Mariano Fortuny (1871-1949) was een kosmopolitische creatieve duizendpoot: schilder, lithograaf, fotograaf, decorontwerper, bedenker van theater- en filmbelichting maar vooral noeste textielontwerper die vrouwen uit hun strakke keurslijf hielp. Een Parijse tentoonstelling evoceert die weelderige luxe van magnifieke kledij voor de ‘beau-monde’ rond 1900.
In de wirwar van straatjes en steegjes staat plots – aan een verstild pleintje – het statige vijftiende-eeuwse gotisch palazzo van koopman Pesaro degli Orfei. Het is altijd wat zoeken om het terug te vinden in het labyrintisch Venetiaans stratenpatroon. Daar koos Mariano Fortuny in 1898 om zijn atelier onder de dakpannen te vestigen. Met de jaren kocht hij de onderliggende verdiepingen bij, behalve het gelijkvloers dat voor handel bestemd bleef. In 1956 schonk zijn weduwe het imposante stadspaleis aan de stad Venetië en in 1975 opende het als een woning-museum. Het is alsof Mariano Fortuny, die er in 1949 stierf, er elk ogenblik kan komen binnenwandelen, een boek uit zijn bibliotheek openslaan en met nieuwe experimenten beginnen.
Parijs, weleer het lichtbaken van kunst
Mariano Fortuny y Madrazo werd Venetiaans tot in zijn tenen, een geïncarneerde mengelmoes van Westerse en Oosterse cultuur en geschiedenis. Toch werd Fortuny nooit Italiaan; hij gaf nooit zijn Spaanse – pardon Catalaanse – nationaliteit op. Zijn vader, eveneens schilder, Mariano Fortuny y Marsal werd in 1838 geboren in Reus, het nijvere geboortestadje van de Catalaanse Art Nouveau architect Antoni Gaudi. Na zijn plotse overlijden in 1874 in Rome waar de familie toen woonde, trok moeder met dochter en zoon richting Parijs. Moeder Cecilia de Madrazo, zelf dochter van de directeur van het Pradomuseum in Madrid, was een nicht van de (toen bekende) Spaanse schilders Madrazo die in Parijs verbleven. Haar zoon kreeg eveneens een plastische opleiding, onder meer in Parijs bij Benjamin Constant.
Cherchez la femme
Parijs zal voor Fortuny altijd een ankerpunt blijven: hij sprak vloeiend Frans en deponeerde vele brevetten van zijn vernieuwingen in de taal van Voltaire. Maar bovenal ontmoette hij er zijn vrouw en muze, Henriette Nigrin. Zij werd zijn nauwste medewerkster. Op het Franstalige brevet van zijn beroemde Delphos-jurk schrijft Mariano eigenhandig dat hij het brevet deponeert onder zijn naam maar dat de uitvinding wel degelijk aan zijn vrouw Henriette moet toegeschreven worden. Foto’s tonen haar ook aan het werk in het textielatelier van het Venetiaanse palazzo. Fortuny schilderde haar veelvuldig.
Niet dat moeder Fortuny die relatie van haar dandyzoon – ‘Marianito’ of ‘Mano’ – met een gescheiden vrouw volmondig goedkeurde. Cecilia en haar schuchtere dochter Maria Luisa hadden zich – na Rome en Parijs – geïnstalleerd in het Palazzo Martinengo in Venetië. Daar aan het Canale Grande ontving ze in volle glorie schrijvers en muzikanten, vedetten van hun tijd. Toen de nieuwe schoondochter voor het eerst in de lagunestad arriveerde, stortte bij toeval een ‘campanile’ (toren) in. Moeder mompelde: ‘deze vrouw zal ons ongeluk brengen.’
Schone Kunsten en schone dames
Fortuny was onmiskenbaar onder de indruk van sterke vrouwen. Oona Chaplin, de Engelse actrice Ellen Terry, de Italiaanse diva Eleonora Duse, verzamelaarster Peggy Guggenheim, danseres Isadora Duncan en haar dochters, societyfiguren als de extravagante markiezin Casati, de gravin Greffulhe en haar dochter Elaine, … vrouwen met aanzien in die schone wereld, renden als flukse herten om een jurk van Fortuny te kunnen bemachtigen. Een Delphos-jurk, hét hebbeding van toen. Geraffineerde verfijning. Topluxe was deze fijn geplisseerde zijden outfit en bovendien gewaagd. De ‘hoesjurk’ attaqueerde radicaal het bestaande modebeeld. Haar korset wurmde en drukte een vrouwenlichaam toen in een S-vorm. Een vrouw werd zo ingeregen dat haar boezem en haar ‘derrière’ uitstulpten.
De nieuwe, soepele, losse, rechte jurk met in de zijnaden geregen glaspareltjes van Murano liet alle vrouwelijke vormen vrij. De Franse actrice Julia Bardet showt in één publiciteitsfoto in Fortunyjurk nog die kronkelende S-lijn maar in huiselijke kring draagt ze die vloeiende jurklijn ongeremd.
Een menner als voorbeeld
Deze Delphos-jurk bedacht in 1909, ligt duidelijk in de lijn van de Reformbeweging van rond de eeuwwende. Die hervormingsbeweging uit het Victoriaanse Engeland en het Duitse alternatieve milieu inspireerde Fortuny. Ook William Morris in Engeland en Henry van de Velde (in België en Duitsland) ontwierpen lange, losse jurken die vrouwen bewegingsvrijheid en vooral ademruimte gunden. Enkel een mooie ceintuur in de taille modelleert wat de vrouwelijke lijn, zoals bij de antieke Korei-beeldjes en vooral de wagenmenner van Delphi waarvan de jurk rechtstreeks een navolger is. Die Griekse basis is niet verwonderlijk omdat de (kunst)wereld begin twintigste eeuw gefascineerd werd door nieuwe archeologische vondsten. Zoals begin negentiende eeuw sijpelde ook begin twintigste eeuw de Klassieke Oudheid binnen in kunsten, meubels, decoratie.
Rond 1900 was Sir Arthur John Evans begonnen met de opgravingen naar het mythische Minoïsche Paleis in Knossos op Kreta. In zijn notaboekjes van 1906-7 kopieert Fortuny tekeningen uit Evans’ artikel ‘The Prehistoric Tombs of Knossos’ en schrijft:
‘Oude bedrukte fragmenten (textiel), teruggevonden in Griekenland, hebben me doen zoeken naar nieuwe procedés om stoffen te bedrukken.’
Knossos en zijn labyrint zijn instant herkenbaar op de bedrukte sjaal Knossos, die in 1907 een weergaloos succes werd. Ruth St Denis, pionier van de hedendaagse dans, showt de sjaal met motieven van planten, van schelpen, algen en octopussen.
Hoofddoek
Delphos-jurk en Knossos-sjaal, meer had een elegante dame van de wereld toen niet nodig. De sjaal kon ook rond het lichaam gedrapeerd worden. Of om het hoofd gewikkeld, zoals Fortuny zelf als voorbeeld aangaf: een tulband op het hoofd en een Arabische djellaba om het lijf. Textiel en stofjes, Mariano was er van kindsaf al door geboeid. In de woonkamer stond een grote koffer waarin zijn moeder haar verzameling antiek textiel bewaarde. De kleine jongen zat er vaak mee te spelen. Die fascinatie voor de soepele speelsheid en de sensualiteit van materialen is ook te zien in zijn fluwelen mantels en jakjes die Fortuny later ontwierp en handmatig bedrukte.
En toen was er licht…
In zijn beroemde boek ‘A la Recherche du Temps Perdu’ (op zoek naar de tijd van toen) laat de Franse schrijver Marcel Proust zijn hoofdpersonage Elistir, ook een schilder, vertellen:
‘Maar men zegt dat in Venetië een kunstenaar met name Fortuny het geheim van hun fabricatie (van textiel) heeft teruggevonden. Over een paar jaar kunnen de vrouwen dan rondwandelen, en vooral thuis lummelen, in dezelfde brokaten stoffen als die waarmee eertijds de Venetiaanse patriciërs vrouwen zich tooiden in de tekeningen van de Oriënt.’
Elk lapje stof is een uniek, handgemaakt kleinood met subtiele kleurschakeringen. De opdruk met metaalpoeders op zijdevelours laten het licht olijk dollen. ‘Licht’, zegt Sophie Grossiord, commissaris van de tentoonstelling en algemeen conservator van het Palais Galliera:
‘Fortuny’s zoektocht naar het licht is de rode draad in al zijn activiteiten als schilder, als textielambachtsman, als fotograaf, als theaterontwerper… Licht is het hart van zijn werk.’
Flikkeringen en spiegelingen
Over dat lichtspel raakt Marcel Proust niet uitgepraat. In zijn boek ‘La Prisonnière’ (de gevangen vrouw) beschrijft hij
‘…de spiegeling in de stof, van een diepblauw die naarmate mijn blik er zich in verdiepte, veranderde in goud. Zoals het blauwe water van het Canale Grande zich omsmeedde in flamboyant goud voor de boeg van een voortglijdende gondel.’
Licht en de intense flikkeringen ervan liggen eveneens aan de basis van zijn zoektocht naar theaterbelichting. Die podiumlampen worden nog geproduceerd als designverlichting voor chique woningen. De ‘Cupola’, zijn beroemde koepel met diffuus licht, duikt het eerst in 1922 op in de Scala van Milaan. Fortuny deed daar het decor- en het lichtontwerp van Parsifal, de opera van Richard Wagner. Een eerste ‘mise-en-scène’ van Wagner verzorgde Fortuny in 1900 met de opera ‘Tristan en Isolde‘, ook al in de Scala van Milaan. Zijn opzet was om een eenheid tussen muziek, drama, kostuums, decor en belichting te verwezenlijken. Er waren nog meer theatrale interventies zoals de verlichting van de grote foyer van de Opera van Parijs en de regie van ‘De Meesterzangers van Nurenberg’ in Rome in 1931 maar ook decoratie en belichting van patriciërswoningen en musea in heel Europa. Fortuny had glamoureuze vrienden als Gabriele D’Annunzio, Hugo von Hofmannsthal, Marchesa Casati en Prinz Fritz Hohenlohe-Waldenburg.
Totaalkunst
De contactpersoon met deze ‘high society’ was mogelijk zijn moeder. Cecilia Madrazo bracht hem in contact met Bayreuth en met de muziek van Wagner. Volgens de overlevering blafte Fifi, de schoothond van de Fortuny’s, kwaad als er geen muziek van Wagner speelde. Vooral het idee van ‘Gesamkunst’ (totaalkunst) bij Wagner en de Oostenrijkse Fin-de-siècle kunstenaars boeide Fortuny. Alle kunsten die moesten samensmelten tot één harmonisch geheel. De hiërarchie tussen hogere en lagere kunsten werd opgeheven. Vandaar dat de ‘schone kunsten-schilder’ Fortuny zich ook met ‘lagere, toegepaste kunsten’ als meubels, textiel, belichting wou bekommeren. Ook voor mannen ontwierp hij ‘Renaissance’-huisjasjes die comfortabel zaten maar er tevens extravagant-luxueus uitzagen.
Zelfs zitbanken werden door hem bedacht en op de tentoonstelling staan er een paar ter verpozing. Met meubileringsstoffen die Fortuny ontwierp en die nog geweven worden door de (opvolger van de) fabriek die hij oprichtte op het Giudecca-eiland. De stoffen worden er nog gefabriceerd volgens de oorspronkelijke ontwerpen, procedés en zelfs machines van eertijds.
Mariano Fortuny en al zijn creaties waren een verfijnde versmelting van geschiedenis, van esthetiek, van techniek, van invloeden uit Byzantium, Japan, Perzië en een ode aan soepelheid en vrijheid.
~ Eliane Van den Ende
Is historica, journaliste en auteur van de boeken ‘Karakterdames, verdoken vrouwenverhalen’ (over vergeten vrouwen in de geschiedenis) en van ‘De Rossaert en zijn passanten’ (over Kunst(enaars) in het Antwerpse schipperskwartier) [email protected]