Dark
Light

Lang wachten op besluit teruggave Dubois-collectie aan Indonesië

Wereldberoemde restanten ‘Javamens’ kern van verzameling
11 minuten leestijd
Beheerder Natasja den Ouden in het depot met de Dubois-collectie.
Beheerder Natasja den Ouden in het depot met de Dubois-collectie. (Naturalis/Taco van der Eb)

Nederland doet er opvallend lang over om te besluiten of de zogeheten Dubois-collectie wel of niet zal worden teruggegeven aan Indonesië, terwijl internationaal reikhalzend naar dat besluit wordt uitgezien. Tot de bij Naturalis in Leiden liggende collectie behoren drie wereldberoemde prehistorische topstukken: een schedelkapje, een dijbeen en een kies, in 1891/’92 opgegraven op Java. Met deze overblijfselen van de ‘Javamens’ meende Eugène Dubois de ‘missing link’ (ontbrekende schakel) te hebben gevonden in de evolutie van aap naar mens.

Over wat algemeen als ’roofkunst’ wordt aangeduid, bestaat internationaal steeds meer consensus. Kunstobjecten die zijn geroofd – bijvoorbeeld door Duitse bezetters in de Tweede Wereldoorlog of door koloniale machten in hun overzeese bezittingen – moeten worden teruggegeven aan hun rechtmatige eigenaren. Dat kunnen (nabestaanden van) particulieren zijn, maar ook staten.

Zeker, er zijn uitzonderingen op die consensus. Het bekendste voorbeeld zijn wat de Britten de ‘Elgin Marbles’ noemen. Die kunstobjecten zijn afkomstig van de tempels Parthenon en het Erechtheion op de Akropolis in Athene. Thomas Bruce (Lord Elgin) liet ze in 1801-1804 overbrengen naar Engeland, waar ze uiteindelijk belandden in het British Museum in Londen. Griekenland wil de kunstobjecten graag terug, Groot-Brittannië weigert medewerking. De tot nu toe laatste onenigheid hierover dateert van november 2023.

Ongedateerde tekening van de beroemdste objecten uit de Dubois-collectie: schedelkapje, dijbeen en kies.
Ongedateerde tekening van de beroemdste objecten uit de Dubois-collectie: schedelkapje, dijbeen en kies.

Natuurhistorische verzamelingen of delen daarvan zijn een lastiger kwestie dan kunstobjecten. Bij natuurhistorische objecten gaat het immers niet om door mensen gemaakte kunstvoorwerpen. Neem de Dubois-collectie. Die bevat naast paperassen en een koffer van Dubois meer dan veertigduizend in het toenmalige Nederlands-Indië opgegraven voorwerpen – van fossielen van dieren tot de drie topstukken: het schedelkapje, het dijbeen en de kies van wat Dubois de Pithecanthropus erectus (rechtopstaande aapachtige mens) noemde. Die laatste drie objecten zijn naar schatting tussen een half miljoen en een miljoen jaar oud.

Dubois’ Pithecanthropus erectus is, na vondsten in onder meer China, inmiddels als term geschrapt en opgegaan in de uitgestorven prehistorische mensensoort Homo erectus (rechtopstaande mens). Daarvan is de ‘Javamens’ van Dubois wel het eerste aangetroffen exemplaar en daarmee een wetenschappelijk referentiepunt.

Overigens zit in de collectie ook een ongeveer een half miljoen jaar oude schelp van een zoetwatermossel. In 2014 meldde een internationaal onderzoeksteam dat op die schelp een ingekrast zigzaglijntje was ontdekt. Het is een van de oudste creatieve uiting ter wereld. Anders dan de rest van de Dubois-collectie betreft dit dus wél een menselijke (creatieve) uiting.

De schelp met ingekrast zigzag-lijntje.
De schelp met ingekrast zigzag-lijntje. (Wiki/Naturalis/Henk Caspers, CC BY-SA 3.0)

Bij wie Eugène Dubois (1858-1940) was en waarom zijn werk van belang was en nog steeds is, hoeft hier niet breedvoerig te worden stilgestaan. Daarover schreef Lex Veldhoen al eerder voor Historiek. Waar het hier om gaat, is dat de Nederlandse overheid er opvallend lang over doet om te besluiten of de Dubois-collectie aan Indonesië zal worden overgedragen. De kwestie werd in juli 2022 actueel, maar speelt in feite al sinds 1931.

In oktober 2022 meldden Nederlandse media dat Indonesië Nederland had verzocht om teruggave van diverse cultuurgoederen, waaronder Dubois’ collectie. Op 1 juli dat jaar had Indonesië dat verzoek inderdaad ingediend bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Een jaar later, op 6 juli 2023, schreef staatssecretaris van OCW Gunay Uslu aan de Tweede Kamer dat ze had besloten tot teruggave aan Indonesië van een aantal cultuurgoederen die op dat moment in beheer waren van het Nationaal Museum van Wereldculturen. Over de collectie Dubois repte Uslu met geen woord. Daarover was kennelijk nog geen besluit genomen.

Voorgeschiedenis

Charles Darwin in 1854, vijf jaar voor de publicatie van 'On the Origin of Species'
Charles Darwin in 1854, vijf jaar voor de publicatie van ‘On the Origin of Species’
Zoals vermeld, speelt de vraag waar de Dubois-collectie thuishoort al sinds 1931. Maar eerst kort een stukje voorgeschiedenis. Eugène Dubois trad in 1887 als arts in dienst van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL). Zijn echte doel in Indië: in de praktijk aantonen dat Charles Darwin gelijk had met de theorie dat de mens van de aap afstamt. Paleontoloog John de Vos, van 1979 tot zijn pensionering in 2012 conservator van de Dubois-collectie in Leiden, zei daarover in 2016 in de documentaire-reeks De IJzeren Eeuw (VPRO/NTR):

Het was zíjn idee om te gaan zoeken. (…) Dat moest in de tropen zijn, want daar hebben we (de menselijke soort, red.) ons haar verloren.

In 1895 leerde Dubois terug naar Nederland. Vrijwel al zijn Indische vondsten werden verscheept in vierhonderd kisten, die in Leiden belandden bij het Rijksmuseum voor Natuurlijke Historie (sinds 1998 Naturalis geheten). De topstukken (schedelkapje, dijbeen, kies) had Dubois zelf in een bruine koffer meegenomen naar Nederland. Hij legde ze in een kluis in Teylers Museum in Haarlem, waar hij een tijdlang conservator was, en schermde ze af voor de buitenwereld. Maar in 1923 gaf hij, onder grote druk van de overheid, koffer plus inhoud toch uit handen.

Portret van Dubois door Frans Oerder (1928)
Portret van Dubois door Frans Oerder (1928)
Maar hoorde de collectie-Dubois wel in Leiden? Nee, vonden begin 1931 ‘eenige leden’ van de Volksraad in Batavia. Die Volksraad was geen parlement, maar een in 1918 ingesteld adviesorgaan van de Nederlands-Indische regering. Beslissen kon de Volksraad dus niets, maar uit de notulen valt wel op te maken wat het politieke leven in de kolonie beroerde in de periode 1918-1942. Eind januari 1931 werd genoteerd dat ‘eenige leden’ van de Volksraad willen weten of ook de Indische regering vindt dat de collectie Dubois…

…welke zich thans in Leiden bevindt, niet behoort te worden beschouwd als het eigendom van Nederlandsch-Indië en dat haar een plaats toekomt in het geologisch museum te Bandoeng.

Voor argumentatie wordt verwezen naar de Indische krant De Locomotief van 12 januari dat jaar.

Op de voorpagina van dat in Semarang (Midden-Java) uitgegeven dagblad stond die dag een betoog van ir. A.C. de Jongh, hoofd van de Geologische Opsporingsdienst in Nederlandsch-Indië. Zo’n twee weken daarvoor had hij in diezelfde krant een bericht over de collectie Dubois gelezen waarvan een onderdeel hem onaangenaam had getroffen. Hij doelde op de vermelding dat de collectie Dubois ‘een belangrijk bezit der Leidsche Universiteit’ is. Onzin, stelde De Jongh, die collectie, ‘inclusief de vermaarde Pithecanthropus Erectus’ (de ‘Javamens’, althans diens schedelkapje, dijbeen en kies, red.), is ‘onbetwistbaar’ eigendom van de Indische regering.

Dubois was, schreef De Jongh, in maart 1889 door het KNIL voorlopig voor een jaar uitgeleend en ‘á la suite’ (nu zeggen we: boven de sterkte) ingedeeld bij de Dienst van het Mijnwezen. Zijn taak: paleontologisch onderzoek en opgravingen doen. De Jongh citeert uit de opdracht dat Dubois werd geacht ‘te zijner tijd omtrent de uitkomsten dezer onderzoekingen te rapporteeren en de verkregen fossielen ter beschikking van de regeering te stellen’ (cursivering van De Jongh). Die ‘regeering’ was de Indische, niet die in Nederland. De termijn van een jaar werd enkele malen verlengd en op kosten van de Indische overheid kon Dubois ook nog een studiereis maken naar Brits-Indië en vervolgens naar Nederland, zo memoreert De Jongh.

Het koffertje van Dubois
Het koffertje van Dubois (CC BY-SA 3.0 – Peter Maas – wiki)

Al met al, aldus het hoofd van de Indische geologische dienst, had het de Indische regering een aardige duit gekost. Er waren reis- en verblijfskosten, andere kosten en, niet te vergeten, het salaris van Dubois. En aan de opdracht aan Dubois om zijn vondsten ter beschikking te stellen van de Indische regering was niets veranderd. De Jongh:

(…) er is bij mijn weten nooit iets geschied, waardoor de Indische regeering haar eigendomsrecht op deze kostelijke verzameling zou hebben verloren.

Hij bepleitte daarom terugkeer van de collectie Dubois naar de kolonie, zeker ‘nu Indië sinds enkele jaren (1928, red.) te Bandoeng een eigen, behoorlijk ingericht geologisch en palaeontologisch museum rijk is’. Het museum bestaat nog steeds (Jalan Diponegoro no. 57, Bandung).

‘Eenige leden’ van de Volksraad steunden De Jongh. Maar op hun vraag of de Indische regering het met ze eens was, is in de Volksraad-notulen geen antwoord te vinden. Wel meldde De Locomotief ruim een jaar later dat via een rare omweg (die hier nu niet ter zake doet) bekend was geworden dat de collectie Dubois in Nederland zou blijven. De (Nederlandse) minister van Binnenlandse Zaken had de collectie per brief van 8 juli 1896 toegezegd aan de curatoren van het Rijksmuseum van Geologie en Mineralogie in Leiden, waarmee hij de Indische regering dus in de wielen reed.

Minister Muhammad Yamin staat de pers te woord direct na zijn aankomst op Schiphol in 1954.
Minister Muhammad Yamin staat de pers te woord direct na zijn aankomst op Schiphol in 1954. (Nationaal Archief/Anefo, CC0)
Daarna werd het lange tijd stil, totdat de Indonesische historicus/politicus Muhammad Yamin (1903-1962) het vuur weer opstookte in de jaren vijftig, onder meer toen hij minister van Onderwijs was (1953-1955). De Dubois-collectie moest terug naar Indonesië, betoogde hij, want het onafhankelijke Indonesië was de rechtsopvolger van Nederlands-Indië en dus de rechtmatige eigenaar. Ook onderstreepte hij dat de collectie het land onder imperialistische (koloniale) omstandigheden was ontnomen. Yamin haalde er zelfs het grote verleden van de archipel bij, de oude rijken Sriwijaya (zetel in Zuid-Sumatra, 7e-13e eeuw) en Majapahit (zetelend in Oost-Java, dertiende en veertiende eeuw). Op zichzelf hadden die er niets mee te maken, want Sriwijaya en Majapahit zijn van veel later datum dan het schedelkapje, het dijbeen en de kies die Dubois bij het plaatsje Trinil op Oost-Java had aangetroffen langs de Bengawan Solo (Solorivier).

Op 12 januari 1931 opende De Locomotief met het betoog van ir. De Jongh waarom de Dubois-collectie niet in Leiden hoort maar op Java.
Op 12 januari 1931 opende De Locomotief met het betoog van ir. De Jongh waarom de Dubois-collectie niet in Leiden hoort maar op Java. (Bron: Delpher)

Dat Dubois zijn collectie had vergaard onder koloniale omstandigheden was wel een relevant argument van Yamin. Ook Natasja den Ouden, collectiebeheerder bij Naturalis, draaide daar in 2022 in de NRC niet omheen. Deed Dubois al dat opgraven bij (onder meer) Trinil zelf? Welnee. Den Ouden: “Dat líét hij doen. Hij kreeg zo’n veertig dwangarbeiders toegewezen”. Die stonden bij het graafwerk onder toezicht van twee KNIL-militairen over wier diensten Dubois eveneens kon beschikken. Wat Dubois wel deed als de kisten met vondsten bij hem thuis waren afgeleverd: de waardevolle stukken eruit vissen en beoordelen.

Hoezeer Yamin in de jaren vijftig ook de trom roerde, Nederland gaf geen krimp, de collectie bleef in Leiden. In de jaren zeventig initieerde Teuku Jacob een nieuwe poging deze terug te krijgen in het land van herkomst. Jacob (1929-2007) was niet de eerste de beste. In 1967 gepromoveerd in Utrecht, was hij in de jaren zeventig hoogleraar aan de Universitas Gadjah Mada in Yogyakarta en gold hij als de belangrijkste paleoantropoloog van Indonesië. Maar zijn argument dat de Dubois-collectie van groot belang is voor wetenschappelijk onderzoek in Indonesië bracht geen schot in de zaak.

Dwangarbeiders die bij Trinil het zware werk deden voor Dubois.
Dwangarbeiders die bij Trinil het zware werk deden voor Dubois.

En nu (augustus 2024) is het dus al ruim twee jaar wachten op een beslissing over het jongste Indonesische verzoek om teruggave van de collectie. Dat lijkt op gespannen voet te staan met uitlatingen van achtereenvolgende Nederlandse bewindspersonen op het ministerie van OCW.

In januari 2021 stuurde minister Ingrid van Engelshoven de Tweede Kamer haar Beleidsvisie collecties uit een koloniale context. Daarin staat onder meer:

(…) ik onderstreep dat indien bij een verzoek menselijke resten aan de orde zijn uiterste zorgvuldigheid gepast is. Ik zal deze verzoeken de hoogste prioriteit geven en teruggave hierbij als uitgangspunt hanteren.

Niet de hele Dubois-collectie betreft menselijke resten, maar een deel wel en zeker het vermaarde trio schedelkapje/dijbeen/kies is van menselijke oorsprong – al gaat het natuurlijk niet om directe voorouders van nog levende Indonesiërs of om mensen die onder het kolonialisme hebben geleden.

Vervolgens stuurde staatssecretaris Gunay Uslu de Tweede Kamer in juli 2022 een brief ‘over de implementatie van de beleidsvisie’ (Van Engelshovens ministerschap was in januari 2022 geëindigd). Uslu meldde dat nog wat formele zaken moesten worden geregeld. Ze onderstreepte wel dat ‘voortvarendheid bij de voortgang van het proces belangrijk (is)’. Immers:

Nodeloze vertraging zou afbreuk doen aan de beleving van het gewenste herstel van onrecht.

Ingang van het Geologisch Museum in Bandung.
Ingang van het Geologisch Museum in Bandung. (Wiki/KemejaAmir8876, CC BY-SA 4.0)

Bij wie het dossier Dubois-collectie momenteel ligt, is onbekend. Het kan al op het bordje liggen van de nieuwe minister van OCW, Eppo Bruins (NSC), maar het is ook goed mogelijk dat de speciaal voor zulke vraagstukken ingestelde Adviescommissie teruggave cultuurgoederen uit koloniale context er nog op broedt. Die in november 2022 ingestelde commissie staat onder voorzitterschap van juriste en oud-staatsraad Lilian Gonçalves-Ho Kang You. De leden zijn Laura van Broekhoven (hoogleraar Museum Studies and Ethics, Oxford University), Remco Raben (hoogleraar koloniale en postkoloniale literatuur en cultuurgeschiedenis, Universiteit van Amsterdam) en Alicia Schrikker (hoofddocent koloniale en wereldgeschiedenis, Universiteit Leiden). Over het verzoek van Indonesië om teruggave van de collectie Dubois moet de commissie adviseren op grond van de door Van Engelshoven opgestelde beleidsvisie en het eigen reglement van de commissie. In geen van beide documenten staat hoe lang commissie en minister maximaal de tijd mogen nemen om over zo’n verzoek te adviseren en te beslissen.

Ingrid van Engelshoven
Ingrid van Engelshoven (CC BY-SA 4.0 – Frank Jansen – wiki)
Beide documenten onderscheiden in hoofdzaak twee categorieën collecties. Is er sprake geweest van ‘onvrijwillig bezitsverlies’, bijvoorbeeld (maar niet alleen) door overduidelijke roof, dan zal de commissie de minister adviseren tot ‘onvoorwaardelijke teruggave’. Liggen de feiten minder duidelijk, dan maakt de commissie een ‘belangenafweging’. Aan Nederlandse kant wordt gekeken naar ‘het belang voor de Collectie Nederland’ van hetgeen wordt teruggevraagd, met als belangrijke vragen: is het onmisbaar en onvervangbaar? Wat de Collectie Nederland is, staat op de website van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed:

De complete verzameling kunst- en andere roerende erfgoedcollecties in openbaar bezit in Nederland noemen we ‘de Collectie Nederland’. Een belangrijk onderdeel daarvan is de rijkscollectie.

Tot die laatste behoort de Dubois-collectie. Aan de andere kant van de belangenafweging gaat het om de vraag of ‘objecten een speciaal cultureel, historisch of religieus belang vertegenwoordigen voor het land van herkomst’. En dan wordt ook nog gekeken naar ‘de omstandigheden na teruggave (…), zoals het beheer, behoud en de toegankelijkheid’ van de objecten.

Schedelkapje, dijbeen en kies
Schedelkapje, dijbeen en kies. (CC BY-SA 4.0 – Peter Maas – wiki)

Hoe zou zo’n belangenafweging er voor de collectie Dubois uit kunnen zien? Tegenstanders van teruggave aan Indonesië voeren onder meer aan dat zonder de Nederlander Dubois deze collectie nooit zou hebben bestaan, en dat het ook Dubois was die er betekenis aan heeft gegeven, vooral doordat hij drie vondsten aanmerkte als de ‘missing link’ in de evolutie van aap naar mens. Ook wordt wel aangevoerd dat het uit elkaar halen van de collectie (bijvoorbeeld door alleen de drie topstukken terug te geven) wetenschappelijke schade zou aanrichten. Aan de andere kant zijn argumenten onder meer dat de objecten in de collectie uit de Indonesische bodem zijn gehaald, door ‘inlandse’ dwangarbeiders bovendien. Wel oud (uit 1931 namelijk), maar daarom nog niet irrelevant, is het argument dat de Nederlands-Indische regering het ontstaan van de collectie heeft gefinancierd en met Dubois afsprak dat hij zijn vondsten aan die regering zou geven. In het verlengde daarvan: de rechtsopvolger van de Nederlands-Indische overheid is de Republiek Indonesië.

Hoe de afweging ook uitvalt, internationaal wordt met grote belangstelling uitgezien naar het Nederlandse besluit. Dat is omdat het ditmaal niet gaat om ‘gewone’ roofkunst, maar om een natuurhistorische verzameling. Voor beheerders van natuurhistorische collecties is het restitutievraagstuk onbekender terrein dan voor kunstmusea. Wat Nederland over de collectie Dubois gaat beslissen kan dus internationaal richtinggevend blijken.

Bronnen

– Beleidsvisie collecties uit een koloniale context (Den Haag, 29 januari 2021).
– ‘Collectie-Dubois eigendom der Indische Regeering’. (De Locomotief 12 januari 1931).
– Commissie koloniale collecties: Reglement behandeling verzoeken tot teruggave koloniale collecties (Den Haag 13 juni 2023).
– De Collectie-Dubois. Blijft toch in Holland. Ofschoon ten onrechte. (De Locomotief 24 maart 1932).
– Caroline Drieënhuizen, Fenneke Sysling: Java Man and the Politics of Natural History, in: Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde 177 (2021).
– Java man’ en ‘Homo erectus’ in Encyclopaedia Britannica
– Nieuwe visie cultuurbeleid. Brief van de staatssecretaris van onderwijs, cultuur en wetenschap (Den Haag 15 juli 2022).
– https://npo.nl/start/serie/de-ijzeren-eeuw/seizoen-1/een-nieuwe-wereld/afspelen
– https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2023/07/06/teruggave-van-cultuurgoederen-aan-indonesie-en-sri-lanka
– Anna Stibbe: Een kies, een schedelkapje, een dijbeen. De restitutie van koloniale, natuurhistorische vondsten (De Groene Amsterdammer 1 augustus 2024).
– Tular Sudarmadi: Between colonial legacies and grassroots movements (proefschrift, Amsterdam 2014).
– Gemma Venhuizen: Aapmens Dubois is dood, maar zijn collectie is nog altijd levend (NRC 29 oktober 2022).
– Volksraad. Zittingsjaar 1930-1931. Onderwerp 88 – Afd. V – Stuk 3.

Ronald Frisart (1955) werkte in loondienst 42 jaar als journalist, soms regionaal, maar vooral op de gebieden binnenland, buitenland en economie. Eerst voor het ANP, daarna voor (combinaties van) Haarlems Dagblad/IJmuider Courant, Leidsch Dagblad, De Gooi- en Eemlander en Noordhollands Dagblad. Ook werkte hij nu en dan voor de regionale krantenclub Gemeenschappelijke Persdienst (GPD), zoals in 1997/1998 als correspondent in Indonesië. Foto: Douwe van Essen

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 52.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×