“Les sanglots longs des violons de l’automne” en “Blessent mon coeur d’une langueur monotone”. Met die twee versregels van het mooie gedicht van Paul Verlaine (1844-1896) lichtte de BBC het Franse verzet in over D-Day, de komende invasie van geallieerde troepen op de Franse Normandische stranden. Het einde van Hitlers “Derde Rijk” was begonnen, maar wat ging er aan vooraf, en tegen welke prijs?
Een historisch overzicht over wat de geschiedenis inging als ‘Operatie Overlord’.
De Conferentie van Casablanca
Samen met de verschillende Stafchefs hielden Franklin Delano Roosevelt (1882-1945) en Winston Churchill (1874-1965) in januari 1943 te Casablanca reeds hun eerste samenkomst om een landing in Europa voor te bereiden. Luitenant-generaal Sir Frederick Morgan (1894-1967) werd benoemd in de functie van “Chief of Staff to the Supreme Allied Command”. Vrij vlug kreeg deze functie de ietwat oneerbiedige verkorte benaming van “COSSAC”. Met deze naam heeft Morgan dan ook geschiedenis geschreven.
De opdracht van ‘COSSAC’ was eigenlijk drieledig: Allereerst diende hij alles in het werk te stellen om – als afleidingsmanoeuvre voor de Duitsers – een zogenaamde landingsoperatie op punt te stellen in het Franse ‘Pas de Calais’. Daarnaast werd hem ook gevraagd “Operatie Rankin” voor te bereiden. Deze laatste had tot doel een mogelijke landing te plannen ten zuiden van het Kanaal, enerzijds om te vermijden dat het Russisch front onder de nazi-druk zou begeven, en anderzijds tegelijkertijd om het Duitse moreel een flinke opdoffer te bezorgen.
Als derde opdracht, en dat was veruit de belangrijkste, kreeg Morgan het bevel de werkelijke invasie op het Europese continent voor te bereiden.
Het hoeft geen betoog dat een en ander geenszins eenvoudig was. Vooreerst was er de politieke en militaire belangenvermenging tussen de Amerikanen en de Britten. Indien over het principe van een landing op het Europese vasteland tussen de diverse bondgenoten een zekere politieke consensus bestond, was dat op militair vlak niet het geval. Niet alleen was er het probleem welke natie uiteindelijk het opperbevel zou krijgen, ook de mogelijke definitieve landingsplaatsen vormden een enorm twistpunt. Terwijl de Amerikanen eerder voorstander waren van een invasie op de Franse noordkusten, wilden de Britten initieel eerder een landing in het Middelands-Zeegebied. Wederzijdse wrijvingen waren dan ook schering en inslag en vertraagden op merkbare wijze de goede werking van onze vriend “COSSAC”, die niet alleen militair maar ook en vooral zeer diplomatisch moest optreden om iedereen tevreden te stellen.
De uitwerking van zijn eerste opdracht was nauwelijks een succes. Hoewel een grootscheepse operatie, inclusief materieel en troepen, op touw werd gezet om een landing te simuleren in ‘Pas de Calais’, en aldus Duitse troepen van het Oostfront weg te halen, was de hele operatie zo voor de hand liggend dat de Duitse veldmaarschalk Von Rundstedt (1875-1953) zich niet liet misleiden. De grote verdienste van Morgan bestond er echter uit dat voor het eerst een echte ernstige studie werd gemaakt om een geallieerde landing in Europa te laten plaatsvinden. Deze waren eerder beperkt. Er diende immers rekening gehouden te worden met de actieradius van de vliegtuigen die de nodige luchtsteun moesten verzekeren, alsook met het aantal beschikbare transport- en landingsschepen. Daarnaast vormde de Duitse verdedigingwerken een niet te verwaarlozen element in de keuzevorming. Veruit de meeste havensteden zoals Cherbourg, Le Havre en Brest werden immers zwaar verdedigd. Langzamerhand groeide dan ook het idee niet te opteren voor de ‘kortste afstand’, maar de invasie te laten doorgaan op de Normandische stranden. Het waren deze plannen die later – zij het onder enigszins gewijzigde vorm – werden overgenomen door de bevelvoerders van ‘Operatie Overlord’ en aldus aan de basis lagen van de invasie op 6 juni 1944.
De Conferentie van Quebec
In augustus 1943 waagden Churchill en zijn staf de oversteek om aan de Conferentie van Quebec deel te nemen. De overtocht gebeurde met een transportschip, de Queen Mary, die tezelfdertijd – o, ironie van het lot – meer dan 5000 Duitse krijgsgevangenen vervoerde. Doel van de conferentie: de concretisering uitwerken van ‘Operatie Overlord’. De meeting in Quebec begon echter onder een slecht gesternte, want ook hier lagen de meningen tussen Britten, Amerikanen en Canadezen ver uiteen.
Halverwege de samenkomst bereikte de geallieerde leiders het nieuws dat de Italiaanse generaal Pietro Bagdolio (1871-1956) bereid was zich over te geven. Dit feit opende nieuwe perspectieven. Het was nu immers noodzakelijk om deze kans te benutten en een landing in Italië te voorzien. Vrij snel werd er beslist om enerzijds al hetzelfde jaar een invasieleger te laten ontschepen in het zuiden van Italië en anderzijds een invasie voor te bereiden op de Normandische kusten in de lente van 1944. Het achterliggend idee van een landing op het Italiaanse vasteland was dat het Duitse Obercommando van de Wehrmacht zo verplicht zou zijn om extra divisies in te zetten om hun Italiaanse bondgenoot Benito Mussolini (1883-1945) te helpen zijn zuidflank te beveiligen, divisies die nu ingeschakeld waren voor de verdediging van de Atlantikwall. Op drie september van hetzelfde jaar landde Montgomery’s (1887-1976) 8ste legercorps in Calabria, terwijl het 5de legercorps enkele dagen later, op acht september, een landingsoperatie uitvoerde ten zuiden van Napels. Zoals voorzien reageerde de Führer door verscheidene pantserdivisies als versterking te sturen naar de Duitse generaal en veldmaarschalk Albert Kesselring (1885-1960) die het bevel kreeg om de invasie een halt toe te roepen.
De Conferentie van Teheran
De Conferentie van Teheran was als het ware het sluitstuk in de trilogie van meetings. In deze apotheose-zitting was het de eerste keer in de geschiedenis dat de ‘drie’: (Roosevelt, Churchill en Stalin) elkaar ontmoetten. Het was ook te Teheran dat de allerlaatste afspraken werden gemaakt voor ‘Operatie Overlord’. De conferentie vond plaats van 28 november tot 1 december 1943.
Hoewel ook hier heel wat diplomatisch stuntwerk noodzakelijk was, kwam men uiteindelijk toch tot een tweeledige overeenkomst: het licht werd op groen gezet voor een grootscheepse landing op de Normandische kusten en tegelijkertijd werd besloten om het partizanenleger van Josip Broz, beter bekens als Tito, een helpende hand toe te steken.
Verder werd afgesproken om de toekomstige westgrens van Polen meer naar het westen te verleggen.
In dit licht is het vrij duidelijk dat van de drie conferenties, deze van Teheran uiteindelijk veruit de belangrijkste was, want wat de Amerikanen noch de Britten toen konden bevroeden waren de verstrekkende gevolgen van het verleggen van de Poolse grens naar het westen toe.
Feitelijk was Jozef Stalin (1878-1953) als winnende partij uit de onderhandelingen gekomen en werd in Teheran de basis gelegd van de bevrijding van het Europese continent, maar ook van de latere Koude Oorlog.
“The German Side”
In de lente van 1944 beschikten de Duitsers onder het bevel van Von Rundstedt over niet minder dan 58 divisies om de westflank van Europa te verdedigen; deze hadden echter een ongelijke waarde. Sommige waren samengesteld uit ervaren eenheden, anderen waren louter lichte infanterie-divisies, samengesteld uit reservisten ouder dan dertig, of waren een samenraapsel van Georgiërs, Kalmukken of zelfs Tartaren.
Ten noorden van de rivier de Loire was het veldmaarschalk Erwin Rommel (1891-1944), bijgenaamd de ‘Woestijnvos’, die het bevel voerde over Legergroep B. Door de ervaring uit zijn vroegere gevechten met geallieerde troepen, voelde hij bijna instinctmatig de komende invasie aan in zijn sector. Zijn voorgevoel bedroog hem niet. Feitelijk was alleen in zijn sector een landing te verwachten want al de voorwaarden voor een mogelijke invasie waren aanwezig: de overtocht was in één nacht mogelijk, de rotatieduur van de konvooien was relatief beperkt en het gebied viel volledig binnen de actieradius van de geallieerde luchtmacht. Rommels verdedigingsplan en strategie steunden bijna volledig op de tien pantserdivisies die in het achterland in reserve werden gehouden. Deze pantserdivisies beschikten elk over 150 tot 180 Panther, Tiger en Mark IV tanks, die technisch gezien veruit superieur waren aan het materieel waarover de geallieerden beschikten. Drie van die divisies waren echter toegewezen aan Legergroep G van generaal Blaskowitz (1883-1948) om het zuiden van Frankrijk te verdedigen. Een andere pantserdivisie was in reserve geplaatst te Antwerpen onder het bevel van generaal Von Schweppenburg (1886-1974). Die wou de divisie echter onder geen beding verplaatsen. In maart 1944 liep de ruzie tussen Rommel en Von Rundstedt zo hoog op dat Hitler generaal Guderian (1888-1954) ter plaatse stuurde om de situatie en de argumenten van de twee bevelvoerders te evalueren.
Rommel kon Guderian niet overtuigen. De twee uiteenlopende inzichten zorgden ervoor dat Hitler uiteindelijk de knoop doorhakte en de vier betrokken divisies onder zijn rechtstreeks bevel plaatste. Het gevolg was door iedereen gekend: toen de landing plaatsvond kon niemand de pantserdivisies verplaatsen zonder toestemming van de Führer, een Führer die op dat moment aan het slapen was en door niets of niemand gestoord wilde worden. Toch is dit laatste van weinig historisch belang. Door het luchtoverwicht van de geallieerden waren Duitse troepenverplaatsingen immers enkel bij nacht mogelijk.
D-Day en The debarkation fleet
Voor de landing in Normandië werd in de ware zin van het woord een beroep gedaan op alles wat enigszins kon varen of drijven. Bij de invasie op 6 juni 1944 waren uiteindelijk meer dan 80 verschillende soorten landingsvaartuigen betrokken. Een volledig overzicht geven is gewoonweg onmogelijk. Toch is het interessant om sommige van die vaartuigen door te lichten.
Vooreerst waren er de “Landing Ship Infantery”, kortweg LSI genoemd. Eigenlijk niet meer dan omgebouwde pakket- en transportschepen met een tonnage van ongeveer 10.000 ton die de snelle overbracht van troepen moesten garanderen. Daarnaast onderscheidde men de “Landing Ship Tank”, de LST. Dit waren volwaardige zeeschepen met opengaande voorsteven, bestemd voor het transport en het aan land brengen van elk 40 tot 70 tanks, al naargelang de tonnemaat. Dit principe van ontscheping werd door een hele reeks kleinere ‘neefjes’ eveneens toegepast. Verder waren er uiteraard ook nog de bekende “Landing Craft Assault”-schepen, afgekort LCA. Met een romp in fineerhout, zijdelings gepantserd, waren ze met hun laag silhouet en bijna geruisloze motoren de meest ideale transportmiddelen om een volledig infanteriepeleton te laten ontschepen. In praktijk konden ze tot 35 man en 400 kilo materieel vervoeren. Daartussen bestond een heuse waaier van alle denkbare combinaties schepen, zoals ondersteunings-, bevoorradings-, en gespecialiseerde beveiligingsvaartuigen die samen een onoverzichtelijke armada vormden.
“Turning the tide”
De ‘Mulberries’ (kunstmatige havens) waren ontegensprekelijk een belangrijk element in het succes van ‘Operatie Overlord’. Gedurende acht maanden werkten 20.000 werklieden aan de vlottende constructie. Meer dan 100.000 ton staal en 250.000 kubieke meter gewapend beton werden gebruikt om deze kunstmatige haven met aanlegkaaien, vlottende pieren en golbrekers te realiseren. Dagelijks konden hierdoor ongeveer 6.000 ton goederen en meer dan 1.000 voertuigen aan land gezet worden. Oorspronkelijk werden twee van dergelijke kunstmatige havens voorzien, te Vierville en een andere te Arromanches. Alleen die laatste werd voltooid.
Into Battle
De ontschepingsstrijdkrachten zijn opgesplitst in vijf groepen die overeenstemmen met elk van de vijf landingsstranden die van west naar oost de codenamen Utah, Omaha, Gold, Juno en Sword meekrijgen. De eigenlijke landing werd voorafgegaan door meer dan 1.000 bommenwerpers van de RAF die de Duitse kustbatterijen tussen Cherbourg en Le Havre zwaar onder vuur namen en probeerden uit te schakelen. Ook de geallieerde slagschepen schoten een moordend vuur af op de gebetonneerde bunkers en blokhuizen. Meer dan 70 ‘destroyers’ veegden de kust en het strand schoon. Zonder overdrijving kan men stellen dat de hel echt was losgebroken.
Het slechte weer van 6 juni was ondertussen uitgegroeid tot een ware storm. De woelige zee, de zeer dicht bij elkaar geplaatste hindernissen op het strand en het vijandelijk vuur zorgen ervoor dat de Amerikaanse troepen op ‘Omaha Beach’ alleen ten koste van zware verliezen een klein bruggenhoofd konden vormen. Aan het einde van de dag waren de troepen amper 1.500 meter opgerukt. Ondertussen moesten de Rangers van het 2de bataljon op de steile kustklippen een acrobatische operatie uitvoeren: van de 225 manschappen bereiken slechts 90 de top van de ‘Pointe du Hoc’ om verbouwereerd vast te stellen dat de bunkers volledig leeg waren en de geduchte 155mm kanonnen er nooit in gemonteerd waren…
In tegenstelling tot ‘Omaha Beach’ verliep de landing op ‘Utah’ betrekkelijk eenvoudig. Om half zeven ’s ochtends landde tussen Pouppeville en Vareville het VII US Corps. De ontscheping gebeurde met behulp van 32 tanks waarvan er slecht vier verloren gingen. De hindernissen op het strand waren hier veel minder talrijk en daarenboven was de Duitse tegenstand eerder miniem. Al in de namiddag, na een vordering van negen kilometer, legde de 4de infanteriedivisie contact met de 101ste Airborne divisie.
Het Britse XXX expeditiekorps onder leiding van generaal Bucknall (1894-1980) had op ‘Gold Beach’ echter eveneens af te rekenen met heel wat tegenslag. De aanval begon om tien minuten voor 7:20 uur maar door het slechte weer konden de amfibietanks niet ingezet worden. De vele mijnenvelden en de heftige Duitse tegenstand rond Le Hamel verhinderden dat het hoofddoel bereikt werd: zich meester maken van Port-en-Bassin en Bayeux. Pas na een moeizame vooruitgang konden de Britten Bayeux op 7 juni innemen.
Aan weerszijden van Courseulles-sur-Mer ontscheepten op ‘Juno Beach’ twee Canadese brigades onder leiding van generaal Keller (1900-1954). Tijdens de landing werden verscheidene tanks en genievoertuigen vernield door vijandelijk vuur. Talrijke Canadezen sneuvelden terwijl zij nog op zee waren onder het vuur van de gevreesde Duitse 88mm kanonnen. Vierentwintig uur later kon Keller zijn troepen consolideren en was de nederlaag in Dieppe in 1942 gewist.
De ontscheping op ‘Sword’ vond plaats om 7:25 uur in merkbaar betere omstandigheden dan op ‘Gold’, hoewel ook hier de verliezen voor de Britten rond de streek van Lion-sur-Mer en Ouistreham aanzienlijk waren. De ironie van het lot wil dat de inwoners van Ouistreham hun Engelse bevrijders verwelkomden bij een historisch monument dat de aanval van Britse troepen in 1792 op Frankrijk herdach, waarbij de Fransen de Engelsen terug de zee in hadden gedreven.
“Victory at last”
Na de landing in Normandië werd door de geallieerden de opmars naar Parijs ingezet, waar op 24 augustus 1944 generaal De Gaule zegevierend zijn intocht hield. Ondertussen rukten Britten, Canadezen, Amerikanen en Polen langs de Kanaalkust verder op. Met groot fanatisme openden de Duitsers nog op 16 december het Ardennenoffensief, maar het einde was nabij.
In maart 1945 trokken de Amerikanen en Engelsen de Rijn over. Amerikanen en Russen ontmoetten elkaar bij Torgau aan de rivier de Elbe en Berlijn, de hoofdstad van het ‘Duizendjarig Rijk’ viel eind april in Russische handen. Op 30 april pleegde Adolf Hitler (1889-1945) samen met enkele getrouwen zelfmoord. Enkele dagen later, op 7 mei 1945, werd in generaal Eisenhowers (1890-1969) hoofdkwartier in Reims de onvoorwaardelijke overgave van alle Duitse troepen ondertekend.
Enkele maanden later, op 6 augustus 1945, wierp Luitenant-Kolonel Paul Tibbets (1915-2007) vanuit zijn vliegende vesting ‘Enola Gay’ de eerste atoombom af boven Hiroshima . De bom vernielde zestig procent van de stad en maakte meer dan 150.000 slachtoffers. De negende augustus viel een tweede atoombom op Nagasaki: 35.000 doden en 60.000 gewonden. Zes dagen later kondigde de Japanse keizer Hirohito (1901-1989) eveneens de capitulatie. Deze werd ruim twee weken later ondertekend. De nieuwe wereldorde bestaat niet meer.