De Pools-Russische Oorlog van 1919-1921, een conflict tussen Polen en de Bolsjewistische Sovjetregering dat resulteerde in het Verdrag van Riga, waarbij de oostelijke grens van Polen werd vastgesteld. In totaal kwamen tijdens deze oorlog ongeveer tweehonderdduizend mensen om het leven.
In 1918 verschenen er meerdere nieuwe landen op de Europese kaart. Een daarvan was Polen. In de voorafgaande 123 jaar was het land opgedeeld geweest tussen Oostenrijk, Pruisen en Rusland. De Amerikaanse president Woodrow Wilson presenteerde in 1918, het laatste jaar van de Eerste Wereldoorlog, een vredesplan dat bekend kwam te staan als de Veertien Punten. Wilson deed hierin verschillende voorstellen die de basis moesten leggen voor een duurzame vrede. Een van de punten was de (her)vestiging van een onafhankelijke Poolse staat, maar dat was makkelijker gezegd dan gedaan.
Na de wapenstilstand, die een eind maakte aan de Eerste Wereldoorlog, was niet duidelijk welke regering het voor het zeggen zou krijgen in het gebied en hoe de grenzen liepen. Over de regeringsvorm kwam al snel duidelijkheid. De voormalig rebellenleider en militair Jozef Pilsudski bleek bij zijn terugkomst in Warschau zeer populariteit onder de bevolking. De maanden daarvoor had hij doorgebracht in gevangenschap, omdat hij in dienst van het Duitse leger had geweigerd een eed van trouw af te leggen.
Onduidelijke oostgrens
Pilsudski werd benoemd tot staatshoofd en opperbevelhebber van het Poolse leger. De facto had hij de alleenheerschappij in het land, hoewel er ook een burgerregering was. De grenskwestie bleef voor beroering zorgen en dat was licht uitgedrukt. Over de oostelijke grens van het land was op papier niets vastgelegd. Dat zorgde ervoor dat deze met wapens moest worden bevochten. Tussen 1918 en 1923 voerde het jonge land maar liefst zes oorlogen met de haar omringende staten en volkeren (Duitsers, Tsjechen, Oekraïners en Russen) ter verdediging van het grondgebied of met het doel dit uit te breiden.
Polen wist grote delen van het huidige Belarus en Oekraïne te veroveren. Dit bracht het land echter wel in conflict met de oude Russische vijand. Dat land kende echter zijn eigen problemen. Na de communistische machtsovername in november 1917, was in Rusland een bloedige burgeroorlog uitgebroken tussen de aanhangers van het nieuwe bewind (de “roden”) en de antirevolutionaire, monarchistische tegenstanders (de “witten”). Er stonden ook nog tal van andere kleinere partijen op in dit conflict, zoals de “groenen”, een samenraapsel van meerdere bewegingen, vooral bestaande uit boeren, die zich (net als de roden) inzetten voor een eerlijker grondverdeling, maar zich niet konden verenigen met de communistische collectiviseringen.
In 1919 had de Poolse regering een paar maal het verzoek gekregen om ten gunste van de witten in dit conflict te interveniëren. Dat weigerde het land echter, omdat de contrarevolutionaire Russische generaals hadden laten blijken geen grensconcessies te willen doen aan de pas opgerichte staat. Ook snapte Pilsudski dat zijn leger op dat moment nog niet in staat was een militaire campagne uit te voeren. De Eerste Wereldoorlog had flink huisgehouden op Pools grondgebied. Meerdere malen hadden oprukkende en terugtrekkende legers het grondgebied doorkruist en verwoestingen aangericht. Het land kwam zwaar verarmd uit het conflict tevoorschijn en de strijdkrachten bestonden maar uit een paar duizend man. Daar kwam echter snel verandering in.
Troepenopbouw
Tijdens de Eerste Wereldoorlog hadden Poolse eenheden in tal van legers meegevochten, onder meer in het Duitse, Franse, Oostenrijks-Hongaarse en het Russische. Zij keerden nu terug naar hun thuisland. Uit Frankrijk kwam een strijdmacht van 70.000 soldaten, inclusief Renault-tanks. Zo kwam het dat Pilsudski in 1920 ineens maar liefst 800.000 man op de been kon brengen. Ook kreeg zijn land steun van Amerikaanse vrijwilligers die meevochten in een apart squadron binnen de Poolse luchtmacht.
De Pools-Russische betrekkingen worden van oudsher gekenmerkt door veel strijd en wederzijds gepleegde wreedheden. In de voorafgaande eeuw was Polen bezet door Rusland, waarbij de bevolking en haar cultuur waren onderdrukt. De generaal was dan ook beducht voor zijn Russische buur. Temeer omdat het nieuwe communistische regime meerdere malen kenbaar had gemaakt een landbrug te willen vormen naar de Marxistische revolutionairen in Duitsland.
In 1919 vonden er al Pools-Russische schermutselingen plaats, waarbij de Polen onder meer de steden Vilnius en Minsk veroverden. Op dat moment was geen van de partijen echter klaar voor een grootschalig conflict. In oktober 1919 luwde de strijd en begonnen vredesonderhandelingen. Deze liepen echter op niets uit. Beide regimes broedden op plannen om de ander aan te vallen en voerden versterkingen aan. In februari 1920 besloot het Rode Leger een offensief richting het westen te openen. Vanaf januari dat jaar waren de Russen al bezig geweest met een grootschalige troepenopbouw.
De aanval op Kiev
Pilsudski zat echter ook niet stil. Zijn ambitie was om het grondgebied van het Pools-Litouwse Gemenebest (deze unie had op haar hoogtepunt in de zeventiende eeuw een grondgebied omvat van bijna een miljoen vierkante kilometer) in ere te herstellen. De Oekraïners voelden daar wel wat voor. De Litouwers bedankten echter, voornamelijk vanwege het conflict over de zeggenschap over Vilnius. Met de Oekraïiners kwam de staatsman wel tot overeenstemming.
Toen duidelijk werd dat de Russen in de aanval zouden gaan, wilden de Polen hen voor zijn. Op 25 april 1920 gingen zij in het offensief, met tien divisies, waaronder één Oekraïense. Zij overrompelden het Rode Leger, dat ook te kampen had met aanvallen van witte en groene partizanen in haar achterhoede. In een mum van tijd was Kiev veroverd. Daarmee overspeelde Polen echter wel zijn hand. Pilsudski sprak al zijn voorgevoel uit dat het altijd slecht afliep met militaire commandanten die hadden geprobeerd Oekraïne te veroveren. Hij had de hoop dat de recent uitgeroepen regering van de Oekraïense Volksrepubliek, onder leiding van Simon Petliura, de verdediging van de hoofdstad op zich kon nemen, zodat de Polen de Russische verwachte tegenaanval konden pareren. Petliura wist echter slechts 25.000 man op de been te brengen en dat was niet genoeg. Ook slaagde hij er niet in om een effectief bestuur op te bouwen.
Poolse ineenstorting
De Poolse linies waren door de aanval uitgerekt. Daar profiteerde het Rode Leger van, dat onder meer was versterkt met het 1e cavalerieleger van Semyon Budyonn. Een tegenaanval van het Westelijke Front onder leiding van de zevenentwintig jaar jonge generaal Russische Mikhail Toechatsjevski werd nog door de Polen afgeslagen, maar tegen een aanval van het Zuidwestelijke Front, onder leiding van generaal Alexander Yegorov en de politiek commissaris Jozef Stalin, konden ze geen standhouden. Op 5 juni 1920 brak Budyonny’s cavalerie door. De Polen werden overrompeld en op 10 juni 1920 viel Kiev. Ondanks heldhaftig verzet van sommige eenheden (het Poolse 1e Cavaleriekorps voerde een charge uit terwijl de vijand een overmacht van zes tegen één had) moesten zij zich halsoverkop terugtrekken. Het opperbevel slaagde er ook niet in om deze terugtocht tot staan te brengen. Het Westelijk Front en het Zuidwestelijke Front begonnen aan een onstuitbare opmars. Op 2 juli 1920 vaardigde Toechatsjevski de volgende dagorder uit:
…naar het westen. De tijd van de afrekening is aangebroken. Over het lijk van Polen gloort de weg naar een wereldbrand. … Op naar Warschau, mars.
Er vonden meerdere chaotische veldslagen plaats, waarbij de Russen het voordeel hadden dat zij over meer manschappen beschikten. Telkens werden Poolse eenheden omsingeld en op de vlucht gejaagd door Rode ruiterdetachementen. Met name de Tatjanca’s, kleine vierwielige wagens of sleeën, waarop een machinegeweer was gemonteerd en die werden getrokken door twee of drie paarden, bleken zeer effectief. De Polen hadden weinig verweer tegen deze snelle en wendbare equivalenten van de strijdwagens uit de oudheid, die over veel vuurkracht beschikten.
De Sovjet-opmars ging gepaard met grote wreedheden. De Poolse bevolking werd geterroriseerd met diefstal en verkrachtingen. In Berdychiv werd een hospitaal platgebrand, terwijl er nog zeshonderd Poolse gewonden en verplegend personeel in het gebouw waren. De Polen hielden zich overigens ook lang niet altijd aan het oorlogsrecht. Tijdens de opmars en terugtocht door de Oekraïense gebieden maakten zij zich schuldig aan diverse pogroms (moord- en plunderpartijen) tegenover de Joodse bevolking.
Het Rode Leger rukte gemiddeld dertig kilometer per dag op. De opmars hield aan tot augustus 1920. Ondertussen werd Brest veroverd en naderden de Sovjet-troepen Warschau tot op twintig kilometer. Door de communistische partijtop was zelfs al een dictator aangewezen voor het Poolse Revolutionaire Comité, dat het land na de overwinning van de Sovjets moest gaan leiden. De communisten kozen hiervoor de wrede leider van hun geheime dienst de Tsjeka, Feliks Dzerzjinski.
De hoge Sovjet-politicus Karl Radek pochte dat zij het verdrag van Versailles met hun bajonetten aan stukken zouden snijden. Leon Trotski, de Volkscommissaris van Militaire Zaken, gaf alvast opdracht tot het drukken van Duitstalige pamfletten, die de communistische soldaten konden uitdelen als zij het voormalige keizerrijk bereikten.
Wonder aan de Wisla
Budyonny’s ruiterij rukte steeds verder op naar het zuidwesten. Er werd openlijk gefantaseerd over een aanval op Roemenië, Hongarije en zelfs Italië. Orders om de Russische opmars van Toechatsjevski naar Warschau te dekken, sloegen hij en de andere commandanten van het Zuidwestelijke Front in de wind. Hierdoor raakte de rode formaties steeds verder verspreid. Net als de Polen eerder begon nu de Sovjet-strijdmacht last te krijgen van overstretching. Het Rode Leger ging ervan uit dat zij met open armen zou worden ontvangen in Polen, maar in plaats daarvan stuitte zij op een vijandige bevolking, die overging op aanvallen op de achterhoede. Het optreden van haar eigen soldaten verminderde de spanningen bepaald niet. De manschappen waren uitgeput door de opmars en de bijkomende gevechten van de voorgaande maanden. De bevoorrading werd steeds problematischer en de kleding was tot op de draad versleten. Slechts een enkeling beschikte nog over laarzen, de meeste soldaten moesten zich behelpen met voetlappen of liepen zelfs blootsvoets.
De Polen wisten dit ook, mede doordat zij de codeberichten van het Rode Leger konden ontcijferen. Onder aanvoering van Pilsudski werden plannen gemaakt voor een tegenaanval bij de rivier de Wisla. Dit was een gewaagde gok. Er werden manschappen aan de verdediging van de hoofdstad onttrokken voor een risicovolle aanval op de ongedekte zuidflank van het rode Westelijke Front. Meer dan honderdduizend vrijwilligers, mannen (onder wie jongens van nog geen veertien) en vrouwen, meldden zich aan voor de Poolse strijdmacht, dat het voordeel had dat door de terugtocht de bevoorradingslijnen een stuk korter waren geworden. Vanwege de eigen versterkingen en de vijandelijke verliezen als gevolg van de gevechten en desertie, hadden de Polen nu meer soldaten in het veld dan het Rode Leger.
Op 12 augustus 1920 begon de tegenaanval. Deze verliep aanvankelijk chaotisch. Toch slaagden de Polen erin het Rode 4e leger in de tang te nemen en uiteindelijk te vernietigen (restanten ervan vluchtten naar Oost-Pruisen en werden daar geïnterneerd). Het Westelijke Front werd in tweeën gesplitst. De Polen wisten de radiocommunicatie tussen de rode legers lam te leggen, waardoor deze niet gezamenlijk konden optreden. Dit bereikten de Poolse marconisten onder meer door de gehele bijbel de eter in de seinen. Elders aan het front werd het 16de leger in de pan gehakt. Een jonge Franse majoor, die als waarnemer van de intergeallieerde missie aanwezig was in Warschau, schreef goedkeurend.
Onze Polen hebben vleugels gekregen. De soldaten die een week geleden nog fysiek en moreel uitgeput waren, stormen nu naar voren met sprongen van veertig kilometer per dag.
Zijn naam: Charles de Gaulle. Het Westelijke Front van de Russische generaal Toechatsjevski verloor tweederde van zijn troepensterkte, ongeveer honderdduizend man. De overlevenden sloegen op de vlucht en de Polen veroverden Bialistock.
Op 15 augustus 1920 moesten de Russen zich bij Warschau terugtrekken. Dat deze Poolse overwinning samenviel met de katholieke feestdag Maria Hemelvaart, was en is volgens de Polen geen toeval. Tussen 1923 en 1947 en, na de val van het communistisch regime, vanaf 1992, wordt op 15 augustus traditiegetrouw in Polen de Dag van het Leger gevierd. Toen en ook nu nog wordt beweerd dat de Polen bij Warschau de communistische onderwerping van West-Europa een halt toe hebben geroepen. Het is echter maar de vraag of de Russen, als zij de hoofdstad hadden veroverd, de kracht en middelen hadden konden opbrengen om nog verder op te rukken. Bovendien waren zij dan waarschijnlijk geconfronteerd met een verenigd front van de westerse grootmachten waartegen zij niet op hadden gekund. Feit is wel dat door de overwinning de Polen een communistische dictatuur voorlopig bespaard bleef.
De Russen verslagen
De zege bij Warschau bood Pilsudski gelegenheid troepen vrij te maken die ingezet konden worden tegen het 1e Cavalerieleger van Budyonny. In de omgeving van de stad Zamosc, bij het dorp Komarow, werd de ruiterij omsingeld. Zijn poging om op 31 augustus 1920 uit te breken, resulteerde in de laatste grote cavalerieslag in Napoleontische stijl. Poolse lansiers en Russische kozakken namen het gedurende de dag tijdens diverse charges tegen elkaar op met lansen, sabels en revolvers. De Russen leden zware verliezen. Mede door een stortbui die losbrak, slaagde Budyonny en een deel van zijn leger er wel in om te ontsnappen, maar hen restte niets dan een terugtocht naar de Russische grens. Daarbij koelden zij hun woede op elk Pools dorp en joodse sjetl die op hun weg lag.
De Polen rukten verder op en in oktober 1920 stonden zij weer aan de oude grenzen. Op de twaalfde van die maand werd een wapenstilstand gesloten. Beide partijen waren oorlogsmoe en door hun grondstoffen heen. De Sovjets hadden hun militairen bovendien elders nodig in verband met de voortdurende burgeroorlog en daarmee samenhangende opstanden. Stalin zat inmiddels alweer in Moskou. Daar gaf hij alles en iedereen de schuld van het mislukken van de veldtocht, behalve zichzelf. Terwijl zijn weigering om orders op te volgen mede debet was aan de nederlaag. Doordat de Russische fronten te ver verspreid waren, konden zij elkaar niet steunen tijdens de Slag bij de Wisla. De kwestie legde de kiem voor een conflict tussen Stalin aan de ene en Trotski en Toechatsjevski aan de andere kant. De laatste twee zouden die strijd niet overleven.
Er kwamen vredesonderhandelingen op gang en op 18 maart 1921 werd het verdrag van Riga gesloten, waarmee de Pools-Russische grens naar het oosten opschoof. Onder meer Brest, Vilnius en het huidige Lviv werden Pools. Dat bleef zo tot de volgende oorlog van 1939-1945, die er in zou resulteren dat Polen alsnog een communistische dictatuur werd en de grenzen naar het westen werden verlegd. Naar schatting had het conflict aan zo’n 110.000 mensen het leven gekost. Andere bronnen noemen echter een dodental van 250.000 of zelfs nog hoger.
De Pools-Oekraïense Oorlog (1918-1919)
Pools-Litouwse Gemenebest (1573-1795)
Noten ▼
-Louis Vos & Idesbald Godderis, De strijd van de witte adelaar geschiedenis van Polen (966-2004). Acco 2005
-Ian Kershaw, De afdaling in de hel Europa 1914-1949. Spectrum 2015
-I. Van de Wijdeven, Zonder Pilsudski geen Polen, Geschiedenis Magazine 7/2020
-Van de Wijdeven, Het wonder van Warschau, Historisch Nieuwsblad 3/2020
-https://www.youtube.com/watch?v=Equ7ua9b3Jo
-https://www.youtube.com/watch?v=KipWEl-e0HM
-https://www.youtube.com/watch?v=3uRzN57qusI