Van alle Caraïbische eilanden is Barbados enigszins een buitenbeentje omdat het geen vulkanische oorsprong heeft, maar uit een koraalrif is ontstaan. Het zeewater geldt er als het helderste- en het drinkwater als het zuiverste ter wereld. Het tropische eiland is zonnig, grotendeels vlak en bestaat uit kalksteen, wat ideale omstandigheden waren voor de aanplant van suikerriet. Dat gebeurde dan ook, echter niet alleen om suiker maar ook om er rum van te maken – een productie die vervolgens enorme proporties aannam.
De geschiedenis van deze hoog-alcoholische drank begon halverwege de zeventiende eeuw toen het eiland door de Britten gekoloniseerd werd. Uiteindelijk zouden die er 333 jaar blijven. Een periode die in het teken stond van vindingrijkheid en geweld, van het ‘groene goud’ en ijzeren ketenen.
Melasse

De melasse, de siroop die bij de suikerwinning achterblijft en aanvankelijk onbenut bleef, vond hiermee een nieuwe toepassing. Daarvóór had het enkel als veevoer gediend. Door de vochtige atmosfeer en wilde gistcellen kwam er als vanzelf al enige alcoholvorming in tot stand, hetgeen een licht bier opleverde van 2 à 3% dat door de plantageslaven ook als dusdanig gedronken werd. Op hun continent van herkomst was men al veel eerder dadelwijn gaan drinken dat zich op dezelfde natuurlijke wijze vormde.
Rumbullion
De Britten brachten de ervaring met keteldestillatie mee die in de whiskystokerijen van Ierland en Schotland was opgedaan. Zo kon al snel uit melasse en gist op grote schaal goedkope rum gedestilleerd worden. Reeds in 1650 werd dat ook schriftelijk vastgelegd. De vroegste vermelding van rum op Mount Gay dateert van 1654 en daarmee is het de oudste destilleerderij in de wereld die ook nu nog actief is.

Suikerrietkolonie
Op Barbados is men er nog altijd van overtuigd dat de rum van Mount Gay de enige ware is. Haar bijnaam rumbullion werd in de loop der jaren afgekort tot rum en iedere suikerrietplantage begon een eigen destilleerderij. Rum ontwikkelde zich ook tot betaalmiddel en is in die hoedanigheid zelfs in notariële stukken opgenomen. Als een plantage van eigenaar verwisselde was er naast geld ook tabak, indigo en rum in het spel. Suikerriet ging op den duur alle andere cultuurgewassen verdringen omdat er zo goed aan te verdienen was.
Enkele kilometers van Mount Gay verwijderd is aan de kapitale villa van de plantersfamilie Colleton te zien hoeveel rijkdom de suikerbaronnen wisten te vergaren. De entree van dit herenhuis wordt gevormd door een statige oprijlaan met renaissancebeelden aan beide zijden. Het contrast met de onderkomens van de slaven, enkele honderden meters verderop, kon niet groter zijn.

Binnen enkele decennia was Barbados door de aanvoer van alsmaar meer slaven de meest winstgevende suikerrietkolonie van Groot-Brittannië geworden. Tienduizenden Afrikanen kapten de dikke rietstengels, persten hier suiker uit of destilleerden rum uit de melasse, die ze ook af en toe zelf mochten drinken als de plantagehouder hen een verzetje gunde. Vanwege het caloriegehalte was dat echter ook een welkome aanvulling op hun weinig voedzame en karige maaltijden. Het gaf hen een, weliswaar kortstondige, energieboost. Bovendien gebruikten ze het voor hun spirituele ceremonies. De planters en hun opzichters dronken er ook graag van, maar gebruikten het ook als conserveringsmiddel om gestorvenen naar het vaderland te transporteren. Koloniale concurrent Frankrijk bekeek de export van rum vanuit Barbados met argusogen, want ze zagen het als bedreiging voor hun eigen cognac en dat gold ook voor Spanje en Portugal met hun sherry en Madeirawijn. De Britten lieten zich daar echter niets aan gelegen liggen.

South Carolina
Hoewel Barbados in de loop van de zeventiende eeuw tot de rijkste gebiedsdelen van de Nieuwe Wereld behoorde, was dat voor sommige plantage-eigenaren nog niet genoeg. Ze richtten hun blik op de dertien koloniën van Noord-Amerika. Sir John Colleton (1608-1666) en enkele anderen kochten gronden in South Carolina voor nieuwe ondernemingen, waarna een handelsstroom op gang kwam: suiker en rum naar South Carolina, rijst en hout naar Barbados. Eind zeventiende eeuw telde Barbados al vierhonderd destilleerderijen en stond het eiland aan de vooravond van een gedaanteverwisseling. Zo werd er later een uitgebreid wegen- en smalspoornetwerk aangelegd om de suiker en rum naar de haven van Bridgetown aan de zuidzijde van het eiland te vervoeren. Het groeide uit tot de hoofdstad en het straatbeeld geeft ook nu nog de indruk van Londen in zakformaat.
Alle export van rum verliep via deze haven die een douanedepot kreeg waarin de vaten tijdelijk moesten worden opgeslagen voor de heffing van belastinggelden waarmee het bestuur van het eiland gefinancierd werd. Daarnaast diende de rum er als betaalmiddel in de driehoekshandel tussen Europa, Afrika en het Caraïbisch Gebied. Dit alles speelde zich af in het havenkwartier Careenage waar iedere handelaar in rum wel een pakhuis aan de kade had met uitzicht over de Carlisle Bay die tegenwoordig jachthaven is.
Cultuurstatus

Na afschaffing van de slavernij in 1834 gingen ook plantagearbeiders deelnemen aan de handel die hun overheersers zo rijk gemaakt had. Soms kochten ze kleine plantages en lieten die bewerken door voormalige lotgenoten die minder ondernemend waren. Het ‘succesmodel’ van Barbados werd op andere Caraïbische Eilanden gekopieerd, maar nergens zo grootschalig als op Jamaica dat in de loop van de achttiende eeuw een geduchte concurrent werd.
Toen Barbados in 1966 onafhankelijk werd had rum ondertussen een cultuurstatus bereikt. In geen enkele Britse ex-kolonie zijn zoveel kerken te vinden als op Barbados, met daar tegenover een bar of winkel waar rum verkocht wordt en die samen het hart van de lokale gemeenschap vormen.
Bacardí is een synoniem voor rum geworden
Bronnen ▼