‘Als ich can’ is de lijfspreuk die Jan Van Eyck (rond 1390 –1441) op de kaders van zijn werk schildert. Jan Van Eyck, de fijnschilder van het wereldberoemde altaarstuk ‘Lam Gods’, die verbluffende beelden wist op te bouwen, die de schilderkunst wist te hervormen. Een man die zijn tijd vooruit was. Een hofschilder en tevens diplomaat. Gent bouwt rond het artistieke genie een tentoonstellingsparcours dat eveneens toeristische tentakels heeft.
Jan Van Eyck is nooit in de duistere plooien van de kunstgeschiedenis verzonken. Zijn glorie blijft eeuwenlang schijnen. Tot nu. En terecht. Toch is de man/de artiest ook een mysterie waarrond mythes zijn ontstaan.
Hoogstwaarschijnlijk stamt de familie Van Eyck uit Maaseik in het toenmalige prinsbisdom Luik. Het is dus dwaas en historisch incorrect om de familie Van Eyck als ‘Vlaams’ te bestempelen. In dat Maaseik treedt de dochter van Jan, Livina Van Eyck, in 1449, in het Agneten slotklooster. Ze is amper veertien jaar. Jan had overigens nog twee broers, Hubert en Lambert en een zus Margareta. Alle telgen Van Eyck, ook de zus, waren schilders, mogelijk opgeleid door hun vader. Jan kreeg mogelijk een opleiding als miniaturist onder meer voor gebedenboeken. Met zijn oudere broer Hubert begon Jan het beroemde altaarstuk ‘Het Lam Gods’ en heeft het na zijn dood voltooid. Meer nog: de broers zouden er zichzelf op hebben afgebeeld. Zouden, want het paneel met hun getooide hoofden – Jan draagt een zwarte kaproen, toen een hippe tulbandachtige hoofddoek – werd in 1934 gestolen. Sedertdien zijn onderzoekers en snuffelaars nog altijd geestdriftig op zoek naar dat paneel van die ‘Rechtvaardige Rechters’. De broers, geportretteerd op dat paneel, zien zichzelf dus als rechtvaardig en in staat om een oordeel te vellen.
Rond dat meesterwerk dat zich nog in de St Baafskathedraal in Gent bevindt, is de tentoonstelling opgebouwd. In 2012 startte immers de uitgebreide restauratiecampagne voor dit veelzijdig luikenwerk dat Jan in 1432 beëindigde.
‘Verrukt door alchemie’
De Italiaanse kunstcriticus Giorgio Vasari beschrijft – ruim een eeuw later – Van Eyck als ‘verrukt door alchemie’ en…
‘…dat hij in zijn werkplaats aan een Brugs kanaal, omringd door kaarslicht, het nieuwe idee van olieverf bekokstoofde’.
Van Eyck ontdekte echter helemaal niet het geheim van olieverf. Reeds in de twaalfde eeuw werd met die techniek geschilderd maar Van Eyck verbeterde het procedé zodat de verf veel dunner en handiger, gewilliger, hanteerbaarder werd. Zijn olieverf droogde ook vlugger, zodat er niet getalmd werd met het schilderen. Het resultaat daarvan is onder meer te zien in de witte, flinterdunne lendendoek in het schilderij ‘Kruisiging’ (rond 1430). De ‘kroonjuwelen’ van de gekruisigde Christus zijn zelfs door de transparante gaas zichtbaar. Ook met die vermenselijking van het christelijke Godsbeeld toont Jan Van Eyck zich een voorloper en kondigt hij al vroeg de Renaissance aan.
Zijn olieverftechniek heeft overigens nog altijd niet al haar geheimen prijsgegeven. Bovendien was zijn procedé ‘staatsgeheim’ want die nieuwe techniek mocht de grenzen van het toenmalige hertogdom Bourgondië niet overschrijden. Op diefstal van dit schildersgeheim stond zelfs de doodstraf. Dit soort innovatief vakmanschap straalde immers af op de toenmalige heerser(s) en het verhoogde de uitstraling van het economisch welvarende Bourgondië van die tijd. Nieuwe techniek maar ook bloeiende (textiel)nijverheid komen ook tot uiting in de weergaloze weergave van de texturen van kledij en tapijten, van aardewerk, van objecten in allerlei materialen en vooral de weerspiegeling en het breken van het licht. Details vaak voor een ongeoefend oog, zoals de flikkering van de edelstenen, robijnen en saffieren, die de mantel van de Engel Gabriël van de Annunciatie, omzomen. Gelukkig kunnen hedendaagse technieken die schilderkunstige nauwgezetheid uitvergroten maar ze maskeren de magie niet. Van Eyck omhelst nog altijd veel mysterie. En dat is net de charme.
Werkelijkheid
Het oog, het brein en de hand zijn de basis van het genie van Van Eyck. Jan had een onovertroffen observatievermogen. De realistische weergave (of de illusie daarvan) van de wereld deed tijdgenoten verstommen. Italiaanse tijdgenoten stonden toe te kijken hoe Van Eyck met perspectief ‘goochelde’. Het is op een (schijnbaar) intuïtieve en atmosferische manier, terwijl de Italianen zelf via een strak mathematische methode het perspectief in hun schilderijen inbrachten. Vergelijkingen met paneeltjes van tijdgenoot Fra Angelico behoeven zelfs geen woorden. Jan schildert schijnbaar realistisch maar in werkelijkheid ‘sampelt’ hij verschillende elementen tot één geheel. De onwerkelijkheid die zo werkelijkheid wordt. Illusies die zo waar lijken. Hoe kunst-matig kan kunst zijn? En dat zonder afbreuk eraan te doen.
Als een van de eersten brengt Jan Van Eyck ook landschapselementen in zijn huisdecors binnen. Via een open venster is een stukje stad zichtbaar. Daarmee is Jan Van Eyck de grondlegger van de landschapsschilderkunst waarmee deze contreien eeuwen later furore maken.
Illusionist
Nog meer verbluffend vakmanschap zijn de afbeeldingen van ‘marmeren’ heiligen. Jan Van Eyck schildert niet enkel de kwaliteit van het marmer maar zet de kijker op het verkeerde been door de schilderijen als driedimensionale beelden in een nis te doen lijken. Een muisje zou zo rond de sokkel van het beeld kunnen lopen. Soms evoceert hij een zwart marmeren achtergrond waarin de weerschijn van het witmarmeren beeld is te zien. Soms piept een vleugel van de engel of de voet van de bijna naakte Adam (in de Zondeval op het Lam Gods) uit het ‘schilderskader’. Verdraaide illusionist, Jan Van Eyck!
Via het vernuftig vermengen van pigmenten creëert Van Eyck een zodanige lichtschakering dat hij geen kostelijke goudverf behoeft om helderheid te creëren. Maar dat technisch vakmanschap is gestoeld op eruditie, kennis van Latijn, noties Grieks, de kennis van de (verloren) illusionistische schilderijen van Apelles, de hofschilder van Alexander de Grote (rond 375/370 – eind 4e eeuw voor onze tijdrekening) en op een grondige kennis van geometrie en optica, onder meer de vertaalde werken van de Arabische wiskundige, fysicus en astronoom Alhazen (rond 965 – rond 1040), of van John Pechams (rond 1230 – 1292).
Jans onderlegdheid werd zelfs opgemerkt (in 1435) door de Bourgondische hertog Filips de Goede (1396 – 1467):
‘We zullen nooit zijn gelijke vinden, zo uitmuntend in zijn kunst en wetenschap.’
De staatsman (van een groeiend territorium) besefte dat de schilder hem nuttig kan zijn. In 1425 al had Jan van de hertog een patentbrief gekregen. Daarmee werd hij benoemd tot hofschilder en zelfs kamerheer. Dit voorrecht bepaalt dat de kunstenaar toegang krijgt tot de privévertrekken van de vorst en dus tot het kleine cenakel van getrouwen. Het was bovendien een positie met een forse verloning. Het betekende ook gunstige werkomstandigheden, zelfs voor privé-opdrachten, zoals het voltooien van het spektakelretabel ‘Lam Gods’, een promotiestunt van/voor de schepen-koopman Joos Vijd.
Brug
Maar een geniale hofschilder straalt ook af op de hertog. Voor hem is Van Eyck een machtsinstrument. Vermoedelijk heeft Jan Van Eyck ook ontwerpen gemaakt voor hertogelijke optochten, blijde intredes en zelfs van Bourgondische hoffeesten die hun naam alle eer aandeden. Maar Jan krijgt meer missies en zelfs delicate. Zo reist hij zelfs naar Lissabon om de aanstaande eega van de hertog te portretteren zodat de bruidegom een idee heeft hoe Isabella er uitziet. Min of meer toch want de huidige reproductie van de twee verloren portretten geeft geen flatterend beeld van de bruid.
Mogelijks kreeg Jan ook diplomatieke en geheime opdrachten. Trok hij in opdracht van de vorst naar Jeruzalem, het Heilige Land, om een volgende kruistocht voor te bereiden? De Ottomanen rukten immers alsmaar meer op naar West-Europa; ze hadden al Constantinopel veroverd. Werd de kunstenaar uitgestuurd als informant, onderhandelaar of als spion? Of moest hij op zoek gaan naar handelsposten, commercieel belangrijk voor de uitvoer van Vlaams laken? Die rol blijft wazig, net als heel wat blinde vlekken in zijn biografie.
Maar Van Eyck maakt de brug tussen de late middeleeuwen en de vroegere Renaissance. Als eerste signeert Jan Van Eyck zijn werken. Hij geeft de christelijke goden een menselijk tintje; kleedt zijn personages op een hedendaagse wijze; geeft aan de portretten een psychologische finesse. Bijna fotografie.
Met Jan Van Eyck, de vakman – artiest, wordt kunde kunst.
~ Eliane Van den Ende
Historica en cultuurjournaliste