Het recent verschenen boek De ziekte van Lazarus (Uitgeverij Aspekt, 2017) is een inhoudsrijke monografie over ziekte en maatschappelijke uitsluiting in de Middeleeuwen, specifiek wat de ziekte lepra betreft. Opmerkelijk is dat lepra in de Middeleeuwen sterk verknocht was met religie.
Waar de pest als collectieve straf van God op de zonden werd beschouwd, werd lepra gezien als een individuele straf van God én tegelijk als een goddelijk genademiddel. Leprozen waren ‘Gods lieve siecken’. Hoe dit precies zit, legt de auteur M. Boshart helder uit.
Eerder verschenen van Boshart al de boeken De pest in Europa (2014) en Bedevaarten in de Middeleeuwen (2016). Bosharts nieuwe boek sluit goed aan op deze eerdere werken. Met name het feit dat lepra als ziekte heel anders werd beleefd, vanuit het perspectief van kerk en religie, dan de pest, rechtvaardigt een afzonderlijke uitgave over de rol die lepra in de middeleeuwse belevingswereld speelde.
Opzet en structuur boek
Het boek zit goed gestructureerd in elkaar en heeft een logische opbouw. Na een inleiding en twee hoofdstukken over wat lepra als ziekte precies inhoudt, met oog voor de actualiteit, gaat Boshart achtereenvolgens onder meer in op de maatschappelijke en theologische positie van leprozen in de Middeleeuwen en hoe de middeleeuwse mens en de kerk lepra als ziekte benaderden.
Vervolgens besteedt de auteur aandacht aan de leprozerieën ofwel leprozenhuizen die in de Middeleeuwen in West-Europa gebouwd werden, bedoeld om de leprozen af te zonderen en zodoende de verspreiding van lepra een halt toe te roepen. Hoe het leven binnen een leprozenhuis eruitzag en welke rol godsdienst hierbij speelde, zijn twee hoofdvragen die Boshart hierbij beantwoordt.
De auteur eindigt dit overzichtelijke boek – dat helaas niet geïllustreerd is, maar wel is voorzien van notenmateriaal en een beknopte literatuurlijst -, met een korte en bondige conclusie.
Hieronder volgen enkele passages die een indruk geven van Bosharts informatieve boek
De ziekte van Lazarus
In de Middeleeuwen werd lepra ook wel de ‘ziekte van Lazarus’ genoemd, naar de gelijkenis van de arme Lazarus (die naar de hemel gaat) en de rijke man (die in de hel belandt) die in de Bijbel, Lukas 16 vers 19-31, te vinden is. Hoewel in deze tekst niet is vermeld dat Lazarus melaats was cq. lepra had, werd hij wel het symbool van de leprozen.
Waar en wanneer ontstond lepra precies? Boshart schrijft:
Volgens Lucretius 98/94-55 v. Chr. kwam de ziekte ook van oudsher in Egypte voor en recent genetisch onderzoek verwijst zowel naar Oost-Afrika als Centraal-Azië als herkomstgebied. De verspreiding van de ziekte vindt plaats door oorlogen, veroveringen, handel en religieuze activiteiten zoals bedevaarten. (…) Het vaakst wordt in de literatuur India aangewezen als de bakermat van lepra. (…) Vanuit India wordt de ziekte naar China verspreid, zij wordt onder andere in het geneeskundige traktaat Su-Wen (circa 250 v. Chr.) vermeld. Westwaarts zien we een verspreiding via Afghanistan en Iran naar het Midden-Oosten. (19-21)
Lepraschouwers & rechten en plichten
In de Nederlanden kregen bepaalde steden in de late Middeleeuwen een monopolie om lepraonderzoek in een bepaald gebied uit te voeren. De mensen die dit deden – medici en geestelijken – werden ‘schouwers genoemd.
In de Nederlanden ontwikkelde Haarlem zich tot belangrijke schouwplaats voor lepravermoedens in het westelijk deel van het gebied, terwijl veel mensen in het oosten van de Nederlanden voor onderzoek naar Keulen gingen. En er was meer variatie. We lezen:
Vanaf 1413 is Haarlem een bekende schouwplaats in de Nederlanden, waar een arts, een chirurgijn en een geestelijke, met hun drieën een oordeel uitspreken. Haarlem krijgt van graaf Willem IV het monopolie van lepraonderzoek in Holland en Zeeland. (…) Aanvankelijk werd in Haarlem alleen voor de westelijke provincies gekeurd. Leprozen uit de oostelijke provincies trokken naar Keulen, in Het Sticht werd de schouw verricht in Eiteren (bij IJsselstein) waar een wonderdadig Mariabeeld stond, terwijl Zeeuwse leprozen toch liever naar Gent trokken. Maar langzamerhand werd Haarlem voor de hele noordelijke Nederlanden toch wel de place to be. (67)
Wie de diagnose ‘lepra’ kreeg, ontving een zogenoemde vuylbrief. Aan deze brief waren rechten en plichten verbonden. De plichten hielden vooral gedragsregels in, terwijl de plichten betekenden dat iemand zich mocht melden bij een leprosarium en toestemming kreeg om te bedelen.
‘Gods lieve siecken’
Een interessant hoofdstuk in het boek is hoe er vanuit maatschappelijk en theologisch-godsdienstig perspectief naar de leprozen werd gekeken. De houding jegens leprozen was tweeslachtig. Aan de ene kant werden ze beschouwd als verachtelijk – de leproos was door eigen zonden ziek geworden, zo geloofde men – en gevaarlijk vanwege een besmettingskans.
Maar anderzijds hadden leprozen religieus gezien ook een bevoorrechte positie. De ziekte die de leproos had getuigde van Gods genade, zo geloofde de middeleeuwer. De ziekte was, naast een straf, vooral een beproeving of speciale onderscheiding van Godswege. Net als bij Lazarus zou de leproos na zijn sterven direct worden opgenomen in de hemel en het vagevuur ontwijken. De leprozen waren daarom ‘Gods lieve siecken’ en lepra was een ‘heilige ziekte’ (door God gegeven uit genade), zoals sommige theologen het verwoordden:
Lepra wordt voorgesteld als een vorm van genade, van verlossing. Gregorius van Nazianze spreekt al in de 4e eeuw over lepra als een ‘heilige ziekte’. (92,93)
Boek: De ziekte van Lazarus – M. Boshart