Met de tentoonstelling Vive l’Impressionnisme memoreert het Van Gogh Museum in Amsterdam het feit dat de stroming honderdvijftig jaar geleden werd ‘uitgevonden’. Nou ja, uitgevonden…
In 1872 gaf Claude Monet met enkele losse penseelstreken een ongebruikelijke impressie van Le Havre bij zonsopkomst. Tegenwoordig zijn de vlot gepenseelde laat negentiende-eeuwse modernisten populair, maar op een tentoonstelling in 1874 wist het publiek, dat gewend was aan schilderijen in academische stijl, niet wat het zag.
Het in de complementaire kleuren oranje en blauw schetsmatig opgezette werk deed een groot beroep op het voorstellingsvermogen van de beschouwer. Het licht van de opkomende zon was met wat grove vegen in oranje aangeduid, terwijl het kabbelende water met enkele schetsmatige likken zwarte verf werd gesuggereerd. Water, land en lucht gaan haast onmerkbaar in elkaar over. Gevraagd naar de titel van het schilderij zou Claude Monet geantwoord hebben: noem het maar Impression soleil Levant. Kunstcriticus Louis Leroy omschreef de schilderijen van Monet en zijn geestverwanten daarna als het ‘werk van de impressionisten’. Dat was niet als compliment bedoeld, maar de naam van een nieuwe stroming was geboren. 
Wegens de on-academische stijl werden de impressionisten geweigerd op de door de Académie des Beaux Arts georganiseerde Salon. Hier zag het publiek alleen portretten, landschappen en historiestukken die anatomisch correct en in het juiste perspectief waren geschilderd. De impressionisten lieten zich niet van de wijs brengen en organiseerden vanaf 1874 alternatieve exposities. Hier toonden Claude Monet, Berthe Morisot, Auguste Renoir, Paul Cézanne, Edgar Dégas en Alfred Sisley hun vernieuwende werk.
Landschappen, een veld met klaprozen, een vluchtige impressie van een winderige stranddag of zich badende vrouwen. Momentopnames die in snelle naast elkaar geplaatste toetsen van ongemengde verf op het doek zijn gebracht. Schilderijen die als voltooide kunstwerken werden getoond, maar er onvoltooid uitzagen.
Ontvangst in Nederland
Bij de huidige tentoonstelling is een informatieve catalogus gepubliceerd: 150 jaar Impressionisme: Het licht breekt door in Nederland. De subtitel doet denken aan hedendaagse politieke beloftes waar je een vraagteken bij kunt zetten, maar in artistiek opzicht brak het licht destijds wel degelijk door, al ging niet iedereen daarin mee.
Tijdens Nederlandse les werd hij op de middelbare school als een moderne auteur gepresenteerd, maar ook Marcellus Emants had in 1876 veel moeite met de nieuwlichters. Wegens het ontbreken van perspectief, tekening en kennis van de anatomie zou het impressionisme in zijn ogen…
…nimmer den naam van kunst kunnen verdienen.
Emants was niet de enige die er zo over dacht. In een vertaald krantenartikel bestempelde de Franse criticus Henry Havard de impressionisten in 1875 als luie schilders die de kijker al het werk lieten doen. Emants voorspelling is niet uitgekomen, maar zijn reactie geeft aan hoe de nieuwe stroming zelfs door de culturele elite werd ervaren. Om de impact die de impressionisten veroorzaakten aanschouwelijk te maken opent de tentoonstelling in Amsterdam met schilderijen die rond de eeuwwisseling in ons land ontstonden. Onder invloed van het opkomende nationalisme nam in die jaren de belangstelling voor kunst van eigen bodem toe. Nederlandse verzamelaars hadden vooral oog voor werk van de Haagse School.
De heersende smaak werd bepaald door oer-Hollandse landschappen en zeegezichten in een palet van harmonieuze tinten. Werk dat qua thematiek al wel afweek van de destijds favoriete academische Bijbelse en mythologische onderwerpen met niet zelden een moralistische ondertoon. De impressionisten brachten het moderne leven in beeld, zonder bijbetekenis: l’Art pour l’Art!
Na eerdere scepsis brak het licht van de impressionisten ook in Nederland door. Als trait-d’union tussen Parijs en Nederland speelde kunsthandelaar Theo van Gogh een belangrijke rol. Door zijn toedoen waren sinds 1885-1896 op de jaarlijkse tentoonstelling van de Nederlandse Etsclub impressionistische prenten te zien, zoals Edouard Manets Portret van Berthe Morisot, dat nu in het Van Gogh museum getoond wordt.
De eerste impressionisten in ons land waren te zien bij Jos de Kuyper in Rotterdam. Deze kunstminnende slijter stichtte in 1883 de Rotterdamse Kunstclub, waar hij bruiklenen van de Parijse kunsthandelaar Paul Durand Ruel tentoonstelde. Tussen de gearriveerde schilders van Barbizon was ook werk te zien van Claude Monet en Pierre- Auguste Renoir.
Andere koers
Met Vive l’Impressionnisme doorbreekt het Van Gogh Museum de tendens om mega exposities met bruiklenen uit alle windstreken te houden. Deze tentoonstelling is ingericht met werken uit vijftien Nederlandse collecties. De bezoeker ziet minder bekende, maar ook iconische doeken als Monets Papaverveld uit 1881 en Pissarro’s Regenboog à Pontoise uit 1877.
Naast schilderijen worden voorbeelden van keramiek, teken- en prentkunst getoond. Bij de term impressionisme wordt vooral aan tweedimensionaal werk gedacht, maar ze is ook van toepassing op beeldhouwkunst. Behalve realistisch ogende beelden van Auguste Rodin en Edgar Dégas wordt sculpturaal werk van Medardo Rosso getoond, die het impressionisme getuige zijn schetsmatig vormgegeven Vrouw met sluier, letterlijk in de vingers had.
Na een aarzelende start won het impressionisme steeds meer terrein in ons land. Het enthousiasme van Theo van Gogh, Andries Bonger en Jos de Kuyper vond navolging. Ook Daniel George van Beuningen, die het later naar hem genoemde Rotterdamse museum niet alleen in materieel- maar ook in financieel opzicht steunde, en museumdirecteur Dirk Hannema kochten impressionisten aan. Getuige een in 1928 opgediste anekdote ‘vochten’ ze zelfs om Monets Hut van de Visser. Jaren nadat hij als winnaar uit de strijd was gekomen memoreerde Dirk Hannema de teleurstelling van zijn medestrever:
Ik zie nog het gezicht van Van Beuningen: ’Is het je toch gelukt….!’ Ik hoopte steeds dat het mislukken zou, dan had ik het gekocht. Het is zo’n prachtig schilderij!
De stichter van het museum op de Veluwe, Helene Kröller-Müller die het werk van de impressionisten eigenlijk ‘te luchtig en te vluchtig’ vond ging ook overstag. Ze kocht Caillebottes Landschap met hooimijten en de Schildersboot van Monet, dat inmiddels bekend staat als één van de meest beroemde impressionistische werken.
Mijn veronderstelling dat deze verstilde impressie van hooimijten op een heiige zomerdag naar voorbeeld van Claude Monet tot stand was gekomen bleek een misvatting. Monet bracht hele series van dit onderwerp op het doek, weergegeven onder steeds andere weersomstandigheden, maar tot mijn verbazing ontstond Caillebotte’s pastel vijftien jaar vóórdat Monet dit thema ter hand nam.
Toen het impressionisme eenmaal was doorgebroken nam de waardering voor de stroming een hoge vlucht. Tot de huidige dag worden Franse impressionisten door Nederlandse verzamelaars gekocht. Ze moeten wel snel en financieel daadkrachtig zijn, want op het wereldtoneel verschuiven niet alleen economische- maar ook artistieke panelen. Caillebotte’s Vlakte van Gennevilliers (1883) belandde onlangs in de Hollandse collectie Sitskoorn.
Deze expositie gaat niet alleen over kijken. De historische context en de herkomstgeschiedenis van de werken komen eveneens aan bod.
Tussen de verzamelaars van het eerste uur neemt de jurist Cornelis Hoogendijk een bijzondere plaats in. Met vooruitziende blik kocht hij in de negentiger jaren vierendertig schilderijen van Paul Cézanne. Met zijn in vereenvoudigde geometrische vormen weergegeven impressies van Monte Sainte Victoire en stillevens met appels sloeg Cézanne een brug tussen het impressionisme en het kubisme. Lang heeft Hoogendijk niet van zijn schilderijen kunnen genieten. Wegens psychotische verschijnselen werd hij opgenomen. Zijn familie gaf de werken in 1906 in bruikleen aan het Rijksmuseum, maar toen de erven beseften wat de schilderijen waard waren geworden, haalden ze deze terug. De veiling van de doeken die Cornelis voor een appel en een ei gekocht had legde hen geen windeieren. Een aantal werken belandde in de collectie van de Amerikaanse verzamelaar Albert C. Barnes die ze onderbracht in het Philadelphia Museum.
Een van de destijds verkochte doeken wordt aan het einde van de expositie in Amsterdam getoond in een installatie met de toepasselijke naam Boulevard of broken dreams. Gelukkig kon het Stedelijk Museum in Amsterdam in 1940 een Stilleven met Flessen en perziken uit de collectie Hogendijk aanschaffen voor 60.000 gulden. Toen veel geld maar tegenwoordig een koopje.
Dit werk doet denken aan een van Cézannes eenvoudige stillevens met appels. In antwoord op de vraag waaróm hij zoiets simpels schilderde antwoordde Cézanne:
Je veux étonner Paris avec une pomme! (Ik wil Parijs verbazen met een appel!)
Ik dacht altijd dat de stillevens met appels op een wankel tafelblad een vinding van Cézanne was, maar in de tentoonstelling verbaasde Caillebotte mij een tweede keer. Van zijn hand wordt een zeven jaar eerder geschilderd stilleven getoond met mooi in kleur en textuur getroffen perziken op een bord dat elk moment van het schuine, bewust perspectivisch verkeerd geschilderde tafelblad kan schuiven.
Cézannes profetische woorden werden acht jaar geleden in een andere context nogmaals bewaarheid. In 2016 werd Cézannes Stilleven met appels bij Sotheby’s voor bijna 32 miljoen euro verkocht.
Het werk van Cézanne valt op door vereenvoudigde vormen en verrassende gezichtspunten. Dat laatste geldt ook voor Edgar Dégas’ afbeeldingen van vrouwen tijdens hun toilet. Daarvan is de pastel van een op de rug geziene vrouw die zich afsponst een mooi voorbeeld. Zoals bij een snel genomen foto vallen haar kapsel en de tobbe waarin ze staat buiten beeld. Een bewuste compositorische keuze. Dégas modelleerde haar lichaam met streepjes en arceringen in de complementaire kleuren oranje-versus-blauw.
Niet alleen in zijn tijd, maar ook nu nog oogsten Dégas naakttekeningen kritiek. Aangezien conservatoren van het Van Gogh Museum in Dégas’ werkwijze een inspiratiebron van Vincent van Gogh herkenden, werd deze tekening aangekocht. Dit zorgde in 2020 voor consternatie. Niet wegens het schandelijke bloot; de kritiek ging over de vraag of er in musea al niet genoeg blote vrouwenbillen te zien waren.
Vrouwelijke kunstenaars
Met soortgelijke kritiek waren de zogeheten Guerrilla Girls in de jaren tachtig van de vorige eeuw hun offensief tegen seksisme en racisme in de kunstwereld begonnen. Terwijl in het MOMA in New York talloze vrouwelijke naakten hingen, was slechts 1 procent van de getoonde kunstenaars destijds vrouw. De acties van deze strijdlustige vrouwen hebben intussen enig effect gesorteerd. Hoewel nog ondervertegenwoordigd zijn in de huidige tentoonstelling vier vrouwelijke kunstenaars aanwezig: Mary Cassatt, Berthe Morisot en de minder bekende Eva Gonzales en Marie Braquemond.
Na haar leertijd bij de academie-schilder Jean-Leon Gérome (1824-1904) exposeerde de succesvolle Amerikaanse Mary Cassatt vanaf 1886 al op de Salon. Een ontmoeting met Edgar Dégas betekende echter een keerpunt in haar leven. In 1874 deed Cassatt mee in de impressionisten-tentoonstelling. In haar vanuit verrassende gezichtspunten weergegeven composities is zijn invloed onmiskenbaar. Evenals haar collega-schilders raakte Cassatt in de ban van Japanse prenten. Ze had de Oosterse onderwerpen en stijl zo in de vingers dat haar prenten nauwelijks van authentiek Japans werk te onderscheiden zijn.
Haar collega Berthe Morisot is prominent aanwezig in de tentoonstelling. Aangezien zij als vrouw niet toegelaten werd op de Academie oefende zij haar hand in het Louvre, waar ze grote meesters kopieerde. Al dat oefenen baarde kunst. Sinds 1864 werd ze toegelaten tot de Salon, waar ze aanvankelijk nog denigrerend werd omschreven als een huisschilderes. Haar talent bleef echter niet onopgemerkt. Edouard Manet, met wiens broer Eugène ze later zou trouwen, bood haar schilderlessen aan.
Tijdens haar leven was de jonggestorven Morisot zeer succesvol. Doordat haar werk in de familie was gebleven, raakte ze qua bekendheid aanvankelijk ver achter bij haar mannelijke collega’s, maar in 1896 organiseerde Paul Durand Ruel een grote postume overzichtstentoonstelling. Inmiddels is haar naam gevestigd. Onlangs kochten het Van Gogh en Museum Boijmans werken van haar hand.
In een aquarel geeft ze een schetsmatig, atmosferische impressie van een uitstapje in de natuur, waarvoor haar zus en haar kinderen model stonden. Terwijl de moeder weg kijkt richt het grootste meisje haar blik op Berthe, die aan de overzijde van het meertje en-plein-air zit te schetsen.
In de tentoonstelling is ook werk van Eva Gonzalès te zien. Vanaf 1869 kreeg ook zij schilderles van Manet. Tegenwoordig geen bekende naam, maar in 1878 werd zij met pastels ‘van uitzonderlijke kwaliteit’ op de Salon opgemerkt door de prominente critici Emile Zola en Louis Leroy. In 1883 wijdde de prestigieuze Galerie George Petit een solotentoonstelling aan Gonzalès, die kort daarop in het kraambed overleed.
Van haar hand zie je een uiterst simpele aquarel van een Schaaltje met peterselie, getoond naast enkele eveneens eenvoudige stillevens van haar leermeester, waaronder een met een gietertje verlucht briefje aan collega-schilder Felix Bracquemond. Diens echtgenote Marie is de vierde vrouw in deze tentoonstelling.
De sinds de late negentiende eeuw in de vergetelheid geraakte Marie Braquemond is evenals Gonzalès sinds kort herontdekt. Kunstcriticus Gustave Geoffroy rekende haar samen met Berthe Morisot en Mary Cassatt tot grote drie van het impressionisme. In 1879, 1880 en 1886 was haar werk te zien op de tentoonstelling van de impressionisten. In Amsterdam is zij vertegenwoordigd met een subtiel portret van haar zus Louise. In een reeks keramische borden, het Service de Fleurs et rubans uit 1879, geeft ze impressies van de wijze waarop welgestelde dames hun tijd doorkomen. Ze spelen een partijtje badminton, lezen een boek, bezoeken het theater, gaan naar een concert of de dierentuin.
Sculpturen
In de grote benedenzaal staan sculpturen opgesteld van Auguste Rodin en Edgar Dégas. Getuige de gevoelige uitdrukking van de getormenteerde burgers van Calais, het beeld van de wanhopige Eva en de zich verzorgende vrouwen hadden ook zij de impressionistische toets letterlijk in de vingers.
Met zijn Burgers van Calais koos Rodin een heroïsch academisch onderwerp, dat door hem in een non-conformistisch eigentijds jasje werd gestoken. Deze sculpturen memoreren een belangrijk moment uit de geschiedenis van Calais. In 1347 offerden zes notabelen zich op om de belegering van de stad door de Engelse koning Eduard III te beëindigen. Met gelaatsuitdrukkingen en handgebaren bracht Rodin hun emoties letterlijk en figuurlijk expressief in beeld.
Behalve het overbekende in een inmiddels wat rafelige tutu gehulde balletdanseresje zie je hier ook kleine sculptuurtjes van Edgar Dégas. Danseressen in een soort zweefduik en baadsters die zich in allerlei bochten wringen om zich op moeilijke plekjes te wassen. En een vrouwtje dat zichzelf heel humoristisch klein probeert te maken om te passen in een bad dat meer weg heeft van een vogeldrinkschaal.
Aquarellen en grafisch werk
Tenslotte wordt in de tentoonstelling aandacht besteed aan geaquarelleerd en grafisch werk. In deze disciplines vonden kunstenaars een uitdaging om te spelen met licht en donker. Hier ontmoet de kijker een belangrijke voorloper van de Franse impressionisten: Johan Barthold Jongkind. Met zijn vluchtige en plein-air geschetste impressies van landschappen, zee- en riviergezichten was hij een belangrijke inspiratiebron van Claude Monet. Met hem en Eugène Boudin was Jongkind regelmatig aan de kade van de Seine te vinden. De beïnvloeding is niet een door latere kunsthistorici opgetekende waarneming. Monet zei het zelf:
C’est a lui (Jongkind) qu je doit l’éducation de mon oeil. (Aan hem (Jongkind) heb ik de opvoeding van mijn oog te danken.)
Jongkind kon toveren met kleuren en lichtreflecties op het water. Zoals te zien in waterpartijen met een lage horizon waarboven zich een welhaast parelmoerkleurige lucht verheft. Ook hierin vond Monet inspiratie bij zijn Hollandse collega. Monet had een palet van diamanten en edelstenen nodig om de schittering op het azuurblauwe water te vangen.
Neem tenslotte de tijd om de vitrines te bekijken, waarin pareltjes van grafisch werk worden getoond. Zoals Ludovic-Napoleon Lepics vier etsen van een Hollands winterlandschap met molens en schaatsers en Camille Pissarro’s verstilde aquatinten van een Bouwvallig huis.
Galerij van gemiste kansen
Sinds de doorbraak van de Franse impressionisten, die indertijd nog enigszins betaalbaar waren, zijn de prijzen torenhoog gestegen. Een doek met Hooibergen van Monet werd in 2019 voor bijna 100 miljoen euro afgehamerd. Impressionistische schilderijen belanden niet alleen aan de wand van gelukkige kopers. Ze worden niet zelden als belegging gekocht, om na een incubatietijd in een Zwitserse kluis weer op de markt te brengen.
Het bedroevende feit dat Hollandse musea bij veilingen van impressionisten geen kans meer maken wordt met de flitsende virtuele installatie Galerij van gemiste kansen duidelijk gemaakt. In deze film van vormgever Nick Verstand (1984) passeert een aantal voor ons land verloren impressionisten de revue, zoals Renoirs uit 1881 daterende Lunch van de Roeiers dat in de vorige eeuw in The Philips Collection in Washington belandde.
Het publiek wordt uitgenodigd om in de schoenen van de museumdirecteur op een veiling mee te dingen naar een begeerd schilderij. Om daarna te ervaren hoe het voelt wanneer het werk naar een andere koper is gegaan…