De straten van een nieuwe Amsterdamse wijk op IJburg – centrumeiland – worden vernoemd naar personen die hebben gestreden tegen kolonialisme en slavernij in Indonesië, op de Antillen en in Suriname. Dat maakte burgemeester Halsema maandag bekend, tijdens de jaarlijkse herdenking van de afschaffing van de slavernij in het Oosterpark.
In haar toespraak stond de burgemeester uitvoerig stil bij de lange weg naar gelijkwaardigheid en vrijheid die tot slaafgemaakten moesten gaan. Halsema wees er onder meer op dat veel slaven niet werkelijk vrij waren na de formele afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863. Zo waren slaven bijvoorbeeld verplicht om hierna nog tien jaar op de plantages te blijven werken. “Vrijheid verloedert snel tot valse hoop, als er geen wezenlijke gelijkheid is”, aldus de burgemeester.
Valse hoop was er volgens de burgemeester ook voor de nazaten van slaafgemaakten die naar Nederland kwamen. Halsema:
Toen de eerste Surinamers en Antillianen naar Amsterdam kwamen werden ze uit een aantal stadswijken geweerd. Een deel van de stad bleef gesloten voor hen. En discriminatie op de arbeidsmarkt is er tot de dag van vandaag. Het moeilijkste te verteren is nog wel dat de mensen die opstaan tegen uitsluiting en racisme nog altijd te maken krijgen met haat en bedreigingen.”
Volgens de burgemeester heeft haar stad nog een “lange weg omhoog” te gaan.
“Door de betekenis van slavernij in de lokale economie te onderzoeken, door een slavernijmuseum in het leven te roepen. En door verantwoordelijkheid te nemen.”
Wat de burgemeester betreft krijgen nieuwe verhalen en nieuwe herinneringen een plek, ook als ze pijnlijk zijn. Straten op de nieuwe wijk op IJburg worden daarom vernoemd naar mensen die streden tegen kolonialisme, slavernij en ongelijkheid. Als voorbeelden noemde de burgemeester Maria Ulfah, feministe en rechtsgeleerde uit Indonesië, de Surinaamse activisten Otto en Hermina Huiswoud en Frank Martinus Arion, Curaçaose schrijver en pleitbezorger van het slavernijmonument in Amsterdam.
Ook interessant: Frimangron en de fundamenten van de vrije Surinaamse gemeenschap
…en: Op zoek naar nieuwe helden in onze koloniale geschiedenis
Overzicht van Boeken over slavernij en het slavernijverleden
“Volledige speech van burgemeester Halsema:
Frimangron, ‘land van vrije mensen’.
Was de naam van de plek, tussen Paramaribo en de plantages, waar in de achttiende eeuw vrije Afro-Surinamers gingen wonen.
Deze voormalige slaafgemaakten werden vrijgelaten omdat het systeem, met geweld alleen, niet vol was te houden, schrijft de Leidse historicus Karwan Fatah-Black.
Ze kregen een sprankje hoop, valse hoop, om een systeem van racistische onderdrukking in stand te kunnen houden.
Tot 1863, toen de slavernij werd afgeschaft. Of, zoals het thema van de herdenking dit jaar luidt, men begon aan ‘een lange weg omhoog’. Want ook toen bleek de vrijheid voor velen slechts valse hoop: tot 1873 werden slaven gedwongen om op de plantages te blijven werken.
Vrijheid verloedert snel tot valse hoop als er geen wezenlijke gelijkheid is.
Valse hoop leidde 50 jaar geleden tot het grote verzet in Willemstad van zwarte arbeiders tegen het koloniale bestuur. Het was het begin van Afro-Curacaos zelfbewustzijn.
Valse hoop was er ook voor de nazaten van slaafgemaakten. Toen de eerste Surinamers en Antillianen naar Amsterdam kwamen werden ze uit een aantal stadswijken geweerd. Een deel van de stad bleef gesloten voor hen.
En discriminatie op de arbeidsmarkt is er tot de dag van vandaag. Het moeilijkste te verteren is nog wel dat de mensen die opstaan tegen uitsluiting en racisme nog altijd te maken krijgen met haat en bedreigingen.
Een lange, maar ook een langzame weg omhoog.
En dat geldt ook voor de omgang met de geschiedenis van Amsterdam. De stad waar koopmannen verdienden aan de handel in mensen en investeerden in plantages. De stad die één van de drie eigenaren was van de Sociëteit Suriname, het bedrijf dat de kolonie bestuurde tot het einde van de achttiende eeuw. Of zoals een onderzoeker al in de achttiende eeuw concludeerde: in de stad was er niemand die geen stuk brood verdiende aan de slavernij.
Ook Amsterdam heeft een lange weg omhoog te gaan. Door de betekenis van slavernij in de lokale economie te onderzoeken, door een slavernijmuseum in het leven te roepen. En door verantwoordelijkheid te nemen.
Dat is niet alleen gerechtigheid voor de slachtoffers en hun nazaten, dat komt ook voort uit het besef dat we als stad incompleet zijn als we onze eigen geschiedenis niet kennen, als we de meest beschamende delen van onze geschiedenis ontkennen of onderbelichten.
De komende jaren willen wij een sprong maken.
De stad groeit. Er komen woningen bij, sociale en culturele voorzieningen, plekken voor ondernemers en kunstenaars. We bouwen en breiden uit.
En in onze groeiende stad moeten nieuwe verhalen, nieuwe herinneringen hun centrale plek kunnen vinden. Ook als ze pijnlijk zijn.
Niet als de herinneringen van een Afro-Caribische gemeenschap die worstelt met hoop en valse hoop. Maar als het cultuurgoed van alle Amsterdammers. Dat zijn de verschrikkingen die tijdens keti-koti worden herdacht, maar het zijn ook de verhalen over de helden die het verzet tegen slavernij hebben geleid en de pioniers die aan zelfbewustzijn hebben gewerkt. In Suriname, op de eilanden en in Nederland.
Wij willen samen de weg omhoog gaan. Zodat Amsterdamse jongeren nieuwe rolmodellen en iconen leren kennen. Uit heden en verleden. Niet alleen in de musea en de geschiedenisboekjes, maar op school, tijdens herdenkingen, bij vieringen en in onze publieke ruimte.
Binnenkort zal een nieuwe wijk op IJburg – centrumeiland – worden vernoemd naar diegenen die een leven lang hebben gevochten tegen kolonialisme en slavernij in Indonesië, op de Antillen en in Suriname. Maria Ulfah, feministe en rechtsgeleerde uit Indonesië, Otto en Hermina Huiswoud, de Surinaamse activisten, Frank Martinus Arion, Curaçaose schrijver en pleitbezorger van dit monument. En vele anderen.
Wij willen dat Amsterdam ieders stad is. Waarvan we de geschiedenis delen, onderzoeken en dan berouwen.
Een stad van gelijke en werkelijk vrije mensen.
Dank u wel.
Bron: Gemeente Amsterdam