Het Mauritshuis in Den Haag start een groot onderzoek naar zijn naamgever: Johan Maurits van Nassau-Siegen (1604-1679), gouverneur-generaal van de kolonie Nederlands-Brazilië. In de zeventiende eeuw was hij nauw betrokken bij de trans-Atlantische slavenhandel. De afgelopen jaren werd het museum verschillende keren opgeroepen meer aandacht te besteden aan het verleden van de prominente WIC-medewerker. Met het aangekondigde onderzoek en een kleine tentoonstelling komt het Mauritshuis tegemoet aan die wens.

“Waarom staat het bijvoorbeeld nergens op de officiële website van het Mauritshuis? Of in het zogenaamd ‘educatieve’ materiaal dat door het Mauritshuis wordt aangeboden? Ook in alle berichtgeving over de verbouwing van het Mauritshuis is deze geschiedenis weg-gepasteuriseerd.”
Het opiniestuk bracht emeritus hoogleraar Piet Emmer, gespecialiseerd in het Nederlands slavernijverleden er toe ook in de pen te klimmen. Emmer verweet Özdil het verleden te bekritiseren met de waarden en normen van vandaag en wees er verder op dat de slavenhandel in Nederlands-Brazilië helemaal niet zo winstgevend was als werd beweerd.
Discussie over een buste
Begin vorig jaar was het Mauritshuis opnieuw onderwerp van discussie. De verwijdering van een borstbeeld van Johan Maurits uit de foyer van het museum maakte de tongen los en leidde zelfs tot Kamervragen. De PVV sprak van een “politiek correcte beeldenstorm” en de VVD gaf aan de verwijdering absurd te vinden. VVD-politica Antoinette Laan verwoordde haar ongenoegen als volgt:
“Uiteraard is slavernij in het huidige tijdsgewricht totaal onacceptabel, maar het feit dat je zo’n buste van degene die de naam geeft aan het gebouw weghaalt, betekent eigenlijk dat je je eigen geschiedenis aan het wegschrijven bent.”
Verschillende kanten

Waar de WIC-bestuurder in Nederland de laatste jaren vooral ter discussie staat vanwege zijn betrokkenheid bij de slavernij, staat hij in Brazilië juist bekend als een ‘verlicht’ bestuurder die, samen met kunstenaars, architecten en wetenschappers, een deel van Brazilië letterlijk en figuurlijk in kaart bracht. Ook het feit dat onder Johan Maurits een betrekkelijk grote religieuze vrijheid gold, heeft bijgedragen aan een positief imago. In Nederlands-Brazilië kon het katholiek geloof inderdaad openlijk beleden worden en opende zelfs een synagoge de deuren (de eerste in dit werelddeel).
In Nederland was het beeld van Johan Maurits ook lange tijd overwegend positief. De graaf droeg zelf actief bij aan zijn positieve imago. Toen hij terugkeerde vanuit Nederlands-Brazilië gaf hij Casparus Barlaeus opdracht een boek over zijn leven te schrijven. In dit Rerum in Brasilia et alibi gestarum (1647) worden de prestaties van de graaf lovend beschreven. Een objectieve bron is het niet. Johan Maurits was niet alleen opdrachtgever, hij redigeerde ook de tekst.
Dat het Mauritshuis tot nu toe vooral aandacht besteedde aan de invloed van de graaf op kunst en wetenschap is niet zo vreemd. Het Mauritshuis is in de eerste plaats immers een kunstmuseum. Het maatschappelijk debat dat sinds de heropening van het museum in 2014 woedt, maakt echter dat het museum nu ook expliciet stil wil staan bij het koloniale verleden van Johan Maurits en een vollediger beeld wil schetsen.
Voor de tentoonstelling benaderde het Mauritshuis ruim veertig experts uit binnen- en buitenland die ieder vanuit een andere invalshoek verhalen vertellen bij kunstwerken uit de collectie die een link hebben met Johan Maurits. Het museum hoopt zo een “geschakeerd beeld” te geven op basis waarvan bezoekers zelf een eigen perspectief kunnen vormen.
Op kleine touchscreens bij de objecten zijn bijdragen van experts te lezen. Ook Piet Emmer en Zihni Özdil verleenden hun medewerking. Bij een bekend portret dat Jan de Baen ongeveer dertig jaar na Johan Maurits’ gouverneurschap van Nederlands-Brazilië maakte, vindt Emmer het logisch om stil te staan bij de inspanningen die de WIC-bestuurder verrichtte om kunst en wetenschap in de kolonie te bevorderen. Özdil ziet in het portret niet alleen een trots en zelfverzekerd, maar ook een “ondeugend” gezicht. Waar die blik vandaan komt weet het Kamerlid wel:
“Dat moeten we opzoeken bij Amerikaanse, Engelse of Braziliaanse historici. José Antonio Gonsalves de Mello schreef al in 1947 dat de Nederlandse schepen waarmee tot slaaf gemaakte Afrikanen naar Brazilië werden vervoerd “drijvende doodskisten voor hun deerniswekkende passagiers” waren. Dat wij er in Nederland nog steeds moeite mee hebben om onze eigen geschiedenis volledig onder ogen te zien, maakt de gezichtsuitdrukking van Johan Maurits in dit portret zeer actueel.”
Emmer verzwijgt Johan Maurits’ rol in de slavenhandel niet, maar vindt het niet zo opvallend dat de bestuurder betrokken was bij de slavernij.
“Er was geen collega-gouverneur in welke tropische kolonie dan ook, die het anders deed.”
Wél bijzonder was volgens hem de gedrevenheid waarmee Johan Maurits de kolonie liet schilderen en de wetenschap bevorderde. Hij liet niet alleen kunstschilders en tekenaars, maar ook botanisten en astronomen naar Nederlands-Brazilië overkomen.

Twee Afrikaanse mannen
Een van de blikvangers in de tentoonstelling is Rembrandts Twee Afrikaanse mannen (1661). Onderzoek heeft aangetoond dat de op dit werk afgebeelde mannen mogelijk een link hebben met Nederlands-Brazilië. Lea van der Vinde, conservator van het Mauritshuis en mede-samensteller van de tentoonstelling:
“Recent onderzoek laat zien dat in zeventiende-eeuws Amsterdam een gemeenschap bestond van vrije Afrikaanse mannen en vrouwen. Toen in 1654 een einde kwam aan Nederlands-Brazilië nam het aantal mensen met Afrikaanse wortels in de Republiek toe. De twee mannen die Rembrandt schilderde, zijn waarschijnlijk in Amsterdam terecht gekomen via de WIC – in slavernij of als betaalde matroos of soldaat.”
Tekenend voor het huidige maatschappelijk debat over het koloniale verleden en de omgang met het slavernijverleden is overigens dat het werk van Rembrandt recent is omgedoopt. Tot voor kort heette het werk officieel Twee Moren.

‘Bloedsuiker!’
Veel slaven die in de Nederlandse kolonie belandden kwamen te werk op suikerplantages. Het huis dat Johan Maurits in 1644 vlakbij het Binnenhof in Den Haag liet bouwen, werd door zijn critici in de zeventiende eeuw daarom al “Suikerpaleis” genoemd. Het huis zou namelijk deels zijn gefinancierd met winsten uit de suikerhandel met Brazilië. Of dit werkelijk zo is, blijft de vraag. Volgens andere lezingen verdiende Maurits zelf namelijk niets aan de suikerhandel. Dat veel zwaar werk op de suikerplantages door slaaf gemaakte Afrikanen werd verricht, staat wel buiten kijf.

“Het brokje suiker op haar kinderstoel verbindt haar wereld met een andere, ver weg, een hele oceaan over, een wereld waar ze geen weet van heeft. Daar, in Brazilië, werken haar leeftijdsgenootjes en hun ouders hele dagen op de suikerrietplantage in de hete zon, in de suikerrietmolens en in het stookhuis waar de suiker gekookt wordt en waar ledematen zo maar pardoes afgehakt raken. Bloedsuiker!”
Startpunt

“Een moment om stil te staan bij de complexiteit van onze beeldvorming van het verleden, in het bijzonder die van Johan Maurits en Nederlands-Brazilië.”
Boek: The History of Brazil Under the Governorship of Count Johan Maurits of Nassau, 1636-1644