In 1943 nam de Amerikaanse psychiater en arts Leon M. Goldensohn dienst in het Amerikaanse leger. Vlak na de oorlog werd hij aangesteld als psychiater in de gevangenis in Neurenberg, waar toen de processen tegen 21 nazi-kopstukken plaatsvonden. Goldensohn zat dicht op dit hete vuur. Hij voerde tussen januari en juli 1946 talloze gesprekken met gevangenen en getuigen en onderwierp hen aan uitgebreide ondervragingen.
In 2004 verschenen Goldensohn Neurenbergse gespreksverslagen voor het eerst als The Neurenberg Interviews, een boek dat meteen in het Nederlands werd vertaald en in 2013 een zesde druk beleefde. Neurenberg-gesprekken. Nazi’s en hun psychiater, zoals de titel van de Nederlandse vertaling luidt, bevat uniek materiaal dat een belangrijke toevoeging vormt op de geschiedschrijving van de Neurenberg-processen.
Het materiaal is bijzonder omdat het gaat om systematisch gevoerde gesprekken van een professionele psychiater, waarin deze de ondervraagden zover weet te krijgen dat ze reflecteren op hun (eventuele) betrokkenheid bij oorlogsmisdaden. Goldensohn legt zo de diepere mentaliteit en motieven bloot van nazimisdadigers als Hermann Göhring, Julius Streicher, Rudolf Hess en Fritz Sauckel.
Grote dwaasheid
Een kernprobleem bij de processen was dat de belangrijkste kopstukken ontbraken. Adolf Hitler, Heinrich Himmler en Joseph Goebbels hadden zelfmoord gepleegd, Reinhard Heydrich en Martin Bormann waren omgekomen en Adolf Eichmann was gevlucht.
In de gespreksverslagen uitten de aangeklaagde nazi’s hun teleurstelling over de afwezigheid van de hoofdverantwoordelijken. Zo zegt Karl Döntiz bijvoorbeeld:
“De grote dwaasheid van dit proces is dat de twee mannen die verantwoordelijk waren voor enige misdaden, Hitler en Himmler, niet aanwezig zijn.” (47)
Tegelijk grepen de aangeklaagden de absentie van met name Adolf Hitler aan om hun bewering te staven dat ze slechts zijn bevelen opvolgden. Vrijwel alle nazi’s verwezen – als excuus – naar de onverbrekelijke eed van trouw die ze hadden opgelegd en niet wilden verbreken. Hermann Göring:
“Wij Duitsers beschouwen de eed van trouw als iets wat van het allergrootste belang is. Dit tribunaal begrijpt niet dat orders aannemen voor vrijwel alles wat je doet een legitiem excuus is. Het tribunaal vergist zich”. (163)
Idioten
De gespreksonderwerpen die Leon Goldensohn aansneed, begonnen vaak luchtig met vragen over jeugd, opleiding en huwelijk. Opmerkelijk is dat veel aangeklaagde nazi’s in Neurenberg een bovengemiddelde intelligentie hadden:
“De meesten bleken ‘goede huisvaders’ te zijn en velen hadden een uitstekende opleiding of een professionele training genoten. Een door [Gustave] Gilbert [een Neurenberg-psycholoog] uitgevoerde intelligentietest toonde aan dat op Streicher na alle beklaagden ‘bovengemiddeld intelligent’ waren (gemiddeld betekent een IQ van tussen de 90 en 110). Van de eenentwintig geteste gevangenen hadden er zeven een IQ van tussen de 130 en 140, en twee een IQ van meer dan 140.” (27)
Dit neemt uiteraard niet weg dat de nazi-partij ook talloze idioten aantrok: raszuivere antisemieten, pure nationalisten, meelopers, geestesgestoorden, mensen met een minderwaardigheidscomplex en wanhopige carrièretijgers.
Andere gespreksonderwerpen die de revue passeerden waren of ze geweten hadden van de vernietigingskampen (de meesten niet, maar Göring gaf toe), wat ze van Hitler vonden (volgens meerderen had hij een fenomenaal cijfergeheugen en had hij hen bedrogen), wat ze van de processen vonden, hun mening over de andere beklaagden en de plannen die ze hadden voor hun verdediging.
Sympathiek
Een paar nazi’s komen nog best ‘sympathiek’ over, voor zover je daarvan in dit geval kunt spreken. Bijvoorbeeld Hans Fritzsche, die uiteindelijk onschuldig werd bevonden door het tribunaal. Hij was geen antisemiet, had veel joodse vrienden, maar raakte verzeild in een systeem waarin je niet verzeild wilt raken. Fritzsche durfde volgens eigen zeggen openlijk in te gaan tegen hoge figuren als Goebbels en Himmler. Toen Fritzsche een verzoek indiende bij Himmler en deze daarop meermalen niet inging, deelde Fritzsche – die onder leiding van Joseph Goebbels op het ministerie van Propaganda werkte -, Himmler per brief mee dat hij alle SS-nieuwsberichten op de radio zou skippen. Zelf vertelde Fritzsche hierover het volgende:
“Twee dagen nadat ik deze brief had gestuurd, moest ik me bij Goebbels melden. Goebbels was opgewonden en zei dat Himmler mijn ontslag had geëist. Daarop antwoordde ik: ‘Ik heb naar kleine mensen altijd vriendelijke brieven geschreven, omdat kleine mensen geen grofheid kunnen verdragen, maar naar grote mensen heb ik harde brieven geschreven, omdat ze niet op vriendelijkheid reageren.’ Ik zei tegen Goebbels dat, als binnen de staat niet het systeem bestond om dingen anders dan anders te doen, ik graag het ontslag zou accepteren. Toen hij dat hoorde, verontschuldigde Goebbels zich en een paar dagen later kreeg ik een brief van Himmler waarin hij zijn verontschuldigingen aanbood en volledig tegemoet kwam aan de dingen die ik van hem had gevraagd.” (90)
Net als Fritzsche, wekken ook Franz von Papen (Buitenlandse Zaken) en Albert Speer (hoofdarchitect van Hitler) enige sympathie door hun intelligente reflecties op de nazitijd en de durf om toe te geven dat ze fout zaten.
Hitlersnorretje en hakenneus
Eén van de aangeklaagden die zeker geen sympathie opwekt, was de vadsige antisemiet Julius Streicher, bijna kaal en voorzien van een Hitlersnorretje en hakenneus. Streicher was de oprichter en uitgever van het antisemitische tijdschrift Der Stürmer. Zijn zieke wereldvisie kwam tijdens de gesprekken met Goldensohn uitgebreid aan bod, met als kernpunt het ‘joodse vraagstuk’:
“Streicher glimlacht voortdurend met een soort wellustige grimas, waarbij de uiteinden van zijn dunne lippen omhoogdraaien en hij zijn kikkerachtige ogen dichtknijpt, een karikatuur van een geilaard die zich voordoet als een wijs man. Hij heeft geen aansporing nodig om van wal te steken over zijn enige en favoriete onderwerp, het antisemitisme, wat zo ongeveer zijn bestaansreden is geweest en nog steeds is. ‘Ik weet meer over de joden dan de joden zelf. Ik heb de hele tijd al geweten dat u joods bent [hij bedoelde dr. Gilbert] op grond van uw stem.'” (284).
Slot
Het boek bevat naast de gesprekken met de aangeklaagden, ook nog een deel waarin nazi’s genoemd worden die in Neurenberg getuigden voor andere nazi’s en nazi’s de de eerste Neurenberg-processen in latere processen veroordeeld zijn.
Het boek – dat helaas her en der typefoutjes bevat (bv. 128, 130, 180) – wordt voorafgegaan door een goede historische inleiding, bevat veel verklarende voetnoten, een woordenlijst en een gedetailleerde namen- en zakenindex. Neurenberg-gesprekken leg je als lezer niet zomaar aan de kant, maar blijft boeien en intrigeren.
Boek: Neurenberg-gesprekken – Nazi’s en hun psychiater Leon Goldensohn