Door de eeuwen heen heeft de klassieke kunst, zowel beeldende kunst als schrijfkunst, mensen weten te inspireren. Hoe en op welke manieren, lezen we in de fraaie receptiegeschiedenis Een telkens nieuwe Oudheid (Amsterdam University Press, 2016). In dit boek maakt universitair docent Klassieke talen aan de UvA David Rijser duidelijk welke culturele reacties de klassieke Oudheid in latere tijden opriep. Zijn analyse loopt van de Oudheid zelf tot in de twintigste eeuw.
These en opbouw
Rijser beoogt met zijn boek de volgende stelling uit te werken:
“De stelling van dit boek is eenvoudig dat in het samenspel tussen die twee [traditie en receptie] de eenheid in onze cultuurgeschiedenis moet worden gezocht. Dat ik daarvoor juist de klassieke traditie en receptie wil bestuderen, is niet omdat er geen andere gezichtspunten zouden zijn, maar omdat er weinig andere cultuurfasen te bedenken zijn die zich er zo goed voor lenen om te laten zien hoe onze cultuur al zo lang een geheel vormt. Zelfs de opkomst van het christendom, die zo vaak als een waterscheiding in onze cultuur wordt gezien, is een antiek verschijnsel, omdat het ontstond in de tijd van de eerste Romeinse keizers, en kan alleen in die hoedanigheid volledig begrepen worden.” (16)
Rijsers boek is opgebouwd uit 21 hoofdstukken die in de meeste gevallen afzonderlijk als artikelen geschreven zijn en later zijn samengevoegd tot een boek. Ondanks dit is het boek toch een eenheid geworden. De auteur heeft gekozen voor een thematische driedeling. In deel I, getiteld “Met de rug naar de toekomst”, volgt hij een antiek kunstwerk of auteur door de tijd heen. Daarna kijkt hij in het tweede deel “Studeerkamerconversaties” hoe een cultureel fenomeen, thema of periode zich verhield tot de klassieke Oudheid. In deel III “Nieuwe werelden” laat Rijser zien hoe de antiekenreceptie vanaf de zeventiende eeuw steeds complexer is geworden. Het boek sluit af met leessuggesties, noten, een uitgebreide bibliografie en een index op namen, plaatsnamen en belangrijke trefwoorden.
Oedipus en Freud
Hoe kwam dit verhaal in latere tijden cultureel terug? Rijser behandelt onder meer de nihilistische filosoof Friedrich Nietzsche, die vermoedelijk als eerste in de moderne tijd Oedipus’ vermeende morele verantwoordelijkheid krachtig verwierp vanuit de existentiële onontkoombaarheidsgedachte van het bestaan van een noodlot. Meteen daarna voert de auteur Sigmund Freud op, de man achter het concept ‘oedipuscomplex’:
“Dat de detective de meest vertrouwde fictionele figuur van de moderne wereld is behoeft geen betoog. Maar dat die figuur zijn culturele autoriteit voor een belangrijk deel ontleent aan Sophocles’ Oedipus ligt misschien minder voor de hand, en al evenmin dat de connectie tot stand is gekomen door de bemiddeling van Sigmund Freud. Freuds uitgangspunt bij de verdediging van zijn fameuze of infame oedipuscomplex was het vinden van een verklaring voor de eeuwige fascinatie van het thema van de Oedipus.” (58)
Freud las in Oedipus een onderbewuste wens, die niet in het verhaal zelf zat, namelijk de wens tot seksueel contact van een zoon met zijn moeder. De gevolgen van Freuds interpretatie van Oedipus waren aanzienlijk, aldus Rijser:
“Niet een rationele en ideale wereld, maar één vol levensgevaarlijke en diep verboden seks bleek zich voor het penetrerend oog van de zielenarcheoloog onder het vernis van het classicisme te bevinden. Daarmee werd natuurlijk wél een seksuele agenda op Sophocles’ Oedipus geprojecteerd die het stuk niet had – want daarin speelt wel het taboe van incest een rol, maar niet de ‘natuurlijke’ seksuele ontwikkeling van elk kind. De gevolgen van Freuds Oedipus als heroïsche vorser naar het verborgene, geheime en verbodene zijn niet alleen in wetenschap en zielzorg aanzienlijk geweest. Wanneer Freud spreekt over de ‘stap voor stap opgevoerde en kunstig uitgestelde onthulling’ van Sophocles’ stuk, geeft hij in feite het recept voor het moderne misdaadgenre, dat op die manier hoogst onverwachte respectabiliteit verkrijgt.” (61)
Shakespeares Hamlet
Veel grote culturele namen passeren de revue in Een telkens nieuwe Oudheid. Augustinus, Francesco Petrarca, Hugo de Groot, Edward Gibbon, John Milton (schrijver van het episch gedicht “Paradise Lost”, rond 1660), maar ook Rembrandt van Rijn of William Shakespeare. Deze laatste schrijver licht ik hier ten slotte nog kort uit. Rijsser laat zien hoe diverse klassieke invloeden een rol speelden bij de totstandkoming van het toneelstuk Hamlet:
“De rol die de klassieke traditie in Hamlet speelt is uiterst complex. Heel diverse klassieke bouwstenen leveren een bijdrage: de wraaktragedies van Seneca, de Tusculanae Disputationes van Cicero. Voor Shakespeares configuratie van het plot speelde ook Livius’ beschrijving van Romes eerste consul Brutus een belangrijke rol. (…) Ten slotte komt bij vorm en zelfs inhoud van Hamlets alleenspraken regelmatig de traditie van de Romeinse elegische dichters als Prospertius en Ovidius kijken. Shakespeare, kortom, zit in Hamlet net als in zijn overige werk, boordevol klassieken: hij vertaalt ze, bewerkt ze, praat met ze, kleedt ze uit en weer aan.” (323)
Boek: Een telkens nieuwe oudheid – David Rijser