Het thema van de Romeinenweek is mobiliteit en dat is natuurlijk geen toeval. Het is een van de meest opvallende trekken van de menselijke soort dat ze beweeglijk is. Tientallen duizenden jaren geleden heeft de mensheid haar oorspronkelijke habitat, Afrika, verlaten en sindsdien is ze uitgewaaierd via het Arabische Schiereiland naar de rest van de wereld, naar de maan en binnenkort naar Mars. Als we ooit besluiten dat we als homo niet zo sapiens zijn, dan kunnen we altijd nog besluiten dat we homo migrans zijn.
In de Romeinse tijd was het niet anders en dan bedoel ik niet – of niet alleen – dat grote groepen vanuit Centraal-Italië uitzwermden om zich te vestigen in de veroverde gebieden rond de Middellandse Zee. Ook hier in de Lage Landen waren de bewoners in de Romeinse tijd mobiel. Ik heb weleens geblogd over een stuk aardewerk dat bij Kontich, ten zuiden van Antwerpen, is opgegraven en bleek te zijn gemaakt van klei uit Drente. Claudianus vermeldt Belgische boeren die hun kuddes laten verweiden in het Overrijnse. Eén van de beroemdste verhalen over de Friezen, dat van Verritus en Malorix, begint met een migratie. Dat alles was allemaal allang bekend, maar mobiliteit is de laatste tijd nogal in de mode. En dat komt uiteraard door de DNA-revolutie.
Het belang daarvan is niet dat we nu dankzij DNA-bewijs in staat zijn vast te stellen welke groepen in de Romeinse tijd naar en van de Lage Landen zijn ge- en vertrokken, al is aannemelijk dat binnenkort De Gelderlander of De Limburger kopt dat deze of gene inwoner van Nijmegen of Heerlen afstamt van een legionair uit Italië. (We hebben allemaal zo iemand onder onze voorouders.) Het belang is fundamenteler: de negatieve heuristiek van de archeologie is veranderd en daarmee staat ineens de hele oudheidkunde op haar kop.
Mobieler dan gedacht
“Heuristiek” is een zoekrichting en elk vakgebied heeft aanbevolen (positieve) en afgeraden (negatieve) zoekrichtingen. De sociale wetenschappen verklaren de verschillen tussen de diverse samenlevingen liever vanuit een verschillende culturele achtergrond dan vanuit een verschillende biologie. Als we in een antieke tekst iets tegenkomen dat niet kan, dan zoeken we het eerder in de literaire conventies van een tijd waarin men een andere grens trok tussen natuurlijk en bovennatuurlijk dan dat we aannemen dat de natuurwetten tijdelijk waren opgeschort. En archeologen hebben decennia lang culturele verandering liever verklaard door mechanismen als overname en adaptatie (de positieve heuristiek) dan door migratie (de negatieve heuristiek).
Dat is dus dankzij het DNA-onderzoek en (daarmee verwant) het isotopenonderzoek grondig veranderd. De conclusie dat mensen mobieler zijn geweest dan we dachten, is voorlopig vooral een algemene, gebaseerd op de Prehistorie en de Bronstijd (zoals de migratie van de Indo-Europeanen), maar er zijn voldoende aanwijzingen voor onverwachte migranten in de Romeinse wereld. Uit het keizerlijke domein van Vagnari, in de “hak” van Italië, is iemand bekend met genetisch materiaal dat duidt op voorouders uit oostelijk Azië; uit Londen kennen we nog zo iemand. Omgekeerd is op een Japans eiland een Romeinse stuiver gevonden en dat duidt op een westerling in de oosterse wateren. Vroeger zouden we die stuiver hebben genegeerd: het was een uitbijter. Nu kunnen we er wél iets mee. De heuristieken zijn veranderd.
De Romeinen van nu zijn dus niet langer die van zelfs maar vijf jaar geleden. Ze zijn beweeglijker geweest dan we dachten. Wie zich professioneel bezighoudt met de oude wereld, keert nu terug naar de collegebanken. Vandaar dus: mobiliteit is het thema van de Romeinenweek.
Ook interessant: Waarom we allemaal afstammen van de Romeinen
En bekijk: www.romeinenweek.nl