toen drong het tot de Onkreukbare door dat voor hem de man stond die zijn politieke tegenstanders onthoofdde. Eensklaps, zo vertelde Sanson, trok Robespierres gezicht zich onder een paar zenuwachtig opgetrokken wenkbrauwen in een andere plooi. Hij maakte zich uit de voeten zo snel als hij kon.

‘Ik wist niet of ik moest lachen of huilen om zijn afschuw voor de man die op het schavot zijn vuile werk opknapte’

…aldus Sanson. Zo was Robespierre.

~ Johan Op de Beeck

Boek: De Franse Revolutie II – Johan Op de Beeck

Bekijk dit boek bij:

Bekijk dit boek bij Historiek Geschiedenisboeken

×