Dries van Agt fietste nooit in Moskou
De bekende amateurwielrenner Dries van Agt wist het eind januari 1980 zeker:
Ik zou niet in Moskou gaan wielrennen.

Gedwee volgden al snel tal van westerse leiders, met voorop de Nederlandse premier Dries van Agt, de Belgische premier Wilfried Martens, de Britse prime minister Margaret Thatcher, de West-Duitse bondskanselier Helmut Schmidt en de Japanse premier Ōhira Masayoshi. Zij riepen in koor dat hun nationale olympische comités – die daar nu eenmaal over beslissen – geen sportploegen naar Moskou dienden te sturen. Carter, Schmidt en Ōhira kregen hun zin, in hun landen stemden de olympische comités voor een boycot. Maar de sportbonden in Groot-Brittannië, Nederland en België sloegen het politieke advies van hun leiders in de wind. Ze gingen, na het nodige politieke gesteggel en tot chagrijn van hun regeringen, toch.

Ahmed Nagui Assad
Hoe een boycot het leven van een sporter kan versjteren, blijkt uit het sportieve levensverhaal van de Egyptische atleet Ahmed Nagui Assad, meervoudig Afrikaans kampioen kogelstoten. Deze koptische christen miste kwalificatie voor de Spelen van Mexico in 1968, het verschil was twee centimeter. Vier jaar later was hij al in München toen de Egyptische regering de ploeg na de Palestijnse terreuraanslag op de Israëliërs naar huis haalde, drie uur voordat Nagui aan de bak moest in de ring. In 1976, Nagui was opnieuw in topvorm, boycotte Egypte met andere Afrikaanse landen de Spelen van Montreal vanwege de aanwezigheid van Nieuw-Zeeland. De rugbyploeg van dat land, de All Blacks, had een aantal vriendschappelijke wedstrijden in apartheidsstaat Zuid-Afrika gespeeld. En in 1980 volgde de Egyptische president Anwar Sadat de Amerikanen door ook de Spelen van Moskou te boycotten. In 1984 was Nagui te oud, hij ging niet naar Los Angeles.
De Olympische Spelen als een Boulevard of Broken Dreams.
Topsport kan hard zijn, zeker als de politiek zich ermee gaat bemoeien. Politici kunnen de sport naar believen inzetten voor hun eigen politieke gewin. Niemand minder dan de Indonesische leider Soekarno zei begin jaren zestig:
Laten we eerlijk zijn, sport heeft álles met politiek te maken.

De Ganefo-Spelen waren overigens geen lang leven beschoren. Soekarno moest in 1965 het veld ruimen na een bloedige militaire staatsgreep. Indonesië keerde daarna snel terug in de moederschoot van het IOC.
Soekarno misbruikte de sport, en hij is daarin lang niet de enige politicus (geweest). De lijst is lang, van Joseph Goebbels via Leonid Brezjnev en Jorge Videla naar Vladimir Poetin en Mohammed bin Salman. Machthebbers, en niet alleen dictatoriale, zien altijd kans om de sport als handig propagandamiddel in te zetten. Tegenwoordig hebben we daar een woord voor, ‘sportswashing’ – het gebruik van sport door overheden om een slechte reputatie ‘op te poetsen’. De Olympische Spelen in Berlijn (1936), Moskou (1980), Beijing (2008, 2022) en Sotsji (2014), en het WK voetbal in Argentinië (1978), Rusland (2018), Qatar (2022) en Saoedi-Arabië (2034); het was (en is) sportswashing in optima forma. In de woorden van Garry Kasparov, schaker en groot tegenstander van Vladimir Poetin, is het een ‘politiek spelletje als je een dictatuur een reusachtig podium voor propaganda en corruptie ter beschikking stelt’.

Sportbestuurders bedrijven politiek over de rug van de sporter, die er natuurlijk helemaal niks aan kan doen dat een groot sportevenement in een ‘fout’ land wordt gehouden, maar die daar vervolgens wel op wordt aangesproken. Wegblijven is eigenlijk geen optie, want dan ben je dus acht jaar van je sportcarrière kwijt. De Russische dissident Vladimir Boekovski, die in de Sovjet-Unie jarenlang opgesloten was geweest in psychiatrische inrichtingen, poogde in het voorjaar van 1980 Britse atleten over te halen de Spelen van Moskou te boycotten. Hij schreef tientallen brieven aan sporters als Sebastian Coe en Steve Ovett, maar kreeg slechts eenmaal antwoord.
En die sportman vertelde me openhartig dat het professionele leven van een sportman kort is en dat de Olympische Spelen te belangrijk zijn voor een carrière om die door politieke acties in gevaar te laten brengen.
In de woorden van de Nederlandse wielrenner Ad Wijnands:
Ik interesseer me niet voor politiek. Niet in Nederland, dus zeker niet in Moskou. Bovendien heb ik tijdens de Olympische Spelen andere dingen aan mijn hoofd. Ik moet zo hard mogelijk fietsen.

“Is het verwonderlijk dat sporters maling hebben aan politici, als zo duidelijk is dat stellingname niets heeft te maken met emotie maar louter met politiek gewin?”, schreef weekblad Vrij Nederland na afloop van de Spelen in Moskou.

De Russen werden in 1980 het ‘slachtoffer’ van een massale boycot tijdens hun Spelen in Moskou. Maar het is saillant dat juist de Sovjet-Unie, die tussen revolutiejaar 1917 en 1952 de ‘burgerlijke en kapitalistische’ Olympische Spelen meed, tijdens de Koude Oorlog zelf een enthousiast hanteerder van het sportboycotwapen was. Het middel werd volop ingezet tegen landen die niet pasten in haar wereldbeeld, zoals apartheidsstaat Zuid-Afrika, dat mede op voorspraak van de Sovjet-Unie en een hele trits Afrikaanse landen in de jaren zestig uit de olympische familie werd gestoten.