De bekende theoloog Willem J. Ouweneel heeft recent een mooi boek, Een dubbelsnoer van licht (2014), gepubliceerd over de relaties tussen het Jodendom en christendom, die hij etaleert aan de hand van honderd portretten van beroemde denkers, aangevuld met allerlei thematische excursies over bijvoorbeeld het antisemitisme, de kabbala, de kruistochten en de inquisitie.

Het christelijke en oecumenische uitgangspunt van dit boek betekent niet dat dit vuistdikke werk oninteressant zou zijn voor historici. Integendeel: ondanks het subjectieve karakter is dit boek zeer leerzaam, met name voor diegenen die meer wil leren over de eeuwenlange (vaak slechte) verhoudingen tussen Joden en christenen. Of over een keur aan religieus-historische thema’s zoals de vervangingstheologie, gnostiek, mystiek, ascetische geloofsgroepen, het Grote Schisma (1054), de Investituurstrijd dan wel over het ‘Hollandse Jeruzalem’ Amsterdam.
Ascese: monniken en nonnen
Om een indruk van dit mooie boek te geven; in een excursie over ‘ascese’ – een strikte onthouding van aardse (genot)middelen nagestreefd door principiële religieuze groeperingen zoals monniken – lezen we het volgende:
“De invloed van Benedictus van Nursia is reusachtig geweest. Hoe de ‘moderne’ mens ook over het monnikenbestaan moge denken, feit is dat de kloosters de middeleeuwse Europeanen én het evangelie én de beschaving hebben gebracht. Trouwens, zelfs de Moderne Devotie, de protestantse ‘Nadere Reformatie’, het dito piëtisme, puritanisme, methodisme en de heiligheidsbewegingen tot het evangelicalisme aan toe, zouden niet goed denkbaar zijn geweest zonder mannen als de Woestijnvaders, Basilius de Grote en Benedictus van Nursia (…) Wie de ascetische leefwijze verkoos, kon dat in zijn eentje doen – dan werd je een kluizenaar (heremiet, anachoreet) – maar ook gezamenlijk. Zo zijn de kloostergemeenschappen ontstaan. ‘Klooster’ komt van het Latijnse claustrum, ‘afgesloten plaats’ (van claudere, ‘sluiten’; ook ‘kluis’ en ‘kluizenaar’ komen van dit woord). ‘Monnik’ (kloosterbroeder, kloosterling) komt van het Griekse monachos, ‘alleen, op zichzelf’, wat oorspronkelijk eerder op de kluizenaar dan op de kloosterling sloeg. ‘Non’ (kloosterzuster) komt eigenlijk uit de kindertaal; het Latijnse nonna betekent ‘(groot)moeder’.” (262,263)
Antisemitisme
