Dark
Light

Oxford-professor Dirk Obbink verdacht van handel in gestolen papyri

Gearresteerd door Britse politie
8 minuten leestijd
Justitia
Justitia (CC0 - Pixabay - pixel2013)

De Britse politie heeft de Amerikaanse oudheidkundige Dirk Obbink gearresteerd op verdenking van handel in gestolen papyri. Al sinds 2014 haalde deze onderzoeker, in zijn vakgebied een beroemdheid, het nieuws met antieke teksten zonder duidelijke herkomst.

Wetenschap is mensenwerk en waar mensen werken maken ze fouten. Het is genoegzaam bekend dat wetenschappers niet altijd altruïstisch strijden voor de waarheid. Het omgekeerde beeld, dat van de onderzoeker als gewetenloze kennisvergaarder, is echter evenmin juist. Ook al zijn niet alle wetenschappers zoals professor Prlwytzkofsky uit de verhalen van Tom Poes, dat maakt ze nog niet allemaal tot Joachims Sickbock. De waarheid ligt in het midden en het ergerlijke is dat je meestal niet weet waar.

De arrestatie van de Oxford-oudheidkundige Dirk Obbink, specialist in antieke papyri, is uniek omdat het dit keer wel overzichtelijk is. De waarheid ligt tussen zwarte handel, christelijke verzamelaars, wetenschappelijke rookgordijnen, oudheidkundige leugens, journalistieke incompetentie, commercieel nihilisme en academische onverschilligheid. De studentenkrant Oxford Blue meldde het nieuws van de arrestatie op 16 april, maar de affaire speelt al jaren, vergt enige voorkennis en is groter dan de oudheidkunde alleen.

Zwarte handel

Fragment uit de Oxyrhynchus-papyri
Fragment uit de Oxyrhynchus-papyri (Publiek Domein – wiki)
Voor ons begrip van de wereld van de oude Romeinen, Grieken en Egyptenaren zijn papyri cruciaal. Het zijn de teksten die ze zélf schreven. Ze documenteren de antieke literatuur zonder dat de teksten zijn overgeleverd via een eindeloze reeks middeleeuwse kopiisten, die wel eens fouten maakten of geen zin hadden. Alleen al in het Egyptische stadje Oxyrhynchos zijn een half miljoen papyri gevonden, waarvan er pas 5500 zijn uitgegeven. Niet doordat oudheidkundigen lui zijn maar door de complexiteit van hun werk.

Omdat je niet dichter bij de antieke schrijfcultuur kunt komen, is er veel belangstelling voor en daarom is er ook een levendige handel in vervalsingen. De vervaardiging is eenvoudig: zolang je antieke papyrus gebruikt (tot voor kort te koop op eBay) en het recept van antieke inkt benut (roet, water en Arabische gom), ben je niet te ontdekken met een koolstofdatering of spectroscopisch onderzoek. Er zijn dus legio vervalsingen op de markt.

Aangezien het lab hooguit amateuristische vervalsingen kan herkennen maar geen echtheid kan vaststellen, kan een wetenschapper alleen werken met papyri met een “gedocumenteerde provenance”, dat wil zeggen dat de herkomst van een papyrus bekend is. Zonder provenance verspilt een onderzoeker dus tijd, energie, intellect en gemeenschapsgeld aan iets wat óf onbetrouwbaar is óf een systeem van plundering in stand houdt. Daarbij hoort geen romantiek à la Tomb Raider. Plunderaars hebben bijvoorbeeld in Dayr al-Barsha, de opgraving van de Leuvense universiteit, de bewakers vermoord.

Christelijke verzamelaars

Een van de grootste afnemers van illegaal verworven teksten – en dus: aanjager van verdere plundering – is de rijke Amerikaan Steve Green. Deze christelijke zakenman haalde de laatste tijd onder meer het nieuws met een miljoenenschikking over gestolen Irakese oudheden en met het de aankoop van klungelig vervalste Dode-Zee-rol-fragmenten.

Deze collectie is de verbindende schakel tussen twee schandalen: Eerste-eeuwse Marcus en de Sapfo-fragmenten. Obbink lijkt gestolen materiaal aan de Green-collectie te hebben verkocht, waarna andere oudheidkundigen met dit unprovenanced materiaal verder gingen. Dat was natuurlijk niet nodig want in de archeologische en museale depots liggen genoeg wél gedocumenteerde papyri voor nog eeuwen oudheidkundige werkgelegenheid.

Wetenschappelijke rookgordijnen

Sapfo, laat-Romeins portret uit Smyrna (Archeologisch Museum, Istanbul)
Sapfo, laat-Romeins portret uit Smyrna (Archeologisch Museum, Istanbul)
Het is zinloos te speculeren wat Dirk Obbink, die als medewerker van de Oxford-universiteit alle vrijheid, inkomen en prestige had die een mens kan verlangen, heeft bewogen gestolen en/of unprovenanced materiaal te verhandelen. Het gespeculeer dat al sinds 2014 plaatsvindt op wetenschappelijke congressen en in de blogosfeer, is tot nu toe telkens overtroffen door een steeds gênantere werkelijkheid.

Vaststaat dat Obbink in februari 2014 aankondigde teksten te hebben ontdekt van Sapfo. Een mooie vondst, want de Griekse dichteres mag dan beroemd zijn, haar poëzie is nauwelijks bekend. De ontdekking was echter verdacht. Obbink schermde met koolstofdateringen en spectroscopisch onderzoek (alsof dat iets zei), vertelde dat het Grieks te goed was om vervalst te zijn (alsof mensen die oud-Grieks beheersen alleen maar keurig zijn) en meende dat de inhoud van de gedichten aansloot bij wat al over Sapfo bekend was (alsof een vervalser iets maakt dat niet lijkt waarop het lijken moet). Hij vertelde ook dat de provenance goed was gedocumenteerd: de fragmenten stonden op repen papier-maché uit een uit elkaar gehaald mummiemasker en sloten bovendien aan op een al bekende papyrus in de Green-collectie.

Vrijwel onmiddellijk wees Obbinks collega Roberta Mazza (Manchester) erop dat als iets onlangs uit een mummiemasker was gehaald, het wel verrekte toevallig was dat er elders al delen lagen van diezelfde tekst. Ook de Nijmeegse classicus André Lardinois had twijfels: in De Volkskrant zei hij dat de papyri ongetwijfeld afkomstig waren van de zwarte markt. Obbink was volgens zijn collega’s in de weer met unprovenanced en dus mogelijk vals materiaal.

Oudheidkundige leugens

Dat was niet het enige probleem. Het uit elkaar halen van mummiemaskers is een vorm van vandalisme. Het gaat immers om onvervangbare, voor egyptologen belangrijke data. Dat was dit keer zeker het geval, want maskers van papier-maché raakten na het begin van onze jaartelling in onbruik en de Sapfo-fragmenten stamden uit de derde eeuw n.Chr. Ergens in Egypte hadden mensen een elders opgegeven begraafwijze in ere gehouden, maar alle informatie daarover was vernietigd.

Was het om vandalisme te verbergen dat Obbink zijn verhaal aanpaste? In de officiële publicatie in het Zeitschrift für Papyrologie und Epigraphik (ZPE; 2016) beweerde hij dat de fragmenten kwamen uit een boekband die sinds 1954 in bezit was geweest van een Amerikaanse archeoloog. Die had ze in een envelop gedaan met het label “papyrusfragmenten, Grieks” en nagelaten aan een bibliotheek, die ze in 2011 weer had laten veilen, waarna de anonieme eigenaar contact met Obbink zou hebben gezocht. Er zijn diverse problemen bij deze verklaring, zoals het simpele feit dat een boekband driedimensioneel is en een papyrusfragment tweedimensioneel. We moeten dus aannemen dat de betreffende archeoloog zijn spullen verkeerd heeft gelabeld. Dat is niet onmogelijk maar bij ZPE hoorden alle seinen op rood te staan.

Obbink heeft meer verklaringen gegeven over de herkomst van de Sapfo-fragmenten. Geen daarvan was afdoende gedocumenteerd. En een provenance zonder documentatie is niet meer dan een verhaaltje.

De laatste stand van zaken is dat een vanuit Turkije opererende handelaar de fragmenten heeft aangeleverd. Er zijn bovendien foto’s die suggereren dat ze komen uit een roofopgraving in Egypte, maar dat kan een dwaalspoor zijn om een vervalsing een schijn van echtheid te geven.

Journalistieke incompetentie

Als er in de wetenschap Prlwytzkofsky’s en Sickbocken zijn, heeft de eerste een bondgenoot in de persoon van journalist Argus. De wetenschapsjournalistiek heeft bij de papyrologie haar waakhondfunctie echter niet uitgeoefend. Zoals bij de andere tekst waarbij Obbink betrokken was: het fragment dat bekendstaat als “Eerste-eeuwse Marcus” en dat nu aanleiding vormt voor zijn arrestatie.

“Het lijkt er inmiddels op dat de vernietiging van een mummiemasker een afleidingsmanoeuvre is geweest.”

In februari 2012, dus twee jaar vóór de ontdekking van de Sapfo-fragmenten, maakte Daniel Wallace, een Amerikaanse onderzoeker uit de omgeving van Steve Green, bekend dat er een fragment van het Marcus-evangelie was dat dateerde uit het laatste kwart van de eerste eeuw. Dit was belangrijk omdat dit evangelie is geschreven rond 70 n.Chr. Een zó oud fragment ontneemt nogal wat argumenten aan de zogeheten Jezusmythicisten, aanhangers van het van oorsprong antisemitische idee dat Jezus geen Jood kon zijn geweest omdat hij een mythisch figuur was.

Er was dit keer geen twijfel aan de authenticiteit, aangezien het fragment uit een mummiemasker was gehaald. Er was zelfs een filmpje van gemaakt. Het was de eerste keer dat onderzoekers hun gebrek aan professionaliteit – want dat is het, als je egyptologische data vernietigt – zo breed uitventten. De presentator van het filmpje legde uit dat het allemaal niet problematisch was omdat het vernietigde voorwerp eigen bezit was. Daarna spitste de discussie van bloggers en wetenschappelijke congresgangers zich toe op de vraag of het inderdaad rechtmatig was je eigen oudheden te vernietigen.

Het valt journalisten kwalijk te nemen dat ze verzuimden de cruciale vraag te stellen: kwam Eerste-eeuwse Marcus wel echt uit een mummiemasker? Ook de auteur van dit stuk heeft zich zand in de ogen laten strooien.

Hoewel het aan de rechter is om te beoordelen of het gepresenteerde bewijs wettig en overtuigend is, lijkt het er inmiddels op dat de vernietiging van een mummiemasker een afleidingsmanoeuvre is geweest. Journalisten, bloggers en oudheidkundigen die spraken over het vernietigen van egyptologische data, stelden niet de echte vragen, hielpen een hype creëren en maakten de feiten steeds onzichtbaarder. Het was briljant.

Commercieel nihilisme

Zo lagen er dus twee affaires: enerzijds de Sapfo-papyri, zonder gedocumenteerde provenance en mogelijk vals, anderzijds Eerste-eeuwse Marcus, echt maar verworven door vandalisme. De wetenschappelijke molen maalde gewoon verder. ZPE en uitgeverij Brill publiceerden artikelen en een boek over Sapfo, Eerste-eeuwse Marcus verscheen in een reeks over de Oxyrhynchospapyri.

Pas met die laatste publicatie begon de mist op te trekken. Eerste-eeuwse Marcus kwam dus uit Oxyrhynchos, was niet afkomstig uit een mummiemasker en stamde uit de tweede of derde eeuw n.Chr. Wallace, de onderzoeker die het bestaan van het Marcusfragment had aangekondigd, bekende dat hij het fragment nooit had gezien, dat hij was gesouffleerd met het doel reuring te veroorzaken en dat Obbink op dat moment al had geweten dat het fragment niet uit de late eerste eeuw stamde maar jonger was. Als om duidelijk te maken dat oudheidkundigen lak hebben aan transparantie, bekende Wallace ook nog een non-disclosure-verklaring te hebben getekend.

Verder kwam uit dat Obbink, precies op het moment dat Wallace zijn bekendmaking deed, had geprobeerd het Marcusfragment aan de Green-collectie te verkopen. De Oxford-geleerde had zijn collega dus gebruikt om met fake news de prijs op te drijven. Green was niet het enige slachtoffer: inmiddels lijkt bewezen dat Obbink ook andere verzamelaars stukken uit de Oxyrhynchosverzameling heeft verkocht.

Tot slot lijkt zeker dat de stichting die de Oxyrhynchospapyri beheert de samenwerking met Obbink verbrak wegens zijn betrokkenheid bij de verkoop van de Sapfopapyri. Een moment lang mochten oudheidkundigen hopen dat die fragmenten dus eveneens uit Oxyrhynchos kwamen, wat althans hun echtheid zou garanderen, maar zoals gezegd loopt het spoor richting Turkije en daarvandaan óf naar Egypte óf naar een vervalser.

Collegiale onverschilligheid

Het meest verontrustende aan deze affaire is dat allerlei wetenschappers ervan wisten. Het Marcusfragment is bijvoorbeeld in de Oxyrhynchoscollectie ontdekt door een onbekend gebleven medewerker van Obbink, die het onnodig vond de publiciteit over het uit elkaar gehaalde mummiemasker openlijk tegen te spreken. Verder is ondenkbaar dat de redacties van ZPE en Brill, die zullen hebben herkend dat de provenance van de Sapfo-fragmenten onvoldoende was gedocumenteerd, geen lont hebben geroken.

'Museum of the Bible' in Washington
Het door Steve Green opgerichte ‘Museum of the Bible’ in Washington (CC BY-SA 4.0 – Fuzheado – wiki)
Het is al met al moeilijk voorstelbaar dat niemand wist hoeveel er loos was. Misschien oogde de worst die Obbink de wetenschap voorhield, te smakelijk: gedichten van een beroemde dichteres, een weerlegging van het Jezusmythicisme! Of misschien is de verklaring het zelfbedrog van hypergespecialiseerde, te beperkt opgeleide wetenschappers die publiceren móeten en dus stoppen met zoeken naar informatie die hun zekerheid ondergraaft en een publicatie verhindert. De betrokkenen wisten genoeg om te weten dat ze niet meer moesten weten.

Hoewel vaststaat dat er in de kring rond de Green-collectie mummiemaskers uit elkaar zijn gehaald, is dat in deze twee gevallen niet gebeurd. De feitelijke herkomst van de fragmenten is echter nauwelijks minder deprimerend: diefstal, zwarte handel en mogelijk vervalsing. Het zelfreinigend vermogen van de wetenschap laat te wensen over. Daarom is de affaire-Obbink groter dan de oudheidkunde alleen. En het is maar de vraag of Tom Poes een list kan verzinnen.

Auteur van Bedrieglijk echt. Oude papyri, moderne controverses, waarin hij de wedloop tussen vervalsers en wetenschappers beschrijft.

Jona Lendering is historicus, webmaster van Livius.org en docent bij Livius Onderwijs. Hij publiceerde verschillende boeken en verzorgt een nieuwsbrief over de Oudheid. Zie ook zijn blog: mainzerbeobachter.com

Gerelateerde rubrieken:

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 51.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×