Slag om de Grebbeberg
Op 9 mei 1940 werden Duitse troepenbewegingen in de buurt van de grens gesignaleerd. Er leek nu echt een aanval op handen. Dat deze inval in Nederland ondanks alle voorbereidingen voor velen toch nog onverwachts kwam, wordt geïllustreerd door het feit dat een groep soldaten, gelegerd aan de Lawickse Allee in Wageningen, op 9 mei in de avond nog met de bus naar het Sportfondsenbad in Arnhem was geweest. Diezelfde avond bracht generaal Winkelman zijn ondercommandanten via een telegram op de hoogte van de ontwikkelingen:
‘Van de grens komen zeer verontrustende berichten binnen, weest dus zeer op uw hoede.’
Nog geen dag later stonden de Duitsers al tegenover de Grebbelinie. Deze nog maar enkele maanden eerder aangewezen, onvoltooide hoofdverdedigingslinie was met alle beschikbare middelen in staat van paraatheid gebracht.
10 mei
Het Duitse leger begon de inval in Nederland in de nacht van 9 op 10 mei. Eerst vlogen grote vliegtuigformaties het Nederlandse luchtruim in, waarna ook grondtroepen de grens over gingen. Sergeant A. Vink beschreef in zijn dagboek dat om één uur ’s nachts graad 3 was afgekondigd en alle manschappen werden gewekt om richting de stellingen te vertrekken.
‘Bij velen leefde de gedachte dat het geen ernst maar oefening was. Om half vier waren we weer present bij de compagnie waar alles in gereedheid gebracht werd voor het vertrek. Terwijl allen hiermee bezig waren begonnen telkens groepjes vreemde vliegtuigen over te vliegen. Dit nam zulk een opzienbarende omvang aan, dat ieder moest constateren, dat hier van een flagrante scheiding van onze neutraliteit sprake was.’
De weerstand die bij de IJssellinie werd geboden, was gering en niet opgewassen tegen de omvang van de aanval, waardoor de Duitse hoofdmacht nog diezelfde ochtend Arnhem bereikte. Toen de Duitsers de IJssellinie voorbij waren, bleek het opmarsterrein naar de Grebbelinie zo goed als open te liggen.
Voordat de strijd rond de Grebbeberg begon, trof het Nederlandse leger nog enkele laatste voorbereidingen. In het voorterrein van de Grebbelinie werd er alles aan gedaan om de Duitse opmars te hinderen en te vertragen. Geurt van Silfhout, die toen acht jaar was, herinnert zich dat men dekking zocht voor de explosies:
‘Op 10 mei 1940 ’s morgens zaten we allemaal in het gangetje voor de wc, dit was de meest beschutte plek in huis. De Nederlanders lieten alle bruggen en veel bomen in en om Wageningen springen, het glas spatte door het hele huis.’
Omdat wegversperringen niet eerder konden worden aangebracht – deze zouden immers het reguliere verkeer storen – moesten deze op de eerste ochtend van de Duitse inval nog worden gerealiseerd. Bomen werden gekapt en opgeblazen en vielen dwars over de weg. Naast deze voorbereidingen stond de eerste oorlogsdag ook in het teken van de evacuatie van de burgerbevolking van Rhenen en Wageningen, die de hele dag zou duren.
Sergeant H.J. Jansen beschrijft hoe zijn groep ’s morgens de stellingen moest betrekken.
‘Bij de familie Ariesse waar we de stelling in de hof hebben, en waar we tijdens de mobilisatie als kind in huis waren, is ook alles in rep en roer. Daatje is al stapels boterhammen aan het snijden om mee te nemen voor de evacuatie. Als we het bakhuis binnen komen begint de oude vrouw te huilen.’
Hoewel de Duitsers snel optrokken, konden alle Wageningers op tijd de stad verlaten. Dit was te danken aan een groep huzaren, die de Duitsers aan de bosrand bij Renkum, ten oosten van de Wageningse Berg, lange tijd tegenhielden. Deze huzaren moesten zich toen de avond viel echter terugtrekken achter de Grebbelinie, omdat de verliezen anders te groot zouden worden. Hoewel de Duitse troepen de opdracht hadden om op 10 mei de Grebbelinie te doorbreken, lukte het hen pas tegen de avond om het verlaten Wageningen te bezetten en zich tegenover de Grebbelinie op te stellen.
11 mei
In de nacht van 10 op 11 mei begon de Slag om de Grebbeberg. De Duitse artillerie opende vanuit Wageningen de aanval op de voorposten van de Grebbelinie, die aan de voet van de Grebbeberg lagen. Tegelijkertijd werd er op de verder naar achter gelegen delen van de verdedigingslinie gevuurd. Dit laatste was bedoeld om te verhinderen dat versterkingen naar voren zouden worden gestuurd. Sergeant Vink zat door de beschietingen vast in een van de stellingen langs de Cuneraweg bij Rhenen:
‘Verschillende keren werd het artillerievuur die dag herhaald, zodat het niet mogelijk bleek het roggeveld verder af te maaien en dus de schietgaten voor de geweerschutters zonder zicht waren.’
Omdat er weinig telefoonlijnen waren aangelegd in de Nederlandse voorposten, en de lijnen die er lagen al snel kapot werden geschoten, moesten alle boodschappen tussen de verschillende voorposten door ordonnansen worden overgebracht. Een gevaarlijke taak.
Als antwoord op het Duitse vuur werd ook van Nederlandse zijde door de artillerie geschoten. Nederlandse artillerieopstellingen waren gesitueerd achter de Grebbeberg en richtten op Wageningen. Waar normaal waarnemers naar voren werden gestuurd om aan te geven waarop de artillerie moest richten, was dit nu bij gebrek aan radioverbindingen niet mogelijk. De waarnemers bevonden zich veelal in bomen op de Grebbeberg en moesten met verrekijkers proberen aanwijzingen te geven. Als zij Duitsers zagen bewegen, werd het vuur geopend. Dit gebeurde bijvoorbeeld toen men merkte dat de toren van de Grote Kerk op de Markt in Wageningen door de Duitsers als uitkijkpost werd gebruikt. De kerk ging in vlammen op. Vanwege de rook- en stofvorming was het voor de waarnemers vaak lastig het vuur precies te richten, waardoor soms blindelings in een bepaalde richting werd geschoten.
In de loop van de ochtend slaagden Duitse troepen erin de eerste verdedigingspunten in de voorposten te omsingelen en te doorbreken. Als gevolg van deze doorbraken werden steeds meer steunpunten opgerold, omdat deze nu in de flanken en de rug konden worden aangevallen. Tegen het einde van de middag werd ook de laatste verdedigingspost overwonnen. Ongeveer de helft van de Nederlandse manschappen die zich in de voorposten bevonden, wist zich terug te trekken op de frontlijn. De andere mannen raakten gewond, sneuvelden in de strijd of werden krijgsgevangen gemaakt. Ordonnansen hadden bij het terugtrekken van de soldaten de belangrijke taak de achterliggende stellingen hiervan op de hoogte te brengen, zodat men niet de eigen mannen onder vuur zou nemen. Over het terugtrekken schreef soldaat Izak van Dam:
‘Hierdoor was onze stelling natuurlijk overbevolkt, maar door de eene helft te laten vuren en de andere de mitrailleurtrommels te laten vullen en de patronen te laten gereed leggen, waren we allen bezig.’
De Duitse troepen hadden hun aanvankelijke opdracht om op 10 mei de Grebbeberg te veroveren niet kunnen waarmaken. Toen zij op 11 mei aan het einde van de dag niet verder waren gekomen dan de voorposten, werd besloten de Grebbeberg ’s nachts aan te vallen en in te nemen. Ondanks de verouderde of zelfs geheel ontbrekende bewapening werd door de Nederlandse troepen een zo sterke weerstand geboden, dat dit plan niet kon worden uitgevoerd en de aanval tot de volgende dag moest wachten.
12 mei
In de nacht van 11 op 12 mei bleef het Duitse vuur op de Grebbeberg en Rhenen onvermoeid doorgaan. ‘Van slapen was al dien tijd nog niets gekomen en de nachten waren verschrikkelijk koud’, zo herinnert sergeant Jansen. Rond vier uur werd door vijf eenheden artillerie het vuur geopend en geconcentreerd op de frontlijn bij de weg van Wageningen naar Rhenen. Deze weg loopt bij de Grebbe langs het hoornwerk. Met het hoornwerk werd de Grebbedijk afgegrendeld en had men controle over de sluis. Het vuur werd op dit punt gericht, waarna een aanval werd ingezet. De Nederlandse artillerie die verder naar achter was opgesteld, hield de voorpostenstrook onder vuur om te verhinderen dat Duitse versterkingen werden opgebouwd. De Nederlandse troepen in het hoornwerk moesten zich door gebrek aan munitie en de onmogelijkheid om deze aan te vullen, al snel terugtrekken.
De brug over de Grebbe werd ingenomen door de Duitsers, zodat ze de frontlijn konden binnendringen. Tegen het einde van de middag hadden zij de oostelijke helling van de berg in handen. Ook noordelijker moesten de Nederlandse troepen zich tot aan de boerderij Kruiponder terugtrekken uit de frontlijn. Tevergeefs werd ’s avonds een poging gedaan om de frontlijn bij de weg van Rhenen naar Wageningen te heroveren, wat grote verliezen door Duits vuur tot gevolg had.
Op 12 mei kwamen voor het eerste Nederlandse gevechtsvliegtuigen de troepen in de Grebbelinie te hulp. Tussen vijf uur en half zeven beschoten drie moderne Fokker G.I.-vliegtuigen vijandelijke troepen rondom Wageningen. Er waren op dat moment geen Duitse vliegtuigen in de buurt van de Grebbeberg aanwezig, waardoor de piloten hun missie met succes konden uitvoeren. Later op de dag zouden drie oude Fokker C.V.-vliegtuigen minder geluk hebben. Twee van de drie moesten een noodlanding maken, waarbij één dit vlak voor de Nederlandse verdedigingslinie deed en de twee inzittenden in veiligheid werden gebracht. Het andere vliegtuig landde in Duits gebied en één van de piloten moest dit met zijn leven bekopen.
In de loop van de dag zuiverden de Duitse troepen de Grebbeberg tot aan de stoplijn. Rond tien uur ’s avonds doorbrak Obersturmbannführer Wäckerle, luitenant-kolonel van de elite-eenheid van het SS-regiment Der Führer, met zijn mannen met een krachtige verrassingsaanval de stoplijn. Het front werd echter door de Nederlandse troepen al snel hersteld, waardoor deze groep Duitse militairen werd afgesloten van de hoofdmacht. Zij zochten dekking in de fabriek De Stoomhamer. Deze aanval zorgde bij de Nederlandse troepen voor verwarring en onrust. Bij een deel van de mannen brak het moreel en honderden soldaten verlieten hun posten en vluchtten. Het grootste deel van de soldaten bleef echter sterk tegenstand leveren aan de aanval, waardoor de Duitsers zich opnieuw genoodzaakt zagen het innemen van de Grebbeberg een dag uit te stellen.
13 en 14 mei
De Nederlandse troepen waren na twee dagen van hevige strijd erg verzwakt. Vanuit de Betuwestelling arriveerden nieuwe Nederlandse militairen op de Grebbeberg. De troepen in de stoplijn moesten standhouden tot een tegenaanval met deze nieuwe mannen kon worden uitgevoerd. In de nacht van 12 op 13 mei kwam ook de versterking van de Duitse troepen aan. Rhenen werd aan puin geschoten en in de vroege morgen deden zij een poging de stoplijn te doorbreken. Hoewel de eerste aanval nog werd afgeslagen, bleven de Duitse acties nu aanhouden en door gebrek aan munitie en het uitblijven van de tegenaanval, begonnen de Nederlandse troepen terug te vallen.
De Duitse troepen rolden zowel uit zuidelijke als uit noordelijke richting de stoplijn op en rukten verder op naar Rhenen. Op hun weg werden ze nog tegengehouden door kleine groepen verdedigers vanuit commandoposten als hotel De Grebbeberg en de villa van Ouwehands Dierenpark. Sergeant Vink bevond zich nog in nog in één van de stellingen:
‘Nog een ogenblik haalden we de mitrailleur uit het mitrailleurnest en plaatsten deze achter bij de uitgang, waar we enkele schoten losten. Het bleek evenwel, dat we geheel zaten ingesloten en tegenstand dus volkomen nutteloos zou zijn.’
Hij gaf zich met zijn mannen over en werd krijgsgevangen gemaakt.
In de avond van deze Tweede Pinksterdag, 13 mei 1940, werd door de commandant van het veldleger, generaal J.J.G. van Voorst tot Voorst, het bevel gegeven tot het ontruimen van de Grebbelinie. Het veldleger moest zich terugtrekken in de Vesting Holland. Niet veel later namen de Duitsers Rhenen in. De Nederlandse troepen trokken zich terug achter de Nieuwe Hollandse Waterlinie, die zij in zeer slechte conditie aantroffen. Tot zware gevechten kwam het daar niet meer. Vanwege het uitblijven van de overgave van het Nederlandse leger bombardeerden de Duitsers Rotterdam. Toen zij dreigden ook andere grote steden in puin te leggen, werd aan het einde van de middag van 14 mei 1940 de capitulatie van Nederland overeengekomen.
Boek: Slag om de Grebbeberg. Strijd om Wageningen en Rhenen in mei 1940
Ook interessant: De Grebbeberg, verslag van een ooggetuige
…of: Mei 1940 – Een dagelijks verslag