Dark
Light

‘Dood aan de bourgeoisie!’

Anarchisme van de daad rond 1900
8 minuten leestijd
Aanslag op Café Terminus en arrestatie van Emile Henry. Ill. Osvaldo Tofani, Le Petit Journal, 26 feb. 1894.
Aanslag op Café Terminus en arrestatie van Emile Henry. Ill. Osvaldo Tofani, Le Petit Journal, 26 feb. 1894.

In de jaren 1890 schrok Europa regelmatig op van moord- en bomaanslagen op autoriteiten, instellingen en gewone burgers. Het meedogenloze ‘anarchisme van de daad’ leek een besmetting, die geen grens erkende. In Nederland bleef het vrij rustig. Wel probeerde de Nederlandse auteur en journalist Maurits Wagenvoort door te dringen in de psyche van een anarchistisch terrorist in zijn roman De droomers (1900).

Dwepers en dromers - Jan J.B. Kuijpers
Dit artikel is grotendeels gebaseerd op het boek Dwepers en dromers van dezelfde auteur
De Parijse Commune van 1871 was spaak gelopen, de vurig verwachte revolutie in Frankrijk en omringende landen bleef uit. Het extremisme van de radicaalste elementen in de arbeidersbeweging verscherpte na deze teleurstelling. Het leidde uiteindelijk tot desperate acties van eenlingen, die zich meestal anarchist noemden en die vanaf 1892 alleen al in Frankrijk tientallen aanslagen pleegden. Het waren jaren waarin een economische crisis zich verdiepte, en ook in Nederland de werkloosheid sterk toenam.

Vergelding op vergelding

Auguste Vaillant, een man met een tragisch en getroebleerd maatschappelijk verleden, wierp op 9 december 1893 een spijkerbom in de Assemblee Nationale: tientallen gewonden lagen op de grond of kropen naar de uitgang, overal was bloed. Vaillant raakte zelf ook gewond. Hij had niemand willen doden, verklaarde hij na zijn spoedige arrestatie, anders had hij wel kogels gebruikt. Er waren inderdaad geen doden gevallen, maar Vaillant werd in 1894 toch geguillotineerd. Net als eerder zijn geestverwant Ravachol, die in 1892 wegens bomaanslagen en de moord op een 93-jarige rijkaard was geëxecuteerd en wiens dood Vaillant wilde wreken. ‘Dood aan de bourgeoisie, leve de anarchie!’ riep Vaillant op weg naar de guillotine.

Ook de dood van Vaillant leidde al na een week tot anarchistische vergelding, toen Emile Henry zijn beruchte aanslag op Café Terminus pleegde. Resultaat: één dode en vijf gewonden. ‘Er zijn geen onschuldige burgers’, verklaarde Henry tijdens zijn proces. ‘Het ging hier om mensen die tevreden zijn met de huidige gang van zaken, die de regering goedkeuren en steunen.’ Zijn slachtoffers waren ‘domme, verwaande ambtenaren’ die het volk haatten.

‘Het spijt me alleen dat ik er niet meer heb gedood.’

Aanslag op Café Terminus en arrestatie van Emile Henry. Ill. Osvaldo Tofani, Le Petit Journal, 26 feb. 1894.
Aanslag op Café Terminus en arrestatie van Emile Henry. Ill. Osvaldo Tofani, Le Petit Journal, 26 feb. 1894.

Zelfmoordenaars als martelaren

Het anarchisme, dat een samenleving zonder staat en gezag bepleit, was volgens Henry geboren uit een verrotte maatschappij die nu in ontbinding was: ‘De anarchie is overal, zij is ontembaar en ten slotte zal zij u verslaan en doden.’ Een holle en wanhopige profetie, zo zou de nieuw aanbrekende eeuw uitwijzen. De motivatie was in wezen niet zo belangrijk. De ware terrorist verwerpt de courante samenleving totaal en acht alle middelen geoorloofd om een fundamenteel andere sociale werkelijkheid tot stand te brengen: verschrikkelijke daden tegenover de ervaren verschrikking van de wereld en het leven.

Cesare Lombroso, de later ernstig bekritiseerde ‘uitvinder van de criminele antropologie’, beschreef de anarchisten van de daad in Gli anarchici (1894) als zelfmoordenaars, die zichzelf zagen als martelaren. Het aanzienlijke percentage criminelen onder hen vertoonde volgens hem zelfs een herkenbare fysiognomie (uiterlijke kenmerken).

Hier zaagde Lombroso zijn psychologische planken al te dik, maar het ideaal diende bij veel terroristen zeker als mombakkes van bittere mensenhaat. Emile Henry tekende de positie van de terrorist van alle tijden haarscherp met deze verklaring:

‘Ik hou van alle mensen vanwege hun menselijkheid en voor het potentieel dat ze met zich meedragen, maar ik minacht ze voor wat ze werkelijk zijn.’

Ook Emile Henry maakte in 1894 de gang naar de guillotine, nog geen tweeëntwintig jaar oud.

Een epidemie van aanslagen

Qua methode was het anarchisme van de daad geen geïsoleerd verschijnsel, hoewel terrorisme tegen willekeurige burgers in vredestijd een relatieve noviteit was. Geruime tijd vóór de anarchisten namen de Russische nihilisten al hun toevlucht tot het middel van de aanslag, ook weer in navolging van vele historische voorbeelden van ‘tirannenmoord’, teruggaand tot de oudheid. Vooral vorsten en andere gezagsdragers waren het doelwit. Zoals in 1881 tsaar Alexander II en de Amerikaanse president Garfield (de laatste niet om revolutionaire redenen).

President Carnot van Frankrijk werd in 1894 vermoord door Sante Geronimo Caserio met een mes, verstopt in een bos bloemen – ook hij wilde Vaillant wreken. In 1897 maakte een kogel een eind aan het leven van de Spaanse premier Canovas. Keizerin Elizabeth, oftewel ‘Sisi’ van Oostenrijk, viel in 1898 in Geneve door een aanslag met een geslepen vijl, gepleegd door Luigi Luccheni. Ze liep nog honderd meter door en zakte toen in elkaar. ‘Wat is er met mij gebeurd?’ waren haar laatste woorden. In Nederland zat koningin Wilhelmina juist vier dagen op de troon en ze zou op de dag van deze aanslag een rijtoer door Den Haag maken; haar moeder Emma drong vergeefs aan om deze af te gelasten.

Aanslag op keizerin Elizabeth, 1898. Ill. in Le Petit Journal, 25 sept. 1898.
Aanslag op keizerin Elizabeth, 1898. Ill. in Le Petit Journal, 25 sept. 1898.

Het ging maar door. Koning Umberto I van Italië werd vermoord in 1900, de Amerikaanse president McKinley in 1901. Een mislukte revolveraanslag op de Belgische koning Leopold volgde het jaar daarop. Al deze aanslagplegers noemden zich anarchist. De Russische premier Stolypin viel in 1911. De moordaanslag in Sarajevo op Franz-Ferdinand van Oostenrijk door de Servische nationalist Gavrilo Princip (28 juni 1914) had het meest desastreuze gevolg. Met deze aanslag als aanleiding stortte Europa zich in de hecatombe van de Eerste Wereldoorlog.

Goede bedoelingen

Ferdinand Domela Nieuwenhuis, de aartsvader van het Nederlandse socialisme, maakte in de jaren 1890 zijn eigen evolutie tot anarchist door. Hoewel hij geen propagandist was van anarchistische moord- en terreuraanslagen, vergoelijkte hij ze wel in zijn memoires Van Christen tot Anarchist (1910). Zoals hij ook de Terreur van Robespierre, ‘een alles behalve wreed mensch’, tijdens de Franse Revolutie verdedigde met het schrille argument van diens ‘ernstige overtuiging’ en goede bedoelingen.

Voor hij anarchist was, bekende Domela, zou hij zelf ook ‘met denzelfden ernst als een Robespierre bezielde zonder aarzelen de menschen die hun eigen geluk volgens mijn opvatting niet begrepen, met geweld gedwongen hebben het geluk deelachtig te worden zooals ik het mij voorstelde’.

Maar nu was hij anarchist en zag hij meer in opvoeding en ontwikkelingen op de lange termijn. Toch wilde hij de plegers van moordaanslagen niet veroordelen. Sterker nog, hij bewonderde de verdedigingsredes van Ravachol en Vaillant als respectievelijk een ‘welsprekende’ en ‘doorloopende’ aanklacht tegen de maatschappij . Vaillant was geen gewone misdadiger, maar ‘een martelaar die valt voor de zaak, die hij liefheeft’. En elk woord in de verklaring van Emile Henry was in Domela’s visie een houweelslag die diep doordrong in de grondslagen van de maatschappij:

‘Nog nooit is een geweldiger, ontzagwekkender requisitoir uitgesproken tegen de moderne samenleving dan door Emile Henry voor de Parijzer assises.’

Zedelijk gezien had Henry de bourgeoismaatschappij een dodelijke slag toegebracht, meende de toen al ver van de reële verhoudingen vervreemde Domela.

Domela’s toenemende isolement. Spotprent van Albert Hahn in De Notenkraker, 1907.
Domela’s toenemende isolement. Spotprent van Albert Hahn in De Notenkraker, 1907.

De lokroep van Parijs

Domela’s vriend, de Nederlandse anarchist Alexander Cohen, die zich in Frankrijk zou ontwikkelen tot een reactionair royalist, was één van de dertig Franse en buitenlandse verdachten in het anti-anarchistische ‘Proces van de Dertig’ dat zich van augustus tot december 1894 in Parijs ontrolde. In Nederland zelf kon het anarchisme van de daad niet bogen op serieuze wapenfeiten, afgezien misschien van het mislukte revolverschot dat de socialistische behanger Johan Herman Geel in 1886 loste op de Amsterdamse politiecommissaris Stork, een gehate socialistenjager.

Wel waren er licht ontvlambare aanhangers in ons land, zoals de Rotterdamse stoffeerder en behanger Piet Honig (1866-1952). Ook hij bezat een revolver en vertaalde het terroristenhandboekje Revolutionäre Kriegswissenschaft (ca. 1883) van Johann Most. In zijn memoires schreef Honig bewonderend over de anarchistische aanslagplegers. Niet verwonderlijk vluchtte ook hij in 1898 naar Parijs, omdat hij betrokken zou zijn geweest bij een bende anarchistische flessentrekkers, maar misschien ook vanwege afgelaste aanslagplannen.

Fotoportret Maurits Wagenvoort.
Fotoportret Maurits Wagenvoort.
Het Parijse milieu van radicalen en vreemde subculturen wordt uitvoerig geschetst in de roman De droomers (1900) van de Nederlandse auteur en journalist Maurits Wagenvoort. De vele wijsgerige en historische uiteenzettingen maakten de lectuur van dit dikke, tweedelige werk tot een ‘taaien, onverkwikkelijken arbeid’, schreef Louis Couperus, overigens op zeer goede voet met Wagenvoort, in het jaar van verschijnen.

Niettemin is De droomers de enige Nederlandse roman die trachtte door te dringen in de psyche van een anarchist van de daad. Wagenvoorts personage Hugo de Vos is een jonge Brabander die naar Parijs is gevlucht wegens majesteitsschennis. In Parijs wordt de zachtmoedige Hugo anarchist:

‘‘t Was zoo natuurlijk, dat en de verstziende denkers en de tuchthuisboeven zich anarchisten noemen: de eersten omdat zij zich het hoogste ideaal droomen, de anderen omdat zij, tusschen twee gevangenisstraffen in, slachtoffers en dus onverzoenlijke vijanden van den Staat zijn.’

Componist en auteur Alphons Diepenbrock had in 1893 in De Nieuwe Gids al de merkwaardige sympathie genoemd ‘die de uiterst verfijnden verbindt met hen, wien het dynamiet de enige sleutel der toekomst is’.

Verknoping

Hugo’s kennissenkring in de roman weerspiegelt de preoccupaties van een deel van de Nederlandse literatuur van het fin de siècle, namelijk de verknoping van de diverse sub- en tegenculturele stromingen op het gebied van politiek, mystiek en occultisme. De Zweedse occultist en alchemist baron Von Tigernskiöld leest Hugo’s hand en voorspelt dat hij een aanslag zal plegen. En Hugo’s vriend père Vandamme, een oude communard van 1871, heeft zich ontwikkeld tot kenner van het werk van de zestiende-eeuwse ziener Nostradamus. Hugo vermoordt uiteindelijk de hertog van Dinkara, een wreedaard en tiran. Hij wordt gepakt en sleept ook Vandamme mee in zijn ellende. Het boek eindigt met Hugo’s levenseinde door de guillotine.

Ook het terrorisme van de romanfiguur Hugo de Vos was de vrucht van zowel zijn deernis om het leed en de uitzichtloosheid van de armen, als van zijn eigen doodsdrift en ‘heeten afschuw van het leven’. Aldus De droomers, in wat een literaire echo lijkt van de theorie van Lombroso.

Eerste editie van The Secret Agent in de VS, 1907.
Eerste editie van The Secret Agent in de VS, 1907.
Als tegenhanger van die ideeën lijkt een veel beroemder romanpersonage te dienen: de zelfverklaarde ‘terrorist’ Karl Yundt in The Secret Agent van Joseph Conrad (1907), een verhaal over het terroristisch anarchisme in Londen. Yundt houdt daarin een betoog waarin hij Lombroso’s opvattingen over fysieke kenmerken afwijst, en Lombroso zelf een ezel noemt. Echter, zijn auteur Joseph Conrad kan daar wel eens heel anders over hebben gedacht. Conrad beschrijft Yundt als een verwerpelijk individu, oud, zwak, kaal en met een geitenbaardje (vanouds een ‘duivels’ kenmerk):

‘Toen hij pijnlijk opstond, suggereerde het naar voren duwen van een magere tastende hand, misvormd door jichtige zwellingen, de inspanning van een zieltogende moordenaar die zijn resterende krachten opriep voor een laatste messteek.’

Het was een regelrechte karikatuur, die de afschuw van de burgerlijke maatschappij voor al die onverhoeds toeslaande, sinistere terroristen eclatant tot uitdrukking bracht.

~ Jan J.B. Kuipers

Dit artikel is grotendeels gebaseerd op het boek Dwepers en dromers van dezelfde auteur (2022). Anarchisme van de daad is ook de titel van een boek (dat deze term breder opvat) van Anton Constandse (Den Haag 1969).

Jan J.B. Kuipers (1953) publiceerde meer dan 80 boeken over veelal historische onderwerpen. Hij won verschillende prijzen en was stadsdichter van Middelburg. Bij Walburg Pers verschenen o.m. boeken over de Beeldenstorm, de VOC, de Franse tijd, de Hanze en tegenculturen in de twintigste eeuw.

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 50.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.015 actieve abonnees)


Mede dankzij onze donateurs zijn al onze artikelen gratis te lezen. Op Historiek vindt u dus geen PREMIUM artikelen of 'slotjes'.

Steun ons ook

×