Hoogste prijs voor betaalde liefde
Slachtoffer: Johannes Dikmans (21)
Dader: onbekend
Plaats delict: Lijnmarkt
Pleegdatum: zaterdag 23 september 1893
Moordwapen: steekwapen
Op zaterdagnacht 23 september 1893 lopen twee surveillerende agenten naast elkaar door de Zadelstraat richting Domtoren. Plotseling horen ze geschreeuw dat vanuit de Lijnmarkt lijkt te komen en ze slaan snel rechtsaf. Wanneer de dienders de hoek om komen, zien ze drie mannen. Eén van hen rent haastig de donkere Boterstraat in. Een van de andere mannen loopt de agenten tegemoet en vraagt om hulp terwijl hij in elkaar zakt. De andere schiet hem te hulp en probeert hem zo goed als hij kan overeind te houden. De agenten merken dat zijn kleding doorweekt is met bloed en dat hij geen teken van leven meer geeft. Het slachtoffer wordt met spoed naar het hoofdbureau van politie gebracht, waar hij een paar minuten later overlijdt. Een inmiddels gealarmeerde arts kan alleen nog de dood vaststellen, oorzaak: een steek in de linkerborst.
De 21-jarige Johannes Dikmans is samen met een kameraad op stap in de binnenstad van Utrecht. Het bruisende nachtleven heeft grote aantrekkingskracht op de jonge provinciaal. Johannes werd geboren op 27 augustus 1872 in Zaltbommel, als zoon van een brigadier bij de rijksveldwacht en diens echtgenote. Hij leert voor metaaldraaier en verhuist op jonge leeftijd naar de Haverstraat 38 in de grote stad Utrecht. Daar wil hij zijn geluk gaan beproeven. De stad geeft hem ook het vertier dat in de polder nauwelijks te vinden was.
Even na middernacht gaat Johannes met zijn stapmaatje een bordeel binnen in de beruchte Boterstraat. De straat ligt aan de rand van de beruchte volksbuurt de Holle Bilt. Het wijkje tussen de Boterstraat, Lijnmarkt, Strosteeg en Springweg bestaat uit een wirwar van donkere steegjes en sloppen. Er is ook een pleintje waar men een paar traptreden naar beneden kan, naar een bijzonder smal steegje met de beeldende naam ‘Reet van de Muur’. In deze doolhof van steegjes staan talloze krotwoningen en publieke huizen, waar prostituees hun arbeid verrichten. De leefomstandigheden zijn er ronduit slecht.
De twee jongemannen verblijven maar kort in het groezelige bordeel, aangezien ze onenigheid krijgen met één van de aanwezige dames. De twee verlaten de publieke woning en lopen de Boterstraat uit, de Lijnmarkt op. Ze zijn nog maar net de hoek om, als ze voetstappen achter zich horen. Johannes en zijn kameraad draaien zich om en zien twee grote kerels op hen afkomen. Eén van de twee imposante figuren slaat Johannes neer, de andere neemt zijn vriend voor zijn rekening. De vriend raakt buiten westen. Johannes kan nog net zwak ‘Politie!’ roepen, daarna houdt het voor hem voorgoed op.
Nog diezelfde nacht stelt de politie een onderzoek in. Ze verhoren de vrouw uit het bordeel, met wie de twee slachtoffers ruzie hebben gehad. Haar 32-jarige vriend Engbertus Willem Kramer en diens 44-jarige broer Roelof worden beiden gearresteerd. Engbertus is een bekende van de politie vanwege zijn gewelddadige reputatie.
Drie weken eerder namelijk, op maandagmiddag 4 september, had zijn vriendin ruzie met één van de prostituees die dronken thuis kwam en opmerkingen maakte over de gereedstaande lunch. Na enige tijd begon de ruzie tussen de twee temeiers Engbertus zodanig de keel uit te hangen, dat hij het bord beetpakte dat voor hem op tafel stond, en in het gezicht van de prostituee stuksloeg. Haar gezicht raakte ernstig gewond. Hevig bloedend rende ze de straat op waar ze door politieagenten werd meegenomen om zich door een arts te laten behandelen. Het bleek dat een deel van haar neus was afgesneden.
Drie dagen na hun arrestatie worden de gebroeders Kramer door de rechter van instructie verhoord. Het slachtoffer herkent Roelof als degene die hem heeft neergeslagen. Er wordt ondertussen ook druk gezocht naar het moordwapen. Personeel van de stadsreiniging doorzoekt onder toezicht van de politie het riool, zinkputten en dergelijke in de Boterstraat en aangrenzende Lijnmarkt. Zonder succes, er wordt geen steekwapen gevonden.
In de loop van zondag 1 oktober 1893 komt het nieuws naar buiten dat Roelof is overgebracht naar de cellulaire gevangenis, terwijl zijn broertje Engbertus op vrije voeten is gesteld. Bij gebrek aan bewijs wordt Roelof in november ook vrijgelaten. De dood van Johannes lijkt ongestraft te blijven.
Maar vijf jaar later wordt de dood van Johannes toch nog opgelost. Inspecteur van politie De Jager Meezenbroek, die nog maar net in dienst is, heeft een nieuw aanknopingspunt gevonden. Hij vindt een getuige in een toenmalige water- en vuurverkoper, wiens verklaring in combinatie met de al bestaande getuigenissen zo bezwarend is, dat de rechtbank beveelt Roelof opnieuw in hechtenis te nemen.
Hij wordt op vrijdagmiddag 15 juli 1898 in half beschonken toestand in een bierhuis in de Boterstraat gearresteerd en voor de tweede maal naar de gevangenis overgebracht. Daar wordt hij vijf keer door inspecteur De Jager Meezenbroek ondervraagd. Dan breekt Roelof en vertelt tot in detail hoe alles is gebeurd, die kille nacht eind september. Knap werk van de jonge speurder, die er op deze manier voor zorgt dat de dood van de onschuldige metaalbewerker Johannes toch nog bestraft zal worden.
Roelof zal eindelijk, na vijf jaar, alsnog voor de rechter verschijnen. Maar de volgende maand verklaart verdachte Roelof tegen de rechter dat hij inspecteur De Jager Meezenbroek nog nooit van zijn leven heeft gezien. Hij zegt ook dat hij elke mogelijke verklaring in beschonken toestand heeft afgelegd en dat hij zich niets meer van het hele voorval kan herinneren. Zijn vrouw, die op straat zou hebben rondgebazuind dat haar man meer van de zaak weet, verklaart nu ook dat zij de bewuste nacht niets heeft gezien. Ze zegt dat ze de hele tijd in de publieke woning is gebleven en dat zij zich overal buiten wil houden.
Het is hun woord tegen dat van de nieuwe getuige. Wegens gebrek aan bewijs wordt Roelof door de rechtbank voor een tweede keer vrijgesproken. De ambitieuze diender De Jager Meezenbroek staat met lege handen en, erger nog, de dood van Johannes is altijd onbestraft gebleven.
Amok in Span Oekoe
Dader: Ramon G. (21)
Plaats delict: Gruttersdijk/Adelaarstraat, Vogelenbuurt
Pleegdatum: zaterdag 13 september 1969
Moordwapen: broodmes
In de jaren zestig maakt Harold Riedewald (1933-1982) de oversteek van zijn geboortegrond Suriname naar Nederland. In Suriname was hij enige tijd werkzaam als Officier van Justitie, maar hij wilde meer stappen zetten op de rechterlijke ladder. Dit kon enkel als hij een vervolgstudie zou afronden. Dat kon alleen in het koude Nederland.
Eenmaal in Nederland slaat de twijfel toe bij Harold. Hij vraagt zich af of een loopbaan in het Recht nog wel bij hem past. Uiteindelijk maakt hij een gedurfde carrièreswitch. Op de hoek van de Gruttersdijk en de Adelaarstraat in de Vogelenbuurt, in de schaduw van de wieken van de molen Rijn en Zon, begint hij het Surinaamse ontmoetingscentrum Span Oekoe, wat Spannend Hoekje betekent. De naam blijkt profetisch te zijn. Al een dag na de officiële opening van het café komt zijn voormalige werk akelig dichtbij.
Op zaterdagavond 13 september 1969 komt de 21-jarige betonvlechter Ramon Siegfried G. het café binnen. De jonge Surinamer woont pas drie jaar in Nederland, dus een plek met gelijkgestemden moet hem een gevoel van veiligheid hebben gegeven. Bij de deur hangt hij zijn jas op en loopt verder de zaak in. Korte tijd na de komst van Ramon komt een groep mannen binnen. Een van hen is de 32-jarige Alfred Ronald Stanley Caïro. De twee Surinaamse mannen verkeren al enige tijd op gespannen voet en Span Oekoe lijkt het decor te worden voor de op handen zijnde confrontatie.
Bij zijn binnenkomst valt het oog van Alfred snel op Ramon. Voor een moment van bezinning is geen tijd. Alfred gaat zijn rivaal direct te lijf. Hij geeft Ramon een klap in zijn gezicht en grijpt een stoel beet. Op het moment dat hij die wil gebruiken als slagwapen, posteert de kastelein zich tussen beide heren. De barman praat op de vechtjassen in en slaagt erin de mannen te kalmeren. Alfred wordt naar buiten begeleid. De barman neemt Ramon mee terug naar de bar en tapt een biertje voor beiden. Maar lang kunnen de twee daar niet van genieten.
Niet veel later komt Alfred het café weer binnenlopen. Ramon staat op van zijn plek aan de toog en loopt naar zijn jas die bij de deur hangt. Hij heeft geen zin in nog een verhit gesprek en wil naar huis gaan. Alfred denkt daar duidelijk anders over en belaagt Ramon voor de tweede keer. In een uiterste poging om zijn belager tot stoppen te dwingen, doet Ramon een greep in zijn jas. Hij haalt er een groot broodmes uit en plant dat hard in de borst van Alfred. Hij gebruikt daarbij zo veel kracht, dat het heft van het lemmet breekt. Het is een ware doodsteek. Het mes doorboort de rechterkamer van het hart en klieft de aorta. Na enkele stappen in de richting van de biljarttafel valt Alfred roerloos op de grond. De vrienden waarmee hij naar Span Oekoe was gekomen slepen de zwaargewonde Alfred in de auto. Met hoge snelheid rijden ze naar het Academisch Ziekenhuis. De reddingsactie is kansloos. Enkele minuten na aankomst overlijdt Alfred aan zijn verwondingen.
De gewelddadige dood van Alfred is het sluitstuk van een langdurige vete tussen beide heren. Het zaadje van de ruzie is geplant toen Alfred in detentie zat. Terwijl hij een straf uitzit wegens betrokkenheid bij een vechtpartij, knoopt zijn vriendin Hermien een relatie aan met de jongere Ramon. Toen Alfred dat na zijn vrijlating hoorde, dwong hij zijn vriendin mee te gaan naar zijn woonplaats Arnhem. Hier woonde hij in de Spijkerstraat.
Eenmaal terug in Arnhem dwingt Alfred zijn herwonnen vriendin de prostitutie in. Ongelukkig met haar nieuwe bestaan vlucht Hermien uit de klauwen van Alfred, terug naar Utrecht, direct in de armen van Ramon. Ze neemt haar intrek bij Ramon, op de bovenwoning van Oudekamp 10.
Op de vrijdag voorafgaand aan de fatale confrontatie dringt de ziedende Alfred de woning van Ramon binnen op de Oudekamp. Binnen treft hij het verliefde stel in bed. De spanning in de ruimte moet voelbaar zijn geweest. Alfred explodeert en geeft Ramon verbaal de volle laag. Tijdens zijn tirade ziet Alfred een broodmes op tafel liggen. Hij pakt het mes en bedreigt Ramon met de dood. Tevens maakt hij met zijn hand een pistoolgebaar en zegt dat hij Ramon zes kogels door zijn ogen zal jagen.
De beide heren weten zich in te houden en de confrontatie loopt niet uit op een handgemeen. Maar de vrede is bepaald niet getekend. Verhit verlaat Alfred de woning. Op moment dat hij weer buiten staat, ziet hij een steen op straat liggen. Om zijn even daarvoor geuite doodsbedreigingen kracht bij te zetten, smijt hij de steen door de ruit van woning. Later die dag loopt Ramon naar de melkboer. Onderweg wordt hij bijna omvergereden door een auto, met achter het stuur de heetgebakerde Alfred. Voor Ramon is het duidelijk dat Alfred niet zal rusten voor hij wraak genomen heeft. Vanaf dat moment besluit hij een broodmes in zijn jas te stoppen om zich te kunnen verdedigen als het nodig is. De volgende dag al belandt het mes in de borst van zijn aartsvijand Alfred.
Zeven maanden na de dood van Alfred moet Ramon zich verantwoorden voor de Utrechtse rechtbank. Op woensdag 7 april 1970 formuleert de OvJ zijn strafeis. De jonge verdachte wordt ten laste gelegd dat hij verantwoordelijk wordt geacht van zware mishandeling met dodelijk afloop. Hij wordt er ook van verdacht de zwangere Hermien te hebben mishandeld.
Tijdens zijn voorarrest is Ramon op verzoek van het OM psychiatrisch onderzocht. Het opgestelde rapport schetst Ramon als een ‘moeilijk beheersbaar jongeman met primitieve driften die voor zijn daad ontoerekeningsvatbaar is’. Het advies luidt dat Ramon een onvoorwaardelijke TBR moet worden opgelegd. Ondanks het heldere rapport legt de OvJ het advies naast zich neer. De strafeis luidt twaalf maanden gevangenisstraf waarvan drie voorwaardelijk, zonder TBR.
Twee weken na het horen van de strafeis wacht Ramon de rechterlijke uitspraak in het strafproces. De Utrechtse rechtbank veroordeelt de jonge man conform de eis tot een gevangenisstraf van één jaar. De OvJ en de rechter hadden enkele verzachtende omstandigheden meegenomen in de strafeis en uitspraak. De eerste was de jonge leeftijd van Ramon. De tweede was het feit dat Ramon pas sinds kort in Nederland verbleef. Hierdoor was Nederland een vreemde omgeving voor hem. De rechter heeft gesproken.
De moord op Alfred Caïro bevat naast enkele saillante details nog een bijzonder gegeven. Op vrijdagmorgen 23 januari 1970, als Ramon in voorarrest zit, brandt café Span Oekoe af. Vermoedelijk heeft een achtergebleven brandende sigaret het café in lichtelaaie gezet. De inboedel moet als verloren worden beschouwd en uitbater Harold Riedewald stopt noodgedwongen met zijn café. In 1972 keert Harold terug naar zijn geboorteland en gaat weer aan het werk in het justitiële apparaat, ditmaal in de advocatuur. De bekende strafpleiter Gerard Spong leerde Harold in de periode 1973 tot 1976 kennen als advocaat. Hij herinnert zich Harold als een zeer bevlogen en humoristische collega. Eens betrapte hij Harold op het hanteren van een verouderde uitgave van een wetboek, waarop Harold gevat reageerde:
‘Ach, het recht ontwikkelt zich langzaam.’
Acht jaar na zijn terugkeer naar Suriname krijgt Harold mondiale bekendheid als hij samen met vijftien andere mannen wordt opgepakt. Onder leiding van Desi Bouterse en Roy Horb wordt in Suriname een coup gepleegd en de zittende regering van Henck Arron wordt uit de macht gezet. De arrestanten werden beschouwd als vijanden van het militaire regime. Vijftien van hen, waaronder Harold Riedewald, worden in de nacht van 7 op 8 december 1982 bij Fort Zeelandia gemarteld en geëxecuteerd. Hun dood gaat de geschiedenis in als de Decembermoorden. De zestiende man, vakbondsleider Fred Derby, wordt om onduidelijke redenen gespaard en overleeft.
~ Daniel M. van Doorn en Evert van der Zouw
Boek: Moordstad – Een bloedspoor door Utrecht