Overwinning?
Het einde van de middeleeuwen betekende niet het einde van de pest, ook al lijkt deze geleidelijk te zijn verdwenen. De golven van de tweede pandemie bleven gedurende de zestiende en zeventiende eeuw door Europa rollen, tot op dat moment niet bedreigd door acties van overheden en in miasma gelovende artsen. Bovendien nam het aantal bronnen toe toen we in de vroegmoderne tijd kwamen en werd het hoge sterftecijfer, dat voor sommige landen voor de veertiende eeuw slechts hypothetisch is, steeds gemakkelijker te bewijzen.
De meest beruchte pestuitbraak na de Zwarte Dood was die in Londen in 1665, een catastrofe die door Daniel Defoe werd vereeuwigd in A Journal of the Plague Year (1722). Defoe’s werk heeft als inspiratie gediend voor verschillende latere beschrijvingen van de pest, en bezoekers van Londen worden tot op de dag van vandaag nog altijd aan de pest herinnerd. De pest is onderdeel geworden van toeristische attracties en van het bloedige, historische zelfbeeld van de stad – samen met de grote brand van 1666, de moorden van Jack the Ripper in 1888 en de Blitz tijdens de Tweede Wereldoorlog.
De laatste keer dat de pest West-Europa krachtig aanviel, was kort na 1720, toen er een epidemie woedde in Marseille. De laatste keer dat Noordoost-Europa werd getroffen, was in 1770-1772, toen Rusland en Polen werden geteisterd. Pas na 1830 waren de gebieden van het Ottomaanse Rijk op de Balkan vrij van de ziekte.
De pest is overwonnen – voor zolang het duurt
De verdwijning van Yersinia pestis van ons continent is een mysterie. Niemand weet waarom hij in het midden van de achtste eeuw verdween, en niemand weet waarom hij bij zijn terugkeer duizend jaar later onze voorouders met rust liet. Er zijn meer dan genoeg potentiële verklaringen, maar het definitieve antwoord moet nog worden gegeven.
Een algemeen antwoord op de vraag waarom de pest verdween, is verwijzen naar de opkomst van vroegmoderne staten, meer bepaald de fase die wordt gekenmerkt door absolutisme (koninklijke autocratie) en verlicht despotisme. De staatsmacht in West- en Centraal-Europa werd in de zeventiende en achttiende eeuw beduidend sterker dan voorheen, wat meer overheidsinstanties en grotere controleapparaten betekende. Noord-Italië, en vervolgens andere landen, creëerden een systeem van bewakingslijnen om de pest te stoppen. Het verkeer op de Middellandse Zee werd in de gaten gehouden door middel van gezondheidspassen voor reizigers, quarantaines, pestziekenhuizen en een informatiesysteem. De meest uitgebreide barrière tegen de pest was de zogenoemde militaire grens (Lat. confinium militare), een brede zone die het Habsburgse rijk in Centraal-Europa scheidde van het Ottomaanse Rijk op de Balkan en in Klein-Azië.
Vóór de achttiende eeuw had deze militaire grens, zoals de naam al suggereert, een duidelijk militair doel: een bolwerk van vrije boerensoldaten, vooral Serviërs, tegen de Turkse opmars. In Kroatië was in de jaren 1530 al een eerste bufferzone aangelegd, van de Adriatische kust tot aan de rivier de Drava landinwaarts. Daarna werd de zone geleidelijk uitgebreid in Slavonië (1702), Banat (1742) en Transsylvanië (1764). In de achttiende eeuw, toen de dreiging van het Ottomaanse Rijk minder acuut werd, kreeg de bufferzone vooral als taak Oostenrijkers, Hongaren, Kroaten, Roemenen en andere Habsburgse onderdanen tegen de pesthaarden in het zuiden te beschermen. Dit quarantainegebied, van de Adriatische Zee tot de grens met het prinsdom Moldavië, was qua oppervlakte het meest uitgestrekte op ons continent.
Vergelijkbare quarantainemaatregelen, zij het op minder grote schaal, werden in Noord-Europa toegepast. Volgens onderzoekers als Ole Georg Moseng (Noorwegen) en Per-Gunnar Ottosson (Zweden) is dat de belangrijkste reden waarom de pest in de Scandinavische landen in de achttiende eeuw werd verslagen. De steeds machtiger wordende staten hadden langzamerhand de verantwoordelijkheid voor de volksgezondheid op zich genomen, en dat loonde uiteindelijk.
Maar kan de quarantainewetgeving echt alle ratten en vlooien hebben gestopt? Dat valt te betwijfelen. Maar het is wel zo dat het verband tussen quarantaine en de afname van de pest te opvallend is om volledig willekeurig te zijn. Hoewel de quarantainevoorschriften verre van perfect waren, hadden ze zeker enig effect. Mensen die met pest besmette vlooien bij zich droegen, mochten niet in contact komen met gezonde mensen.
Zoölogische veranderingen
Een ander antwoord, ook niet het meest bevredigende, is te verwijzen naar zoölogische veranderingen. Vanaf de achttiende eeuw werd de zwarte rat een steeds zeldzamer dier in Noord-Europa. De bruine rat, die in de achttiende eeuw zijn intrede deed, is nog wel in het land en kan weliswaar door de pest worden getroffen, maar hij is timide en leeft niet zo dicht bij de mens, wat het risico op infectie aanzienlijk vermindert. Helaas ondersteunt de chronologie deze hypothese niet: er waren in de negentiende eeuw nog heel wat zwarte ratten in Noord-Europa en tegen die tijd was de pest allang verdwenen.
Aan deze factoren moeten we de geleidelijk verbeterde sanitaire voorzieningen, de sanering van sloppenwijken en de nieuwe woningen toevoegen die in de tweede helft van de negentiende eeuw werden gebouwd. Het is duidelijk dat het daardoor niet alleen voor ratten maar ook voor vlooien steeds moeilijker werd om hun potentiële menselijke slachtoffers te bereiken. Deze veranderingen in Europa, in combinatie met de medische vooruitgang, verklaren waarom ons continent de volgende grote aanval van de pest, de zogenoemde derde pandemie rond 1900, heeft overleefd.
De derde pandemie
De oorsprong van de derde epidemische vloedgolf is, in tegenstelling tot die in de zesde en veertiende eeuw, vrij gemakkelijk te traceren. De derde pandemie begon in 1855 in Yunnan in het zuiden van China en had in 1894 de kuststeden Hongkong en Kanton bereikt. In de strijd tegen deze plaag ontdekten Alexandre Yersin en Shibasaburo Kitazato de pestbacterie. Ze deden hun ontdekkingen rond dezelfde tijd, maar de bacterie werd vernoemd naar Yersin: Yersinia pestis.
De derde pandemie, die duurde tot rond 1940, eiste de meeste slachtoffers in arme delen van de wereld waar moderne hygiëne ontbrak en die extra kwetsbaar waren geworden door uitbreiding en verbetering van de communicatie, inclusief spoorwegen en stoombootroutes. De bacterie kon sneller en efficiënter dan ooit de wereld rondreizen. In 1896 bereikte de pest Bombay, in 1897 Suez, in 1898 Madagaskar, in 1899 Alexandrië, Japan, de Oost-Afrikaanse kust en Portugal, in 1900 Manilla, Sydney, Glasgow en San Francisco. In 1908 werd Hawaï, in 1911 Java en in 1914 Ceylon aangevallen. Na vanaf 1935 tijdelijk verdwenen te zijn uit India, keerde hij daar terug in 1948-1949 en 1952.
Vooral India werd zwaar getroffen door de derde pandemie, met meer dan 12,7 miljoen doden tussen 1898 en 1957, wat leidde tot uitgebreid onderzoek door Britse artsen. De kennis die we vandaag hebben over het verband tussen vlooien, ratten en mensen komt voor een groot deel voort uit dit onderzoek naar de epidemieën in het India van rond de vorige eeuwwisseling. Een ander zwaar getroffen gebied was Mantsjoerije, waar pestzieke marmotten de ergste longpestepidemie in de geschiedenis veroorzaakten. Europa kwam er heel genadig vanaf. Het zwaarst getroffen werd Portugal. In Parijs stierven van 1918 tot 1920 niet meer dan honderd mensen aan de pest.
Tegenaanvallen
In de twintigste eeuw werd de pest op alle getroffen continenten geconfronteerd met frontale tegenaanvallen. Campagnes tegen ongedierte – ratveilige opslag, insecticiden, enz. – droegen bij aan het verminderen van het aantal contactmogelijkheden voor pestbacteriën. Wie hieruit concludeert dat de pest is uitgeroeid, heeft het mis. De plaag is springlevend onder knaagdieren. Nooit eerder hebben wereldwijd zoveel knaagdierpopulaties met enzoötische pest geleefd als in onze tijd, een duidelijk gevolg van het wereldwijde transportsysteem dat de derde pandemie mogelijk maakte.
Van tijd tot tijd doemt de pest op en maakt vervolgens slachtoffers, zij het niet in dezelfde mate als in het verleden. Zo brak in 1967 in Nepal een kortstondige epidemie uit waardoor 26 mensen overleden. Jaarlijks worden in het westen van de Verenigde Staten een tiental mensen besmet met de pest, waar de ziekte zeer sterk geworteld is in knaagdiergemeenschappen. Dit zijn voornamelijk jagers die door hun contact met dieren aan infectie worden blootgesteld en daardoor de ziekte oplopen. Onder de leden van de Navajo Nation komen af en toe uitbraken van builenpest voor als gevolg van contact met geïnfecteerde prairiehonden.
Omdat wilde knaagdieren deel uitmaken van het ecosysteem, zijn zij vatbaar voor de verstoringen die mensen in de natuur veroorzaken, wat kan leiden tot sporadische uitbraken van de pest op momenten dat en waar we die het minst verwachten. Zo werd het Amerikaanse leger in de jaren zestig van de twintigste eeuw onaangenaam verrast toen tijdens aanvallen op de Vietcong-guerrillastrijders in Vietnam de builenpest uitbrak (5568 gevallen in 1967). Uncle Sam had met veel dingen rekening gehouden, maar niet met de Zwarte Dood…
Een andere gevarenzone betreft de voormalige Sovjetrepublieken in Centraal-Azië. Aan de rand van deze regio’s, van de Kazachse steppe tot het zuiden van Oekraïne, komt de pest van nature in Europa voor. Dankzij volhardende campagnes tegen knaagdieren in dit gebied is het risico dat de ziekte de bevolking van deze voormalige Sovjetrepublieken treft aanzienlijk afgenomen. Maar de ziekte is nog niet uitgebannen: zo nu en dan slaat de pest toe.
Mogelijk is dit gebeurd terwijl ik aan de eerste editie van dit boek werkte. Op 11 augustus 1999 meldde de Zweedse krant Dagens Nyheter dat de builenpest in Kazachstan het eerste slachtoffer in vijfentwintig jaar had geëist:
Een dertienjarige jongen is overleden aan de ziekte, meldt persbureau Itar-Tass, dat autoriteiten in de hoofdstad Alma-Ata citeert. De overleden jongen is in drie maanden tijd de derde die besmet is geraakt. Een vlo zou hem hebben besmet. Ongeveer twintig familieleden en vrienden, evenals degenen die contact met hem hadden in het ziekenhuis, zijn onder toezicht geplaatst. Er is een campagne gestart tegen insecten en knaagdieren die de builenpestbacterie in Kazachstan verspreiden. Voor dit doel is het equivalent van 400.000 wkronen gereserveerd voor een campagne in het gebied waar het risico op builenpest het grootst is. Maar dat bedrag is belachelijk klein, omdat het risicogebied 40 procent van het oppervlak van Kazachstan beslaat, schrijft Itar-Tass. Het persbureau schrijft dat experts het epidemierisico inschatten als hoog. TT-AFP, Moskou
Risico
Er bestaat dus een zeker risico, als men een ‘worstcasescenario’ als uitgangspunt neemt, dat de pest vanuit het zuidoosten richting onze breedtegraden zal kruipen. Dit gevaar is echter zo extreem klein dat we daar niet wakker van hoeven te liggen. Meldingen zoals de bovenstaande komen vaker voor dan je wellicht denkt en tot dusver zijn grote plagen uitgebleven. Uitbraken van pest zijn de afgelopen decennia gemeld uit allerlei landen, waaronder Brazilië, Madagaskar en China. In het begin van de jaren negentig deden hardnekkige geruchten de ronde dat de infectie zich verspreidde vanuit rattenkolonies op de bodem van het drooggevallen Aralmeer en dat de mensen daar in de buurt nu moesten boeten voor de ecologische ramp die de Sovjet-Unie door een gebrek aan milieubewustzijn had veroorzaakt.
Het risico van een nieuwe Zwarte Dood, die zich verspreidt naar de Krim of Kiev en vervolgens naar de mediterrane wereld en West-Europa, is dus klein. Als iemand op ons continent vandaag ziek wordt door de pest, kun je er vrij zeker van zijn dat hij of zij de ziekte heeft opgelopen door contact met pesthaarden op andere continenten. Tegenwoordig is het geen ramp als je builenpest krijgt, we hebben medicijnen die de ziekte zonder al te veel complicaties kunnen genezen. Iedereen die zich per se zorgen wil maken over epidemieën, kan zich beter laten informeren over tropische virusziekten of wachten op de jaarlijkse griep.
Tenzij er een duivelse mutatie plaatsvindt in de domeinen die worden gedomineerd door bacteriën, vlooien en knaagdieren, lijkt de pest een van de plagen te zijn waarop de mens zich kan beroemen dat hij die overwonnen heeft. De Zwarte Dood behoort tot de geschiedenis.