Karel Martel – Wegbereider van het Karolingische keizerrijk

8 minuten leestijd
Grafmonument van Karel Martel in de Saint-Denis te Parijs.
Grafmonument van Karel Martel in de Saint-Denis te Parijs. (CC BY-SA 4.0 - PHGCOM - wiki)

De postume roem van Karel Martel (686-741) heeft altijd in de schaduw gestaan van die van zijn kleinzoon Karel de Grote, de eerste keizer van het Karolingische rijk. Toch is zijn betekenis groot. De definitieve neergang van de Merovingische dynastie ten gunste van de Karolingische hofmeiers begon met hem. Ook stond Karel Martel aan de wieg van het feodale of leenstelsel doordat hij een ruiterleger van vazallen oprichtte, die voor hun diensten onder meer land in leen kregen. Karel Martel (‘de Hamer’) stuitte ook de islamitische invasie in het latere Frankrijk. Voor de Nederlandse geschiedenis is van belang dat hij in 734 een eind maakte aan het Friese koninkrijk.

Moeilijke jonge jaren

Karel groeide op in netelige omstandigheden. Hij was de zoon van hofmeier Pepijn II van Herstal, bijgenaamd de Jonge, de Dikke of de Middelste, en diens tweede vrouw of concubine Alpaida, een edelvrouw uit de omgeving van Luik. De palts van Herstal was Pepijns hoofdresidentie, waar Karel ook geboren zou zijn. Pepijns eerste vrouw, de zeer wilskrachtige Plectrudis, zag deze gang van zaken met lede ogen aan. Na 702 herstelde Pepijn de echtelijke band met Plectrudis. In 714 wist ze Pepijn er kort voor zijn dood van te overtuigen zijn kinderen te onterven ten gunste van zijn achtjarige kleinzoon Theudoald die onder haar regentschap stond. Om opstand te voorkomen liet ze de achtentwintigjarige Karel opsluiten in Keulen.

Een overlevering over de doopnaam van Karel toont de complicaties van de Frankische polygame praktijken. Na Karels geboorte zou een boodschapper op zijn tenen naar Pepijn zijn geslopen, die op dat moment naast Plectrudis zat, waarna hij Pepijn toefluisterde: ‘Es ist ein Carl’ (‘Het is een kerel’). ‘Als het een Carl is, zullen we hem ook Carl noemen,’ antwoordde Pepijn.

De kansen keren

Vermoedelijk 17de-eeuws fantasieportret van Radbod.
Vermoedelijk 17de-eeuws fantasieportret van Radbod. Voormalig stadhuis van Medemblik.
De intrige van Plectrudis bleek Karel juist te stimuleren. Hij ontsnapte in 715, of werd noodgedwongen door Plectrudis in vrijheid gesteld, en zocht steun bij de edelen van Austrasië, één van de Frankische koninkrijken. De ‘Frankische burgeroorlog’ volgde, met overwinningen voor Karel bij Amblève (716) en Vincy (717). Wel leed hij in 716 bij Keulen een gevoelige nederlaag tegen de Friese koning Radbod, die zich in de burgeroorlog had gemengd. Het pleit werd beslecht in 718, toen Karel Martel zowel koning Chilperic II van het centrale Frankische koninkrijk Neustrië versloeg als zijn latere bondgenoot Odo de Grote van Aquitanië.

Karel had zich bewezen als groot krijgsman en organisator van doeltreffende plundercampagnes. De naam Karolingen vond tijdens deze oorlog ingang als ‘partijnaam’. Plectrudis’ onfortuinlijke kinderen en kleinkinderen, zoals de aan de kant geschoven Theudoald, gingen als ‘laatsten der Pippiniden’ de geschiedenis in.

Grafzerk van Plectrudis in St. Maria im Kapitol, Keulen
Grafzerk van Plectrudis in St. Maria im Kapitol, Keulen (ca. 1160)
Plectrudis trok zich terug in Keulen, waar ze de kerk St. Maria im Kapitol stichtte. Ze overleed vermoedelijk omstreeks 725. Een extra bittere pil was haar noodzakelijke verzoening met haar overwinnaar Karel Martel, aan wie ze de ‘schat van Pepijn’ moest afstaan, een hoeveelheid goud en kostbaarheden die van groot belang was voor het verwerven van getrouwen en bondgenoten. Net als velen uit en rondom het Karolingische geslacht belandde Plectrudis op de katholieke heiligenkalender, dankzij de talrijke kerken en kloosters die ze met Pepijn had gesticht.

Karel werd de ‘hofmeier van alle Franken’: een belangrijke bouwsteen in het fundament van het latere Karolingische rijk. In voorliggende jaren was hij getrouwd met Rotrude van Trier, met wie hij vijf kinderen kreeg. Na haar dood in 724 huwde hij Swanhild, met wie hij eveneens een zoon kreeg. Daarnaast was er een langdurige verhouding met zijn minnares Ruodhaid, aan welke relatie ook weer vier kinderen ontsproten.

Dreiging van de Omajjaden

In 721 kwamen de islamitische Omajjaden voor het eerst vanuit Spanje naar het noorden. Ze werden bij Toulouse verslagen door Odo van Aquitanië. Karel Martel besefte dat een professionele krijgsmacht nodig was tegen deze voortdurende dreiging. Hoe vooruitziend dit was, bleek in 732 bij een nieuwe opmars van de Omajjaden: naar schatting 80.000 man onder leiding van emir Abdul Rahman. Aquitanië werd onder de voet gelopen en geplunderd, Odo vluchtte naar Karel Martel.

Odo de Grote verslaat de ‘Saracenen’ bij Toulouse.
Odo de Grote verslaat de ‘Saracenen’ bij Toulouse. Franse historieprent van N. Tardieu (1674-1749)

Karel organiseerde een voorloper van het staande leger: een kern van geharde en loyale veteranen in plaats van ad hoc opgeroepen weerbare mannen onder hun ‘hertogen’, zoals tot dan toe de gewoonte was. Hij bekostigde dit door confiscaties van kerkelijk bezit. Dreigende excommunicatie wegens deze inbeslagnames werd afgewend door het optreden van de invloedrijke missionaris en bisschop Bonifatius.

De veteranenkern werd uitgebreid met gelegenheidstroepen, maar vormde toch een snel inzetbare elitekrijgsmacht. Dankzij de introductie van de stijgbeugel, naar het voorbeeld van de Byzantijnen en de in het kielzog van de Hunnen naar Europa opgerukte Avaren, bouwde Karel ook een zware cavalerie op.

Slag bij Poitiers of Tours

Zijn bijnaam ‘de (strijd)hamer’ dankt Karel Martel aan zijn overwinning op het leger van Abdul Rahman bij Poitiers in 732. Hierbij speelde de nieuw opgezette zware cavalerie nog geen rol van betekenis, enkele jaren nadien wel.

Karolingische cavalerie
Karolingische cavalerie. Gouden psalter van Sankt Gallen, circa 885-895, Stifsbibliothek St. Gallen.
Als zoveel historische signaalmomenten is deze slag omgeven door onzekerheden en herinterpretaties. De vroegste bron dateert van twintig jaar na dato, terwijl de verschillende kronieken elkaar tegenspreken. De precieze locatie is evenmin bekend: vermoedelijk dichter bij Tours dan bij Poitiers, zodat veel historici spreken van de Slag bij Tours. Maar het is zeker dat deze Frankische overwinning het einde betekende van de Arabische expansie in Europa.

Abdul Rahman trok vanuit Aquitanië verder, plunderde Bordeaux en stootte door naar Poitiers. Deze stad was gelegen op een kruispunt van handelswegen en had zich ontwikkeld tot belangrijk economisch en religieus centrum, met de laat-Romeinse kerk van Sint-Hilarius en catacomben met rijke religieuze inventaris. Deze heiligdommen werden geplunderd, waarna Rahman zich op weg naar Tours begaf. Hier wachtten Karels troepen. Een Spaanse kroniek uit 754 meldt dat de veldslag plaatsvond na bijna zeven dagen van kleinere uitvallen en schermutseling. Deze lange aanloop werkte in Karels voordeel, omdat de voorraden van het moslimleger hierdoor snel slonken, terwijl de Franken met de ravitaillering minder moeite hadden in een gebied dat ze veel beter kenden dan hun vijanden.

Op de zevende dag positioneerde Karel een groot deel van zijn leger, waarvan de kern bestond uit zijn geharde veteranen, vlak voor een bosrand op een sterk glooiend terrein, zodat de troepen van al-Rahman zeer nadelig bergopwaarts moesten strijden. De Franken bleven ‘onbeweeglijk als een muur’. Het voordeel van de moslimcavalerie ging bovendien verloren door de bescherming van de bosrand achter de Frankische ruggen en in hun flanken. De Frankische linie stond dicht opeengepakt, met vóór zich een dichte haag van lange lansen. Twee dagen lang weerstonden de Franken de aanvalsgolven van de islamitische overmacht, terwijl ze ’s nachts zelf tot de aanval overgingen. Op een ochtend bleek het hele Arabische leger in grote haast weggetrokken, met achterlating van het kamp, de rijke buit van de voorafgaande rooftochten en naar zeggen 10.000 doden, inclusief het lijk van Abd al-Rahman Al Ghafiqi.

De slag bij Poitiers, door Carl von Steuben, tussen 1834 en 1837
Bekende voorstelling van de Slag bij Poitiers; centraal zien we Karel Martel zijn strijdhamer (eigenlijk een strijdbijl) zwaaien. Charles de Steuben, Musée du Château de Versailles.

Nieuwe gebiedsuitbreiding

Tot aan de verdrijving van de laatste Moren uit Spanje in 1492 stak nooit meer een grote islamitische legermacht de Pyreneeën over. Maar Karels overwinning bij Tours maakte niet onmiddellijk een einde aan de Arabische aanvallen. Die gingen op kleinere schaal gewoon door. De overheersing door de Omajjaden van Septimanië in het zuidoosten van Frankrijk, ruwweg overeenkomend met de Romeinse provincie Gallia Narbonensis, kwam pas enkele decennia later ten einde. Dit laatste restant van het oude Visigotische koninkrijk was in 721 door hen overrompeld, waarna een grote mate van zelfbeschikking was toegestaan.

Theuderik IV
Op deze gedenkpenning van Theuderik IV uit 1713 wordt Karel Martels overwinning in 732 op zijn conto geschreven.
De islamitische invasie vormde voor Karel een prima legitimatie om een al lang bestaand verlangen te realiseren: heerschappij over Aquitanië en de Provence. Hertog Odo van Aquitanië deed afstand in 735; zijn zoon Hunold erkende Karel als opperheer, waarmee overigens de feitelijke onderwerping nog lang geen feit was. Maar Karel was nu toch zo onaantastbaar geworden, dat hij het niet meer nodig vond om na de dood van zijn stroman Theuderik IV (koning van Austrasië, Neustrië en Bourgondië) in 737 een nieuwe Merovingische koning op de troon te zetten. De paus bood hem twee jaar later zelfs de titel van Romeins consul aan; Karel weigerde deze eer, omdat hij dan met de paus tegen de Longobarden zou moeten strijden. Liever versterkte hij zijn positie door middel van nieuwe veldtochten tegen Beieren, Alemannië, Saksen en ook Aquitanië.

Onderwerping van de Friezen

Na jaren smaakten ook de Friezen de wraak van Karel Martel, die hun koninkrijk in enkele fasen van de kaart veegde. Na Radbods dood in 719 was zijn opvolger Poppo, de laatste Friese koning van wie de naam bekend is, zijn gebied ten westen van het Vlie al aan de Franken kwijtgeraakt. Karel liet ook Willibrord vanuit Utrecht zijn zending hervatten.

Omstreeks 733 viel Karel Martel opnieuw binnen. Het Friese leger werd teruggedrongen naar Oostergo; het volgende jaar sneuvelde de jonge en onervaren Poppo als een van de eersten tijdens de slag aan de Boorne, waar de Friezen met ongeveer 2500 man tegenover een dubbele Frankische overmacht stonden. Friesland ten westen van de Lauwers werd nu ook ingelijfd bij het Frankische rijk. Het laatste deel van de Friese landen, van de Lauwers tot de Wezer, werd door Karel de Grote in 785 geannexeerd.

Karel Martel verdeelt zijn rijk onder Karloman en Pepijn III.
Karel Martel verdeelt zijn rijk onder Karloman en Pepijn III. Grandes Chroniques de France, 14de eeuw.

Dood en opvolging

Ivoren schaakstuk uit het (legendarische) ‘schaakspel van Karel de Grote’.
Ivoren schaakstuk uit het (legendarische) ‘schaakspel van Karel de Grote’. Zuid-Italië, 11de eeuw. Schatkamer van Saint-Denis, Cabinet des medailles, Parijs.
Karel Martel stierf in 741 op ongeveer vijfenvijftigjarige leeftijd in Picardië. Zijn gebieden waren het jaar tevoren al verdeeld onder zijn volwassen zonen Karloman en Pepijn III de Korte. De broers namen hun jongere broer Grifo gevangen en verbanden hem naar een klooster; in 753 werd hij alsnog door mannen van Pepijn op de vlucht vermoord.

In 743 haalden de broers de Merovingische koningszoon Childerik III uit een klooster en zetten hem op de troon, vanuit het oogpunt van legitimiteit en continuïteit. Het duurde niet al te lang. Met pauselijke goedkeuring zette Pepijn hem weer af in 751. Pepijn werd tot koning gekozen, Childeriks magisch geachte lange Merovingische haar viel onder de schaar en hij sleet zijn leven verder waarschijnlijk in het Sint-Bertinusklooster in Sint-Omaars. Ook Childeriks zoon Theuderik (V) werd in een klooster ondergebracht en verdween uit de geschiedenis.

Toen Childerik naar het klooster werd gezonden was Pepijns zoon, de latere Karel de Grote, ongeveer negen jaar oud. Het rijk van deze telg zou dat van Karel Martel verre overtreffen. Het reikte van de Noordzee en de Elbe tot de Midden-Donauvlakte, en van Noord-Spanje tot bezuiden Rome in Italië.

Literatuur â–¼

– Paul Fouracre, The Age of Charles Martel (London 2000).
– Paul Fouracre, Richard A. Gerberding (eds.), Late Merovingian France: History and Hagiography, 640–720 (Manchester 1996).
– Jan J.B. Kuipers, Karel de Grote. Stamvader van Europa (Zutphen 2016).
– ‘Das Reich der Franken’, in: Dietmar Pieper und Johannes Saltzwedel (Hg.), Karl der Grosse. Der mächtigste Kaiser des Mittelalters (München/Hamburg 2013), 47-89.
– Ian Wood, The Merovingian Kingdoms, 450-751 (London 1994).

Jan J.B. Kuipers (1953) publiceerde meer dan 80 boeken over veelal historische onderwerpen. Hij won verschillende prijzen en was stadsdichter van Middelburg. Bij Walburg Pers verschenen o.m. boeken over de Beeldenstorm, de VOC, de Franse tijd, de Hanze en tegenculturen in de twintigste eeuw.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×