Het fascisme ontstond tegen het eind van de eerste Wereldoorlog en ging ten onder aan het eind van de Tweede Wereldoorlog. Dat is zo’n beetje de consensus. Als na 1945 iemand onwelgevallige ideeën of gedrag vertoont wordt hij ‘fascist’ genoemd en daarmee effectief onschadelijk gemaakt, want wie wil er nu iets te maken hebben met het fascisme? De werkelijkheid is natuurlijk niet zo simpel. Ook na 1945 zijn er in Europa fascisten geweest. Zij noemden zich natuurlijk geen fascist, maar republikein, of populist, of nationalist.
In het recent verschenen boek Fascisme gaat Daniël Knegt terug naar het allereerste begin van deze ideologie, die als een ‘derde weg’ kan worden gezien naast kapitalisme en communisme. Als kern van het fascisme ziet hij de begrippen nationalisme, populisme, revolutionaire dynamiek en wedergeboorte. In een klein, handzaam boekje van zo’n honderdvijftig pagina’s zet Knegt uiteen waar het fascisme vandaan kwam, wat voor goeds (weinig) het heeft bereikt en wat voor slechts (veel) het heeft veroorzaakt.
“Positieve” mythe
Juist omdat het fascisme en zijn tweelingbroer nationaalsocialisme zoveel ellende hebben veroorzaakt, is het voor de hedendaagse Europeaan moeilijk voorstelbaar dat miljoenen hebben geloofd in het fascisme. Want waarom zou je geloven in een ideologie die niets anders brengt dan dood en vernietiging? Knegt vertelt duidelijk uit welke voedingsbodem het fascisme voortkwam en wat de aantrekkingskracht ervan was:
‘Het fascisme was tijdens het interbellum op veel plaatsen succesvol omdat het erin slaagde in te spelen op de crises van de tijd én te appelleren aan de verlangens van veel kiezers. De belofte van een strak geordende volksgemeenschap, gekenmerkt door gemeenschappelijke belangen, trouw aan een dynamische leiding die de volkswil belichaamt, klassenharmonie, economisch herstel en nationale wedergeboorte was aantrekkelijk voor uiteenlopende groepen in de maatschappij. Zonder deze “positieve” mythe is het succes van het fascisme niet te begrijpen. Fascisten creëerden een liturgie van symbolen, massarituelen en politieke ceremonies die in sterke mate betekenis gaven aan het bestaan van hun aanhangers.’ (p. 104).
Verleden en ontwikkeling
In de eerste vier hoofdstukken van zijn boekje vat Knegt samen wat er in het verleden allemaal over het fascisme is gezegd. Hij doet dat summier maar inzichtelijk zodat de lezer snel een goed en volledig beeld krijgt. Het vijfde hoofdstuk is gewijd aan het fascisme van na 1945. Knegt is erin geslaagd in die vijfentwintig pagina’s een goed internationaal overzicht te geven, waarbij hij de problemen voor de hedendaagse lezer elegant oplost: is Wilders een fascist? Is Forum voor Democratie fascistisch? Wat is de relatie met de bestorming van het Amerikaanse Capitool in 2021?
Het enige dat beter had gekund (of gemoeten) is dat Knegt wel erg veel aandacht geeft aan het Franse fascisme en daardoor komt de theoretische achtergrond van het Italiaanse fascisme er bekaaid af, terwijl dat toch de moeder aller fascismen was. Ook wordt het boekje ontsierd door enkele storende missers. Zo is het onzin dat de meeste fascismen ontstonden in grensstreken (p. 11), was Hitler niet decennialang een bewonderaar van Mussolini (p. 74) en maakte Knegt geen gebruik van de nieuwste wetenschappelijke literatuur over het fascisme. Maar misschien mag je ook niet meer verwachten van een handzaam en klein overzicht van het fascisme dat bedoeld is voor het grote publiek.