De stad Weimar (Thuringen) was in de achttiende en negentiende eeuw de culturele hoofdstad van Europa en trok beroemdheden als Johann Wolfgang Goethe en Friedrich Schiller. Klassiek Weimar staat daarom sinds 1998 op de Unesco Werelderfgoedlijst.
De stad Weimar werd in 1572 de hoofdstad van het hertogdom Saksen-Weimar-Eisenach. Met name in de achttiende en negentiende eeuw was de culturele stad erg populair onder schilders, dichters, schrijvers, musici en filosofen. Beroemde inwoners als Lucas Cranach de Oude, Johann Sebastian Bach, Christoph Martin Wieland, Johann Wolfgang Goethe, Johann Gottfried Herder, Friedrich Schiller, Franz Liszt, Henry van de Velde en Walter Gropius maakten de stad destijds tot de culturele hoofdstad van Europa.
De culturele bloei kwam mede tot stand dankzij hertogin Anna Amalia van Brunswijk (1739-1807) die als 19-jarige weduwe vanaf 1759 over het hertogdom regeerde als regentes. Zijn haalde onder meer Johann Wolfgang von Goethe en Friedrich Schiller naar haar hof.
Erfgoed
Door de belangrijke rol van het stadje op cultureel gebied in de achttiende en negentiende eeuw, heeft Unesco elf gebouwen in het centrum van Weimar op de werelderfgoedlijst gezet. Hieronder vallen onder meer verschillende huizen waar Goethe heeft gewoond en gewerkt en de Hertoging Anna Amalia Bibliotheek. Die bibliotheek verloor in 2004 bij een brand 50.000 boeken, maar is daarna goed gerestaureerd. Onder het erfgoed valt ook en Romeins huis dat Goethe liet bouwen in zijn park aan de Ilm. Dat park (ook erfgoed) kreeg Goethe cadeau van de zoon van Anna Amalia, de hertog van Weimar.
Weimarrepubliek
De stad is ook bekend vanwege de Weimarrepubliek. In 1919 werd deze opgericht in de stad Weimar. De term Weimarrepubliek werd pas vanaf 1929 gebruikt, met name door tegenstanders van de republiek.