Twee van de meest tot de verbeelding sprekende gebeurtenissen uit de moderne krijgsgeschiedenis zijn misschien wel de veldtochten van Napoleon en Hitler in Rusland. De twee alleenheersers waren – tot het moment dat ze besloten Rusland aan te vallen – beiden schier onoverwinnelijk. Rusland werd echter door beiden veldheren onderschat.
Het land bleek gezien haar enorme reserves aan mensen en ruimte een onneembare vesting en de pijnlijke nederlaag tegen de Russen was voor beiden een beslissend omslagpunt dat het einde van hun macht in Europa inluidde. Wat was het verloop van beide veldtochten en welke problemen kruisten het pad van zowel de Grande Armée als de Wehrmacht en welke vergelijkingen zijn te trekken? Een beknopte bespreking van de twee historische veldtochten.
Napoleon: 1812
In 1810 liet de Russische tsaar Alexander I Napoleon weten geen bondgenoot van Frankrijk meer te willen zijn. Rusland, dat economisch gezien grotendeels afhankelijk was van de handelsbetrekkingen met het Verenigd Koninkrijk, liep te veel schade op door deelname aan het continentale stelsel en Rusland herstelde het contact met zijn Britse handelspartner nadat Napoleon geen gehoor aan het verzoek van Rusland had gegeven om de voorwaarden van het continentale stelsel te verzachten. Dit was voor Napoleon de aanleiding om Rusland in 1812 aan te vallen.
Aanvankelijk kreeg het Franse leger weinig tegenstand en kon het relatief gemakkelijk het vijandelijk gebied binnentrekken. Door het snel oprukkende leger van Napoleon was het Russische leger genoodzaakt zich terug te trekken. De Russen gebruikten hierbij ‘de tactiek van de verschroeide aarde’: alle zaken van militaire en economische waarde (die de vijand van dienst zouden kunnen zijn) werden vernietigd. Ook werd het water vergiftigd, waardoor de Franse soldaten allerlei besmettelijke ziektes opliepen. Napoleon werd door het gebrek aan voorraden gedwongen steeds verder Rusland binnen te trekken. Ondanks zware materiële verliezen was hij vastbesloten door te gaan naar Moskou. Hij was er van overtuigd dat hij de Russen daar tot overgave kon dwingen. In de Slag om Borodino, het voorstadje van Moskou waar het gevecht zich afspeelde, werd nipt door de Fransen gewonnen. De Russische generaal Koetoezov gaf toen opdracht Moskou te evacueren. Op 14 september trok het leger van Napoleon Moskou binnen, de allerlaatste overwinning van Napoleon.
De Russische opperbevelhebbers weigerden de strijd op te geven en op bevel van de militaire gouverneur Rostopstjin werd de hele stad in brand gestoken. Door de brandzee die in Moskou woedde gingen alle voedselvoorraden en pakhuizen in vlammen op. Napoleon was genoodzaakt Moskou te verlaten. Het Grande Armée had het zwaar te verduren. Niet alleen omdat men door de Russen gedwongen werd om door verlaten en verwoestte dorpen en steden terug te trekken en vanwege de constante aanvallen door bereden kozakken, maar zeker door de oprukkende kou en het uitbreken van tyfus. Van de ruim 700.000 manschappen die onder bevel van Napoleon Rusland aanvielen overleefden er slechts 18.000 tot 22.000. Op 18 december 1812 eindigde de ramptocht naar Rusland.
Hitler: 1941
Ook Hitler had, net als Napoleon twee eeuwen daarvoor, Rusland als bondgenoot. In 1939 sloot hij een niet-aanvalsverdrag met Stalin. Op het moment dat het pact werd ondertekend was het zowel in het belang van Nazi-Duitsland als de Sovjet-Unie om een onderling gewapend conflict zo lang mogelijk uit te stellen. Hitler en de Duitse legerleiding waren zich terdege bewust van het feit dat Duitsland de Eerste Wereldoorlog mede had verloren doordat het een oorlog op twee fronten had moeten voeren. Als Duitsland in het westen zou aanvallen of het westen het land de oorlog verklaarde (zoals ook zou gaan gebeuren), was het van belang dat Duitsland het niet tegelijkertijd met Rusland aan de stok kreeg. Als Hitler Rusland aan zou vallen, moest eerst het westen zijn geneutraliseerd. Voor de Sovjet-Unie was oorlog ongewenst omdat het zowel militair als economisch hier niet op was voorbereid.
Hitler had er nooit een geheim van gemaakt dat hij het oosten van Europa de ultieme plek vond om zijn “lebensraum”-droom voor het Duitse volk te vervullen. De meest fundamentele beweegreden was misschien wel dat Duitsland afgesneden was van olie en veel andere essentiële grondstoffen. Bovendien beschouwde hij het communisme als zijn aartsvijand. Die politieke en ideologische stroming maakte volgens Hitler deel uit van de internationale joodse samenzwering en moest daarom net als het jodendom vernietigd worden.
Drie miljoen Duitse troepen stonden klaar om de Sovjet-Unie binnen te vallen. Hitlers ‘kruistocht tegen het Bolsjewisme’ kende een uiterst succesvolle beginfase. Door de toegepaste Blitzkrieg-tactieken waren de Duitsers in de eerste drie weken van Operatie Barbarossa maar liefst 600 kilometer doorgedrongen op het grondgebied van de Sovjet-Unie.
Wit-Rusland was zo goed als geheel veroverd en grote delen van de Baltische staten en de Oekraïne waren eveneens onder de voet gelopen. Deze tegenstander van Hitler was echter anders dan de voorgaande tegenstanders; de Duitse Wehrmacht vocht nu tegen een tegenstander die door het communistische regime gedwongen werd tot het bittere einde te strijden. Stalin kopieerde de tactiek van ‘de verschroeide aarde’ van Tsaar Alexander I. Er mocht voor de vijand niet één locomotief, niet één wagon, geen pond brood en geen liter olie overblijven. Daarnaast had het Duitse opperbevel een ernstige misrekening gemaakt over de hoeveelheid troepen die de Sovjet-Unie in kon zetten. Voorts begonnen de eerste logistieke problemen te ontstaan. Het Russische wegennet was veel minder ontwikkeld dan het wegennet in Frankrijk een jaar eerder, waardoor de voorhoede van de Duitse pantserspitsen niet op tijd bevoorraad kon worden. De aanvoerlijnen waren bovendien kwetsbaar voor uitvallen van ontsnapte Sovjet-soldaten. De breedte van de Russische spoorlijnen verschilde van die in West-Europa, waardoor de Duitsers afhankelijk waren van buitgemaakt Russisch spoormaterieel.
Begin oktober verzamelden zich de meeste Duitse pantserdivisies voor de aanval op Moskou. Opnieuw werden de Sovjet-legers omsingeld en vernietigd. De weg naar Moskou leek open. Dat was slechts een illusie: daar waren zich de volgende Sovjet-legers al weer aan het formeren. Maar nog voor het tot een werkelijke strijd om de hoofdstad kon komen, viel de Duitse opmars stil. Vier maanden waren inmiddels voorbij. De temperatuur daalde, de wegen veranderden in modderbanen. De aanvoer van munitie en andere noodzakelijke goederen viel stil. Toen in november de eerste vorst de wegen weer begaanbaar maakte, drongen de generaals er bij Hitler op aan het leger te laten terugvallen in veilige winterposities. Want terwijl de Russen zich via hun spoorwegnet op hun gemak hadden kunnen versterken, waren de Duitse troepen volledig uitgeput en vaak zonder brandstof, munitie of zelfs voedsel. Hitler echter riep op tot een “allerlaatste krachtsinspanning”. Het is niet duidelijk wat die had moeten bereiken; men had Moskou misschien nét kunnen innemen, maar nooit kunnen behouden. Dezelfde situatie waarin Napoleon verkeerde in 1812, en waarin de Duitsers zouden hebben verkeerd, indien zij een maand eerder aan hun opmars waren begonnen.
Het oorspronkelijke strategische doel om het grootste verkeerskruispunt van Rusland in handen te krijgen schrompelde daarmee ineen tot een poging om zowel het Duitse moreel op te vijzelen als het moreel van het Rode Leger te ondermijnen. Dit laatste zou waarschijnlijk moeilijk te realiseren zijn geweest: Stalin zorgde er wel voor, dat zo weinig mogelijk mensen wisten van de vooruitgang die het Duitse leger boekte. Hoe het ook zij, de Duitse aanval liep rampzalig af. De Russen keken het nog drie weken aan terwijl de Duitsers naderbij kropen. Toen die binnen het bereik van hun nieuw opgerichte legers waren gekomen, viel de winter pas écht in. Bij temperaturen van ver onder nul verloren de Duitsers niet alleen hun oorlogsmaterieel maar ook veel manschappen door bevriezingsverschijnselen. Op dat moment sloeg het Rode Leger toe. Legergroep Midden werd teruggedreven, bijna omsingeld en kon ternauwernood de totale ondergang afwenden. Het verlies aan mankracht was zo groot dat de Wehrmacht zich daar nooit meer van zou herstellen.
Na het mislukken van de aanval op Moskou gaf Stalin bevel om de Duitsers Rusland uit te drijven. Inmiddels had Hitler de operationele bevelvoering aan het Oostfront op zich genomen. Zijn eerste bevel was het roemruchte “waar de Duitse soldaat staat, daar blijft hij staan”. De succesvolle verdediging schreef hij weer volledig toe aan zijn eigen veldheergenie. Dit zou het vervolg van de Duitse oorlogvoering volledig bepalen. In zijn functie van Oberbefehlshaber Ost maakte Hitler grote strategische fouten die leidden tot de nederlagen bij Stalingrad en Koersk.
Eén van de belangrijkste gevechten van 1942 vond plaats om de stad Stalingrad waar de Sovjets in straatgevechten standhielden tegen de Duitse Panzers. Het Duitse Zesde Leger werd omsingeld en Hitler verbood een uitbraak. Uiteindelijk resulteerde dit op 2 februari 1943 in de overgave van de Duitse troepen. De Slag bij Stalingrad was een keerpunt in de strijd tegen de Duitsers. Vanaf dit moment herwonnen de Russen eerder aan de Duitsers verloren terrein en maakten men zich klaar om voor eens en voor altijd af te rekenen met het Derde Rijk.
Parallellen
Er zijn wel degelijk parallellen te trekken tussen de problemen die Rusland gaf voor zowel Napoleon als Hitler. Allereerst onderschatten beiden de bijna onuitputtelijke reserves in ruimte en mensen. Daarbij begunstigde de geografie van het land de Russen enorm: een uitgestrekt achterland, grote rivieren die dwars door de opmarsrichting liepen, wegen die enorme moerasbossen doorsneden en dus eenvoudig waren af te grendelen. Het uitgestrekte Russische achterland leende zich bijzonder goed voor de uitvoering van de ’tactiek van de verschroeide aarde’. De legers van Napoleon en Hitler waren door deze tactiek geheel afhankelijk van hun eigen aanvoerlijnen, die steeds langer werden doordat de Russen zich steeds verder terugtrokken.
Net als Napoleon maakte Hitler de fout geen rekening te houden met de Russische winter. Hitler had – net als de Franse alleenheerser eerder – de taaiheid van zijn tegenstander onderschat en hij was er net als Napoleon van overtuigd dat hij de tegenstander door militaire superioriteit van zijn leger al vóór het invallen van de winter een definitieve slag kon toebrengen. Een winteruitrusting was in Hitlers’ ogen dus overbodig. Achteraf bleek dit een fatale inschattingsfout te zijn.
Wat opvalt is dat Hitler totaal geen lessen lijkt te hebben getrokken uit het verleden; de mislukte veldtocht van Napoleon in 1812. Dit is te verklaren door Hitlers’ programmatische stijfkoppigheid. Hij wilde niet dat het verleden invloed had op zijn strategische plannen. Tot zekere hoogte was hij blind voor de werkelijkheid en had hij geen oog voor de gevaren die zijn plannen doorkruisten.
Napoleon en Hitler waren na hun vele overwinningen in Europa, overmoedig geworden en achtten zichzelf onoverwinnelijk. De imponerende beginsuccessen versterkte dit onoverwinnelijke gevoel bij beide dictators. Mede hierdoor werd er geen rekening gehouden met het Russische weerstandsvermogen en was het Rusland dat zowel in 1812 als in 1943 aan het langste eind trok.
Boek: Napoleons fatale veldtocht naar Moskou (Adam Zamoyski)