Dark
Light

De datum van Pasen, een ingewikkelde zaak

Auteur:
7 minuten leestijd
Volle maan achter de kathedraal van Madrid
Volle maan achter de kathedraal van Madrid (Unsplash - Emilio Garcia)

In 2024 valt Pasen opvallend vroeg: op 31 maart. Eeuwenoude kerkelijke regels zorgen ervoor dat de datum van het belangrijkste christelijke feest zwalpt tussen 22 maart en 25 april. Hoe gaat dat?

Het berekenen van de Paasdatum en de daaraan gekoppelde data van andere kerkelijke feestdagen (Aswoensdag, Palmzondag, Hemelvaart, Pinksteren…) is een ingewikkelde zaak, waarin de zon en vooral de maan een rol in spelen.

Eenvoudig gezegd valt Pasen op de zondag na de eerste volle maan van de lente. Die eerste volle maan viel dit jaar op maandag 25 maart. 31 maart is de zondag daarop. Een meer nauwkeurige bepaling, zoals die door de christelijke kerken is vastgelegd, is:

Pasen is de zondag die volgt op de dag waarop de maan de ouderdom van 14 dagen bereikt, als die dag valt op 21 maart of onmiddellijk daarna.

Met “ouderdom” van de maan bedoelt men het aantal dagen na nieuwe maan, het moment waarop de maan in de richting van de zon staat en daardoor onzichtbaar is. De ouderdom van 14 dagen is dus 14 dagen na nieuwe maan, hetgeen vrijwel overeenkomt met volle maan.

21 maart wordt geacht de dag te zijn waarop de lente begint. Het ware astronomische begin van de lente is de lente-equinox, de dag waarop dag en nacht even lang duren. Die valt niet noodzakelijk op 21 maart, maar soms één of twee dagen eerder. De “eerste volle maan” van de lente kan al meteen op 21 maart vallen, maar Pasen zelf valt altijd daarna, dus ten vroegste op 22 maart.

Volle maan
Volle maan (CC0 – Pixabay – Pexels)
Waar komt die vreemde bepaling vandaan? Pasen is de dag waarop volgens de evangeliën Jezus is verrezen. Dat was een zondag. Hij was de vrijdag daarvoor gekruisigd.

Volgens de evangeliën was de bijeenkomst die Jezus vlak voor zijn dood hield, wat we kennen als het Laatste Avondmaal, de maaltijd die de joden houden aan de vooravond van Pesach (het “joodse paasfeest”). Dit is de avond van de dag 14 nisan in de joodse kalender. De maanden van de joodse kalender volgen de maanstanden. 14 nisan is dan ook de dag waarop de maan de ouderdom van 14 dagen bereikt. De maand nisan is de eerste maand van het joodse jaar en valt altijd na het begin van de lente.

Onder de eerste christenen was er verdeeldheid wanneer deze voor hen uiterst belangrijkste gebeurtenis moest worden herdacht. Veel oosterse christenen deden dit aanvankelijk op Pesach, dus 14 nisan. De meesten, vooral in het westen van het Romeinse Rijk, vierden Pasen op de zondag daarna. Bovendien wilden veel christenen voor de datum niet afhankelijk zijn van de joodse kalender, te meer daar deze niet altijd zo nauwkeurig de maanposities volgde. Bovendien werd in het Romeinse Rijk de door Julius Caesar ingevoerde Juliaanse kalender, of lokale varianten daarvan, gebruikt. In die kalender speelt de maan geen rol.

Het (eerste) Concilie van Nicaea in 325 legde ten slotte de bovenvermelde regeling van de Paasdatum vast. Die is sindsdien door vrijwel alle christelijke kerken gevolgd, maar dat betekende nog niet dat iedereen op dezelfde datum Pasen ging vieren. Men was het nog eeuwen oneens over een methode om de datum concreet te berekenen.

Ouderdom van de maan

Om de “ouderdom van de maan” te bepalen gebruikten sommige christenen al sinds de derde eeuw systemen die eerder werden gebruikt in kalenders die de maan volgen. Deze zijn gebaseerd op maancycli, tijdspannen van meerdere “maanmaanden” (of lunaties, de periodes tussen twee nieuwe manen).

Cyclus van Meton
Voorstelling van de negentien jaren van de cyclus van Meton als een wiel, met de Juliaanse datum van de Paasvollemaan – Negende-eeuws manuscript

De bekendste is de cyclus van Meton, genoemd naar een Griekse astronoom uit de vijfde eeuw v. Chr., maar wellicht eerder al bekend in Babylonië. Meton had ontdekt dat negentien jaar overeenstemt met welgeteld 235 “maanmaanden”. Anders gezegd, na negentien jaar herhaalt het verloop van de maanfasen zich op dezelfde wijze in de kalender. Die cyclus is door onder meer de Grieken, de Babyloniërs en de Joden (die dat nog altijd doen) gebruikt voor hun kalenders, waarin de maan de maanden bepaalt.

Op basis van die cyclus probeerden de kerkelijke autoriteiten de datum van de “Paasmaan” (de volle maan voor Pasen) uit te rekenen. Die data herhalen zich dus na elke negentien jaar. Het volstond de zondag na elke datum te vinden om de Paasdatum vast te leggen. Nu is het zo dat de verdeling van de zondagen (en alle andere dagen van de week) over de kalender zich ook op een cyclische wijze opvolgt. Als het jaar begint met een zondag, zal het jaar daarop beginnen met een maandag (na een gewoon jaar), of een dinsdag (na een schrikkeljaar). Je kan gemakkelijk nagaan dat na 4 x 7 = 28 jaar de verdeling van de zondagen over het jaar zich in dezelfde volgorde herhaalt (tenminste in de Juliaanse kalender, waar er om de vier jaar een schrikkeljaar is).

Dionysius Exiguus
Dionysius Exiguus
Uiteindelijk kwam men tot de idee om deze twee cycli, de cyclus van Meton van negentien jaar en de zondagscyclus van achtentwintig jaar met elkaar te combineren. Aldus ontstond een cyclus van 532 jaar, waarna de paasdata zich identiek herhaalden. Een van de eersten die op deze wijze de paasdata uitrekende was Dionysius Exiguus, een geleerde monnik die in Rome werkte. Rond 515 publiceerde hij in opdracht van de paus op basis van die cyclus een tafel van paasdata voor bijna honderd komende jaren. Opmerkelijk was dat hij in die tabel de jaren nummerde “sinds de geboorte van Christus”, waardoor hij de uitvinder van onze huidige “christelijke” tijdrekening is geworden.

De methode van Dionysius – met de bijbehorende tijdrekening – kreeg in de eeuwen daarop meer en meer navolging, zodat op den duur Pasen vrijwel overal op dezelfde datum werd gevierd (al bleven er nog lange tijd afwijkende manieren bestaan). Het was een koud kunstje om met zo’n tabel de paasdata voor de komende eeuwen te bepalen. Ook al besefte men dat de cyclus van Meton niet helemaal nauwkeurig is. Men rekende immers met een gemiddelde, “kerkelijke” maan, terwijl de beweging van de echte maan allerlei schommelingen rond dat gemiddelde vertoont.

Correcties

Het is misschien vreemd dat de kerkelijke autoriteiten geen beroep deden op echte sterrenkunde om de maanstanden vast te leggen. Daar hadden ze wellicht geen belangstelling voor (de eerste christenen toonden zich eerder vijandig tegenover de wetenschap). Het gebruik van cycli was veel eenvoudiger, maar voor de geestelijken die er gebruik van moesten maken was het al behoorlijk ingewikkeld. In de Middeleeuwen gold de comput, het berekenen van de data van Pasen en andere feestdagen, tot de moeilijkste vakken in de opleiding van geestelijken.

In diezelfde Middeleeuwen was het al duidelijk dat de gebruikte methode afweek van de realiteit. Doordat het jaar in de Juliaanse kalender iets te lang duurt, viel het ware begin van de lente steeds vroeger dan 21 maart. Anderzijds loopt de cyclus van negentien jaar iets voor op de werkelijke ouderdom van de maan. In drie eeuwen liep dat verschil op tot bijna een dag. Dat merkte men niet meteen op, tenzij er een zons- of maansverduistering was, want die verschijnselen kunnen alleen plaatsvinden bij respectievelijk nieuwe of volle maan. Steeds meer geleerden gingen beseffen dat Pasen wel eens op een verkeerde datum kon worden gevierd.

Dat zou zo blijven tot paus Gregorius XIII in 1582 de naar hem genoemd kalenderhervorming invoerde. Die hield niet alleen in dat de nauwkeurigheid van de kalender tegenover de zon werd verbeterd, door een achterstand van tien dagen op de kalender in te halen en vervolgens drie schrikkeldagen per 400 jaar weg te doen vallen. Tegelijk werd ook de berekening van de “kerkelijke” maan verbeterd door om de 300 of 400 jaar één dag toe te voegen aan de ouderdom van deze fictieve maan.

Paus Gregorius XIII zit de kalendercommissie voor
Paus Gregorius XIII zit de kalendercommissie voor (Bicchernatablet 72, Siena, 1582)

Deze door Gregorius XIII goedgekeurde nieuwe berekening van de Paasdatum (het werk van een door de paus aangestelde commissie) kreeg kritiek, vooral van protestantse geleerden. Die vonden het absurd dat men gebruik bleef maken van maancycli, in plaats van zich te baseren op echte astronomische berekeningen van de maan. In de zestiende eeuw was de sterrenkunde er heel wat op vooruitgegaan (zeker sinds Copernicus) en er waren vrij nauwkeurige tafels gepubliceerd met maanfasen in de toekomst.

Nadat de meeste protestantse staten aanvankelijk de hele kalenderhervorming afgewezen had, pasten ze rond 1700 een compromis toe: de eigenlijke Gregoriaanse kalender werd aanvaard, maar de Paasdatum werd afgeleid uit astronomische tafels. Die zogenaamde “verbeterde” kalender werd in de achttiende eeuw gebruikt in de meeste Duitse protestantse staten, in de Scandinavische landen en ook even in de Republiek der Verenigde Nederlanden, maar op den duur schakelden ze alle over op de Gregoriaanse comput, ondanks zijn omstreden cycli. Het laatst gebeurde dat in Zweden, in 1844.

De meeste oosterse kerken blijven de oude paasberekening gebruiken, gebaseerd op de cyclus van 532 jaar volgens de Juliaanse kalender. Sommige orthodoxe kerken zijn in de twintigste eeuw overgestapt naar de Gregoriaanse kalender, zonder echter van comput te veranderen. Door het verschil van (nu al) dertien dagen tussen beide kalenders valt het oosterse Paasfeest meestal later dan het westerse: in 2024 is dat zelfs meer dan een maand nadien: op 5 mei. Slechts af en toe vallen beide data samen (dat was het laatste het geval in 2017).

Pasen valt altijd op een zondag, maar de dag daarop, Tweede Paasdag (of Paasmaandag) is ook een vrije dag, net als Hemelvaart (een donderdag) of Tweede Pinksterdag (ook een maandag), die op een vast aantal dagen na Pasen vallen. Zodoende wordt in onze westerse wereld het aantal verlofdagen vandaag de dag nog altijd bepaald door de positie van de maan.

Tim Trachet is journalist bij de VRT. Hij maakte verscheidene historische documentaires en een kroniek van de Eerste (en deels ook de Tweede) Wereldoorlog op de website VRTNWS. Erevoorzitter van Studiekring voor Kritische Evaluatie van Pseudowetenschap en het Paranormale. (SKEPP). Auteur van Astrologie: zin of onzin? (1995), Het drama van Abbeville (2010), Alles over de monarchie (2011), De Ster van Bethlehem (2016) en Waar is Hitler? (2020).

Gerelateerde rubrieken:

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 51.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×