Rust, leegte en belofte, dat trof de Brits-Joodse pelgrim Herbert Bentwich aan toen hij in 1897 Palestina bezocht. De welgestelde victoriaanse gentleman uit Londen was de aanvoerder van een zionistische delegatie die in het land van haar verre voorvaderen de mogelijkheden voor kolonisatie onderzocht. Dat hun Heilige Land al bewoond werd door Arabieren, daar hadden de delegatieleden geen boodschap aan.
Herbert Bentwich, die zich 1929 in het huidige Israël vestigde en daar drie jaar later overleed en begraven werd, is de overgrootvader van Ari Shavit (1957). Hij is een prominente journalist van het invloedrijke Israëlische links-liberale dagblad Haaretz. In Mijn beloofde land treedt hij in de voetsporen van zijn overgrootvader en beschrijft hij het grillige pad dat loopt van de negentiende-eeuwse missie van Herbert Bentwich naar de hedendaagse staat Israël. Als een rode lijn door zijn boek loopt het Palestijns-Israëlische conflict, waarbij een centrale rol is weggelegd voor de in Centraal-Israël gelegen kibboets Hulda.
Er zijn tijden geweest dat Palestijnse dorpelingen en Joodse pioniers in Hulda in vrede naast elkaar leefden. Voor de Joden was Hulda de naam van hun in 1908 gestichte kibboets, voor de Arabieren was het al generaties lang de naam van hun dorp. De grond waar de Joodse immigranten hun landbouwkolonie stichtten kochten ze van Arabieren. Ze bouwden er een herenhuis en legden een olijvengaard aan, beide ter nagedachtenis aan de in 1904 overleden Oostenrijks-Joodse ideoloog Theodor Herzl, de vader van het zionisme. In de zomer van 1929 ging het voor het eerst mis. De boerderij werd in brand gestoken door Arabieren, die de aanwezigheid van Joden op wat zij als hun grond beschouwden niet langer duldden. De Joodse bewoners werden verdreven.
Het duurde niet lang voordat er Joden terugkeerden in Hulda. Bij de olijvengaard vestigden ze een zionistische commune. Achttien jaar leefden de gematigde en socialistische zionisten vervolgens in harmonie met hun Arabische buren. Het dorp en de commune deelden de waterput en de Joden kochten groente van de Palestijnen, die op hun beurt weer door de Joden voorzien werden van medicijnen en medische hulp. De Joden en Arabieren ontvingen elkaar in hun gemeenschapsruimten en er ontstonden vriendschappen tussen hen, ook al waren ze nog zo verschillend. Aan deze idylle kwam in april 1948 een abrupt einde, toen Joodse militairen het dorp met mortieren bestookten en de Palestijnse bewoners verdreven. Een groot deel van de aldus veroverde grond werd bij de commune gevoegd.
De Joodse aanval was het gevolg van de toegenomen spanningen tussen de Joden en de Palestijnen na het VN-delingsplan van 1947. Het plan om het Britse Mandaatgebied Palestina te verdelen tussen de Joden, wier behoefte aan een eigen staat na de Tweede Wereldoorlog alleen maar groter was, en de Palestijnen werd door Arabische nationalisten niet geaccepteerd en er brak een guerrilla-oorlog uit tussen Palestijnse en Joodse milities. Toen op 31 maart 1948 een Joods konvooi, dat vanuit Hulda onderweg was naar het belegerde Jeruzalem, aangevallen werd door Arabieren en daarbij 22 Joden vermoord werden, was de maat vol voor David Ben-Gurion, die enkele weken later de eerste premier van Israël zou worden. Hij gaf het zionistische leger de opdracht alle Arabische dorpen aan de weg naar Jeruzalem, waaronder Hulda, te veroveren.
De toen in bezit genomen grond werd door de op 14 mei 1948 uitgeroepen staat Israël niet meer teruggegeven. Bulldozers walsten de akkers en huizen plat, waardoor de herinnering uitgewist werd aan de vele generaties Palestijnen die er werkten en leefden. Jaren later, in het voorjaar 1993, bezocht Ari Shavit de restanten van het Palestijnse dorp, daarbij vergezeld door zijn Palestijnse vriend Jamal, die hier geboren is. “Hulda, Hulda. Niets ter wereld is zo mooi als de grond van Hulda”, zo sprak Jamal zachtjes, terwijl ze in de auto over een landweggetje richting zijn geboortegrond reden. Daar aangekomen toonde de Palestijn met pijn in zijn hart de hoop puin die ooit zijn huis was geweest. Weer later, tijdens het schrijven van zijn boek in 2013, bezocht de Israëlische journalist de locatie opnieuw. Wijnvelden en luxe villa’s in aanbouw voor welgestelde Joden waren in de plaats gekomen van het eens utopische Hulda, waar Arabieren en Joden leken te werken aan een gezamenlijke toekomst.
Terwijl hij vanaf een heuvel uitkeek over de Hulda-vallei kwam Shavit tot een inzicht dat zijn kijk op de politiek van zijn land veranderde. Jarenlang had hij zich als progressieve Israëliër verzet tegen de Israëlische nederzettingen in de Westelijke Jordaanoever, territorium dat door de VN in 1949 toegewezen was aan de Palestijnen. Ofra, één van de eerste van deze nederzettingen, vergelijkt hij in zijn boek met “een buitenbaarmoederlijke zwangerschap. De conceptie vond plaats buiten de kaders van het staatsrecht, buiten de grenzen en buiten de soevereiniteit van de staat.” Maar in Hulda ervoer hij dat niet Ofra (lees: het nederzettingenbeleid) de kern van het Palestijns-Israëlische conflict is. “Hulda is het eigenlijke probleem”, zo concludeert hij. Met andere woorden: het is naïef om als Israëliër het nederzettingenbeleid te bekritiseren, terwijl het hele land gegrondvest is op een beleid van kolonisering en verdrijving van in totaal 700.000 autochtone bewoners, waarvan zijn vriend Jamal uit Hulda er slechts één was.
Dit inzicht vormt de kern van de complexiteit van het Palestijns-Israëlische conflict. Ook wanneer Israël besluit de nederzettingen op te heffen en zich terug te trekken achter de grenzen van 1949 dan maakt dat het onrecht niet ongedaan van de Palestijnen die verdreven werden uit hun dorpen die binnen die grenzen vielen. Het land teruggeven aan de Palestijnen is echter ook geen optie, want dan zouden de Israëliërs hun bestaan opgeven waar ze al die tijd zo hard voor vochten en werkten. De uitgestrekte sinaasappelplantages waar Joodse boeren hun ziel en zaligheid in stoppen, de moderne steden met hun wilde uitgaansleven en de hightech-centra met hun knappe koppen; Shavit beschrijft in zijn boek al deze plekken en is trots op wat zijn land bereikt heeft, te midden van een vijandige omgeving en in een dor gebied. Ook hij wil dat niet opgeven. “Ik ben als Israëliër geboren, ik leef als een Israëliër en ik zal als een Israëliër sterven”, zo schrijft hij vol overtuiging.
Hoopgevend zijn de woorden van Shavit niet als hij zich bezint over het Palestijns-Israëlische conflict. “Hulda biedt […] geen oplossing. Hulda is ons noodlot”, zo benadrukt hij. “Om vrede tussen de twee volken in dit land te bewerkstelligen is waarschijnlijk meer nodig dan een mens kan opbrengen.”
Onoplosbaar
Een één-staatoplossing, waar Joden en Palestijnen gelijke rechten hebben en in vrede met elkaar samenleven, komt het dichtst bij de idealen van Shavit. Dus zoals de Joden en Palestijnen een tijd lang in Hulda met elkaar samenleefden, maar juist dit voorbeeld toont de kwetsbaarheid van deze oplossing. Het zal Shavit en zijn vriend Jamal wel lukken om gebroederlijk samen te leven, maar het zijn de hardliners aan beide zijden die zich hiertegen hevig zullen verzetten, zoals het verleden aantoont. Helaas komen in het boek van Shavit vooral weldenkende en gematigde mensen aan het woord, veelal leden van de elite. Wanneer de schrijver ook een stem had gegeven aan de radicalen had hij zijn lezers nog duidelijker kunnen maken hoe onoplosbaar het conflict eigenlijk is.
Mijn beloofde land is geen wetenschappelijk beschrijving van de ontstaansgeschiedenis van Israël, maar een persoonlijk relaas van een intelligente Israëliër over het (nood)lot van zijn land. Het meeslepend geschreven boek heeft qua opzet en schrijfstijl wel wat weg van Geert Maks De eeuw van mijn vader, waarin Mak aan de hand van zijn familiegeschiedenis het verhaal vertelt van Nederland in de twintigste eeuw.
Terwijl Maks boek echter vooral verhalend is, is dat van Shavit veel meer uitgesproken en betrokken. Onverbloemd beschrijft de auteur het onrecht dat uit naam van zijn land geschiedde (en nog steeds geschiedt), maar tegelijkertijd wil hij de lezer overtuigen van het bestaansrecht van zijn land.
Na bijna 2000 jaar diaspora en vele perioden van verbanning en vervolging – met de Holocaust als dieptepunt – had het Joodse volk in 1948 eindelijk een eigen staat, die zich ook nog eens ontwikkelde tot een moderne, welgestelde en hoogopgeleide democratie in een regio vol dictaturen. Op overtuigende wijze weet de schrijver Israëls triomfen te benoemen, maar toont hij tegelijkertijd de tragiek die onlosmakelijk verbonden is met zijn land en wijst hij op de bedreigingen voor de toekomst. Door zijn oprechte en objectieve blik is het boek een aanrader voor de lezer die wordt beziggehouden door dit onderwerp, of die nou pro-Israël, pro-Palestina of iets daartussen is.
Boek: Mijn beloofde land – Ari Shavit