Koningin Juliana had de alternatieve gebedsgenezeres Greet Hofmans. Prins Bernhard liet de magnetiseur, gebedsgenezer en helderziende Pranananda Hiranmaya Ghosh via de achterdeur van het paleis Soestdijk naar binnen. De Brits-Indiƫr moest hem genezen van zijn rugpijn, die hij bij een auto-ongeluk in 1937 had opgelopen. Wie was deze man?
In het archief van Pieter Menten bevindt zich een documentje van het voormalige Bureau Nationale Veiligheid (BNV) waarin staat dat de ātypische oosterlingā Pranananda Hiranmaya Ghosh prins Bernhard vele malen in het geheim heeft behandeld. Het is een op 4 januari 1946 geschreven verslag van de BNV-verbindingsofficier De Muralt over een verhoor van Rudolphine Auersperg, de gewezen vriendin van Pranananda, die zich op dat moment in het dorpje Bezau in het Bregenzerwald bevindt. De Muralt heeft alles rechtstreeks opgetekend uit de mond van Auersperg. Volgens de heer Wijsenbeek, die later namens de Stichting Nederlands Kunstbezit een onderzoek instelde, had de BNV-officier en passant ook nog even de echtelijke plichten van Pranananda waargenomen.
Een kopie van het document werd door mij ter beschikking gesteld aan Sander Rietveld, destijds werkzaam bij het programma Netwerk, dat er in 2007 een aardige maar verre van uitputtende documentaire over maakte. In die documentaire verklaarde Gerard Aalders als Bernhard-expert dat het document duidelijk maakte dat Bernhard zeer geporteerd was voor zaken als gebedsgenezing en handoplegging, hetgeen de prins later zijn vrouw dus in de Greet Hofmans affaire heeft verweten. Jammer genoeg konden ze in het programma geen foto tonen van Pranananda. Die is er nu, na onderzoek in het Nationaal Archief en het India Office in Londen, dus wel.
Bernhard heeft natuurlijk ontkend dat hij door Pranananda zou zijn behandeld. Maar de prins heeft, zoals we weten, wel meer ontkend. Toen hij zich in de jaren zeventig door de Singaporese acupuncturist Siau Keng Ngho liet behandelen voor de pijn in zijn rechterschouder ontkende hij dat ook. Prompt publiceerde Associated Press een dag later een foto waarop de prins door Ngho werd behandeld in het paleis op De Dam.
Kamp Schoorl
Pranananda Hiranmaya Ghosh, die op 15 februari 1908 werd geboren in Calcutta, was na een studie osteopathie in Parijs een praktijk begonnen in de Surinamestraat in Haag. In 1940, toen hij op het punt stond Nederland vanwege de oorlogsdreiging te verlaten, maakte hij in het Haagse Hotel De Wittebrug kennis met de drie jaar oudere Rudolphine Auersperg. Ze zagen elkaar voor het eerst op de avond dat hier de Duitsers binnenvielen. Rudolphine logeerde daar samen met haar moeder. Ghosh is die eerste avond, zo schreef Rudolphine, intiem met haar geweest en zo ontstond er een verhouding tussen de twee. Zij en haar moeder hadden een pension aan de Haagse Pompstationsweg. Rudolphine vertelde iedereen die het maar wilde horen dat ze een gravin was. Ze werd geboren in Wenen op 22 december 1908. Haar moeder heette Aloisia Raska. Haar vader was een lid van de adellijke familie Auersperg; hij had overspel gepleegd en wilde niets van het kind weten.
Als Brits-IndiĆ«r werd Ghosh in 1940 na de inval door de Duitsers opgepakt en naar een kamp in Schoorl gebracht. Vanuit de verte zwaaiden Rudolphine en haar moeder naar hem. Hij werd daar al weer snel losgelaten, naar eigen zeggen ādankzijā het feit dat hij Prins Bernhard kende en zelfs een oorkonde van hem had gekregen voor zijn hulp. Over die opmerking was het Bureau Nationale Veiligheid later, na de bevrijding, woedend. Dat ādankzijā moest worden veranderd in āondanksā, wat bewijst dat Ghosh inderdaad een bekende van Bernhard was, want het BNV zal wat betreft het onderzoek naar de relatie tussen de prins en de Brits-IndiĆ«r niet over Ć©Ć©n nacht ijs zijn gegaan.
Kunsthandel
Na zijn vrijlating uit kamp Schoorl verhuisden āPrananandaā, zoals Ghosh in bijna alle documenten over hemzelf wordt genoemd, en Rudolphine naar Bussum, naar een villa aan de Brediusweg 37. Rudolphine kreeg de beschikking over de gezelschapsdame Olga Maria Louise Steengracht de Mooyland. Deze dame, die in het onderzoek naar Pieter Menten de foto heeft aangeleverd waarin deze een SS-uniform draagt, had in Polen gewoond en was via de Nederlandse consul De Bruyne bevriend met de familie Menten. Vandaar waarschijnlijk dat het BNV-documentje over Pranananda zich in het dossier van Menten bevond.
Rudolphine Auersperg beviel in 1941 in de Bussumse Majella-stichting van een jongetje. Zij en Pranananda noemden hun zoon Louis Alexander Ghosh. Zij was een verzamelaarster van kunst en antiek. Pranananda trok er op uit om overal schilderijen te kopen. In Kleintje Muurkrant werd vermeld dat hij als de verkoper een prijs noemde het bedrag telkens verhoogde, tot niet geringe verbazing van de handelaar, die later ook nog in Bussum op bezoek ging en gratis een prachtig beeld meekreeg van Pranananda.
Aan Alois Miedl, die in de oorlog de kunsthandel Goudstikker overnam, sleet de Brits-IndiĆ«r een grote partij Perzische tapijten voor meer dan een ton. Volgens de dienstbode was mevrouw Auersperg een āexotische schoonheidā, leidde zij een luxe leventje en gaf zich over aan braspartijen met Duitse officieren en NSB-ers. De dienstbode kreeg op een nachtfuif een keer 83 gulden fooi van de Duitse officieren.
Auersperg had een box bij de firma De Gruyter in Amsterdam, waar de kunstwerken stonden opgeslagen en voorts was haar huis rijkelijk ingericht met antiek meubilair. Veel van haar kunstwerken, zo schreef later de curator van Pranananda, zouden afkomstig zijn geweest van gevluchte of gearresteerde joden. Zij verkocht aan de foute kunsthandelaar Onnes van Nijenrode Perzische tapijten voor de somma van om en nabij de 41.000 gulden. Aan Alois Miedl, de man die 1300 oude meesters illegaal opkocht uit de collectie van Goudstikker en er daarvan 600 aan Goering verkocht, leverde zij 42 Perzische kleden voor een bedrag van 89.000 gulden. EĆ©n van de schilderijen die tijdens een grote veiling in haar huis, waar onder meer werken werden aangeboden van Aart van der Neer, Nicolaas Maes en W. Kalff, zijn verkocht, is āLazarus en de rijke manā (1525-1524), toegeschreven aan Franz Timmermans. In 1977 werd het schilderij aangekocht door Museum Catharijneconvent in Utrecht. En daar hangt het nu nog.
Gestapo
Het was Pranananda die voor de inkoop en verkoop van de kunstwerken moest zorgen. Volgens Karel Lars van Bennekom, die op 31 mei en 1 juni 1944 een grote veiling in het huis aan de Brediusweg verzorgde, waren Auersperg en Pranananda āverkapte handelaars, die overal waar enige winst was te behalen verkochten en kochten op grote schaal.ā Het huwelijk van Pranananda en Auersperg had volgens deurwaarder Hermes uit Bussum nogal wat deuken opgelopen door de omgang van Auersperg met Duitse officieren.
Pranananda verpandde op 11 maart 1944 een groot aantal schilderijen aan Frederik Adolf Leonard van den Bergh, die woonde in de villa Zonnewende in Moergestel. Van den Bergh stelde hem daarvoor 261.190 gulden ter beschikking. Wanneer Pranananda niet op tijd afloste, kon Van den Bergh de schilderijen verkopen. Kennelijk is dat ook gebeurd, want de Centrale Vermogens Opsporingsdienst kon na de oorlog maar een of twee niet zeer waardevolle schilderijtjes bij een Haagse vriendin van de Brits-Indiƫr vinden. Of Rudolphine van deze transactie van Pranananda op de hoogte was, is niet bekend. In haar brieven heeft ze het er nergens over.
Het leek wel alsof Pranananda lont had geroken, want vlak voor de door Rudolphine geregelde grote veiling op 31 mei en 1 juni 1944 in Bussum werd hij door de SD gearresteerd. In 1944 kreeg Auersperg, volgens zijn chauffeur Broekarts, bezoek van een Duitse officier. Pranananda wilde dit tegengaan en heeft de officier uitgescholden. Hij mocht voor zijn arrestatie wel eerst afscheid nemen van zijn vrienden en kennissen. Broekarts heeft later verteld dat dit afscheidsavondje bij hem is gegeven. Onder bewaking van twee Gestapo-agenten, die de avond hebben meegemaakt.
Pranananda is daarna gebracht naar Kreuzberg bij Katowice. Later is hij getransporteerd naar Ilag XVIII, een interneringskamp in het Oostenrijkse stadje Spittal an der Drau, waar Rudolphine hem nog heeft bezocht. De Brits-Indiƫr overleefde de oorlog. Volgens de International Tracing Service in Bad Arolsen (Dld) werd hij op 16 augustus 1945 gearresteerd in Sennelager omdat de Britten zijn antecedenten wilden onderzoeken. Hij werd daarvoor naar de jeugdgevangenis van Herford (Dld) overgebracht. Hij was volgens de Britse autoriteiten maar 1.45 meter lang. Misschien is dat de reden waarom hij in een jeugdgevangenis is opgesloten. Volgens het signalement was hij nogal dik en had hij een litteken onder zijn kin. Op 20 september 1945 werd hij door de Indischen Sicherheitsdienst vrijgelaten.
Spionage
In het document van Bureau Nationale Veiligheid wordt vermeld dat Pranananda zich schuldig zou hebben gemaakt aan spionage. Die beschuldiging kwam uit de koker van de Bussumse politie-agent Jan de Knecht, die als Engelandvaarder Groot-BrittaniĆ« had weten te bereiken en daar bij aankomst werd verhoord. De man wist van Prananandaās luxe leven in de Bussumse villa, hij had daar allerlei Duitse officieren en functionarissen naar binnen zien gaan en was kennelijk zo tot de conclusie gekomen dat Pranananda spioneerde. Zelf zat De Knecht zwaar in het verzet. Een van zijn meer ludieke acties was het plakken van een stuk papier met het woord āhoerā erop bij dames die het met de Duitsers deden.
Van spionage door Pranananda is nooit iets gebleken. Wel had hij in de oorlog als omroeper gesolliciteerd bij de Zentrale Freies Indien in Berlijn, dat via Subhas Chandra Bose nauwe contacten had met de naziās en er op uit was onder het bestuur van de Engelsen uit te komen. Hij werd niet aangenomen. Secretaris Nambiar van de Zentrale Freies Indien liet in een verhoor door de Britten na de oorlog weten dat Pranananda dolgraag wilde meewerken maar dat hij werd afgewezen omdat hij teveel van een luxe leventje hield.
Danseres
Na de oorlog keerde Pranananda terug naar India. Hij trouwde daar met de bloedmooie, beroemde Indiase danseres Roshana Vajifdar, die dertig jaar jonger was dan hij, en ging wonen in Kodaikanal, gelegen in een landelijke omgeving.
Zijn vrouw vertelde in een interview met The Hindu dat haar man als masseur en handoplegger over allerlei gaven beschikte en vele mensen had genezen. Haar man had haar verteld dat hij tijdens de oorlog in Frankrijk was geweest en daar had gewerkt voor de Amerikanen. Op een dag werd er een jonge soldaat binnen gedragen die ernstig gewond was geraakt. Er was geen hoop dat hij het zou overleven. Ghosh vertelde aan zijn vrouw dat hij naast hem ging zitten en dat de jongen hem smeekte: āRed me, dokter, ik wil blijven levenā. Ghosh zei dat hij zijn best zou doen.
āMet toestemming van de autoriteiten daar bleef ik naast de jongen zitten. Mijn idee idee was dat hij met iemand fysiek contact moest hebben. Om de beurt hielden we zijn hand vast. Na een tijdje werd ik moe en moest ik me wat gaan verfrissen. Ik vroeg of een soldaat het van me wilde overnemen. Toen ik terug kwam, was de patiĆ«nt overleden; de soldaat die in mijn plaats zijn hand had moeten vasthouden lag te slapen en maakte geen contact meer met hem. Ik ben ervan overtuigd dat we hem twee dagen in leven hebben kunnen houden door alleen maar zijn hand vast te houden.ā
In een van de documenten over Pranananda staat dat hij vanuit Ilag XVIII in Spittal an der Drau is getransporteerd naar Tarento in Italiƫ om van daaruit naar India te worden gerepatrieerd. Maar Pranananda wilde terug naar Nederland. Zo is het te verklaren dat hij op zijn tocht door Europa in Frankrijk is geweest, wellicht in het kielzog van de Amerikanen.
Valse cheques
Rudolphine Auersperg heeft nog een tijdje in Londen gewoond en is toen vertrokken naar Los Angeles, waar zij in de Temple of Divine Wisdom op 8 augustus 1953 trouwde met een rijke Texaan, William Grady Langford genaamd. Deze man is vroeg gestorven. Wat er na zijn dood van Rudolphine is geworden, is ondanks hardnekkige naspeuringen niet bekend. Zij lijkt in rook te zijn opgegaan.
Het enige spoor van Auersperg en haar zoontje stond in een Amerikaans dagblad. Op 17 juni 1954 wordt zij gearresteerd in Los Angeles voor het uitgeven van valse cheques. Ze is dan in het gezelschap van haar 13-jarige zoontje Louis Alexander Langford-Ghosh. Pranananda zit dan alweer zoān vijf jaar in India. Hij is daar in 1949 naar toe gereisd via Zwitserland, waar hij in St. Gallen zijn zoontje, die daar op school zit, heeft bezocht. De jongen wordt tijdens Auerspergs arrestatie tijdelijk ondergebracht in een jeugdinrichting. Hij zou bekend zijn geweest als Kim Kiya, een kindsterretje en zou al verschillende rollen in Engelse films hebben gespeeld. Onderzoek daarnaar leverde helaas niets op.
Toen zijn moeder werd gearresteerd, had ze een 10-dollar ticket bij zich voor een jas die ze had beleend. Verder zou zij nog 15.000 dollar huur schuldig zijn voor het huis van de acteur Wallace Beery, waar ze was ingetrokken toen ze met haar zoontje in Hollywood kwam om zijn carriĆØre te promoten.
Waarom Auersperg zich bezondigde aan het uitgeven van valse cheques is niet bekend. Haar man werd afgeschilderd als een rijke Texaan. Het is het laatste levensteken dat we hebben opvangen van Auersperg en haar zoontje Louis Alexander. Ook hij is niet te traceren.
Prananandaās zoon Prasanna, die in India een grote bakkerij bezit, wil maar weinig kwijt over zijn vader:
āMijn vader kwam in 1949 terug naar India. Hij deed veel; sociaal werk voor de arme bevolking in Zuid-India. Hij gaf ook behandelingen die gebaseerd waren op massage en handoplegging. Hij was daardoor erg bekend. Hij trouwde met mijn moeder in 1960. Ze kregen twee kinderen, ik en mijn zuster. Door zijn tijdgenoten wordt zijn werk nog steeds zeer gewaardeerd.’
Hiranmaya Pranananda Ghosh kwam in 1982 om het leven bij een auto-ongeluk. Hij bracht het er dus niet zo goed van af als onze voormalige prins.
Ook interessant: Prins Bernhard ā Omstreden echtgenoot van Juliana
Overzicht van Boeken over (leden van) het Nederlands koningshuis