Monotheïsering

4 minuten leestijd
Pantheon in Rome (cc - Jörg Bittner)
Pantheon in Rome (cc - Jörg Bittner)

Ik ben momenteel bezig met een reeks over de vroege geschiedenis van het christendom, waarin ik inmiddels een aantal zaken heb behandeld. Eén daarvan is dat het jodendom weliswaar een monotheïstische norm had, maar in de dagelijkse praktijk open stond voor elementen uit andere religies. Verder wees ik erop dat ideeën over een tweede godheid weliswaar niet voldeden aan die norm, maar ook niet volstrekt marginaal waren.

De positie van “tweede godheid” was aan het begin van de jaartelling een vacature en het was mogelijk die door een sterveling te laten vervullen: het is denkbaar dat de Zelfverheerlijkingshymne deze hemelse status toeschrijft aan de stichter van de sekte van de Dode Zee-rollen en Paulus schrijft in de Filippenzenbrief dat Jezus een naam krijgt, hoger dan alle andere namen, wat een aanduiding is van die tweede godheid.

Dit alles roept uiteraard de vraag op waarom christenen Jezus niet langer beschrijven als middelaarfiguur. In een Romeinse context zou Jezus typeren als Gods vizier – praetoriaans prefect desnoods – simpeler zijn geweest dan de complexe Drie-eenheid, waarin in Christus twee naturen samenkwamen. Niet alleen zou het idee van Christus als een lager soort hemeling makkelijker zijn geweest, het is ook beter in lijn met de Bijbel. In de woorden van Paulus:

“Christus is het hoofd van iedere man, maar de man is het hoofd van de vrouw, en God het hoofd van Christus” (1 Korinthiërs 11.3)

Het idee van een Drie-eenheid is onpraktisch, staat haaks op althans sommige Bijbelteksten en is dan ook een late ontwikkeling.

Tegelijk is de vraag waarom het idee van een “tweede godheid”, dat toch bij diverse joodse groepen bekend was, is verdwenen uit het jodendom. Misschien is dit laatste nog het simpelste te verklaren: het leek voor de rabbijnen teveel op christendom en dus begon men het idee van de “twee machten” als ketterij te beschouwen, al bleef het bestaan in de mystiek.

Dat is dan misschien simpel – maar hoe verdween de tweede godheid uit het christendom? Hoe werd Christus volledig god? Dat er een boekenkast over is volgeschreven, bewijst dat eigenlijk niemand het zeker weet. Ik voor mij vermoed dat allerlei factoren een rol hebben gespeeld, op verschillende momenten met verschillende argumenten, maar cumulatief elkaar steeds verder versterkend. Ik wil er echter twee factoren uitlichten die ik niet vaak behandeld heb gezien en waarover ik zelf meer zou willen weten.

Punt vooraf: ondanks wederzijdse scheldpartijen tussen rabbijnen en bisschoppen communiceerden jodendom en christendom in de praktijk volop: nog rond 400 waren er christelijke groepen die de spijswetten onderhielden terwijl de berekening van de Paasdatum de running gag is van de laatantieke kerkgeschiedenis. We kennen diverse preken die zijn gericht tegen christenen die aanschoven in synagogen. Deze “open grens” maakte het mogelijk dat nieuwe joodse ideeën het christendom binnenkwamen, zoals het idee van de “apostolische successie”: elke bisschop is ingewerkt door zijn voorganger, zoals de rabbijnen het hebben geleerd van hun voorgangers. Het is alleszins denkbaar dat de christenen het idee van Jezus als tweede godheid hebben laten varen toen de joodse religieuze autoriteiten de daarvoor benodigde geschriften, de Henochitische literatuur, niet langer beschouwden als geïnspireerd. In feite bepaalden de rabbijnen zo de omvang van het christelijke Oude Testament.

Ik zeg erbij dat de christenen de hele Middeleeuwen de Makkabeeënboeken als canoniek zijn blijven beschouwen, dus wellicht klopt het bovenstaande niet helemaal of helemaal niet. Zoals gezegd: ik zou hier meer over willen weten.

En nog een andere factor: ontwikkelingen bij de traditionele culten, waarmee het zich ontwikkelende christendom eveneens een “open grens” had. (Mooi voorbeeld: er is een hymne die begint met de woorden “wees gegroet Christus, ware Apollo”). De andere culten waren, zoals bekend, polytheïstisch, maar dat wil niet zeggen dat iedereen álle goden aanbad. Sterker nog, de breedte van het pantheon varieerde. Overal waren slechts zo’n vijf of zes goden écht populair, maar in bijvoorbeeld Latium genoten de minder populaire goden nog altijd behoorlijke verering, terwijl in andere provincies – ik heb het ooit uitgezocht voor Germania Inferior en Belgica – de cultus zich beperkte tot de toppers. Een subtop ontbrak. Italië kende dus een breed polytheïsme terwijl onze voorouders er een smaller polytheïsme op na hielden.

Mithras (cc - Basisches Landesmuseum Karlsruhe)
Mithras (cc – Basisches Landesmuseum Karlsruhe)
De crux lijkt nu te zijn dat in de loop van de Romeinse tijd de diverse pantheons overal versmalden. Deels kwam dit door het gelijkstellen van culten, wat men wel aanduidt als “syncretisme”. Om het meest opvallende – en daarom misschien misleidende – voorbeeld te geven: het mysterie van de verering van Mithras was dat deze godheid identiek was aan de onoverwinnelijke zon. (Als u dit geen echt diep mysterie vindt, moet u bedenken dat we de diverse associaties niet langer kennen. Hoeveel theologie zit er niet verstopt in “Christus is gestorven voor onze zonden”?) Die onoverwinnelijke zon was overigens zelf ook al samengesteld uit eerder godheden, zoals de Syrische Elagabal en de Grieks-Romeinse Apollo, die voor het begin van onze jaartelling trouwens nog geen zonnegod was. Kortom, in de zonnecultus kwamen allerlei culten samen.

Dit is maar één voorbeeld. In mijn vorige blogstukje noemde ik Isis. Syncretisme speelde een rol bij de versmalling van het pantheon. Andere goden raakten domweg vergeten, al zal dat (deels?) zijn gecompenseerd door de introductie van nieuwe godheden. Tot slot speelt mee dat steeds meer mensen het filosofische idee overnamen dat alle goden manifestaties waren van één oppergod. Dat idee was niet nieuw, maar won gedurende de Oudheid gaandeweg terrein – soms als een persoonlijke keuze om deze of gene godheid als enige te vereren, soms als keizerlijk beleid om één cultus te privilegiëren, vooral vaak als het neoplatoonse denkbeeld dat uit het Ene de geest, de zielen en de materie waren voortgekomen. Het Pantheon in Rome, de tempel voor het “algoddelijke”, is een architectonisch voorbeeld.

Ik acht het alleszins denkbaar dat, te midden van andere factoren, bij de ontwikkeling van “Christus als lagere godheid” naar “Christus als tweede persoon van de drie-ene god” een rol heeft gespeeld dat alle culten in de Romeinse tijd neigden naar vereenvoudiging. Het christendom was dus, om zo te zeggen, heidenser dan latere christelijke polemisten aannamen.

~ Jona Lendering

Boek: Hoe uit een klein Koninkrijk twee wereldreligies ontstonden

Jona Lendering is historicus, webmaster van Livius.org en docent bij Livius Onderwijs. Hij publiceerde verschillende boeken en verzorgt een nieuwsbrief over de Oudheid. Zie ook zijn blog: mainzerbeobachter.com

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×