Een ‘ketter van een verwonderlijke scherpzinnigheid en doorslepenheid, met name Tanchelijn’. Zo omschrijft een brief uit 1112-1114 van het Utrechtse kanunnikenkapittel aan de aartsbisschop in Keulen de misschien bekendste middeleeuwse ketter uit de Lage Landen. Het leven van deze Tanchelm of Tanchelijn is omgeven met raadselen. Alles wat we over hem weten komt van zijn bestrijders. De Heilige Norbertus verdiende een deel van zijn faam met zijn strijd tegen zijn ideeën. Discussies over de achtergrond van Tanchelms optreden duren nog altijd voort.
Gevaarlijke opvattingen
Tanchelms opvattingen, zoals geschetst in de Utrechtse brief, waren dan ook levensgevaarlijk voor de Kerk. Gelovigen hoefden geen tienden (een soort belasting) meer aan de Kerk af te staan, vond hij. En de sacramenten ‘werkten’ niet als ze door een onwaardige geestelijke werden toegediend. Tenslotte ontkende hij geheel en al de middelaarsrol van de geestelijkheid. Men noemt deze rebelse opvatting ook wel antisacerdotalisme (sacerdotium is de geestelijke stand). Tot deze ketterij werden allen gerekend die zich verzetten tegen de speciale positie van de clerus, zoals de Waldenzen en de Albigenzen (Katharen).
Met ketterij had de rooms-katholieke kerk al te maken zolang zij bestond. Ketterij was de onlosmakelijke tegenhanger van haar officiële leer en haar aanspraak op exclusief middelaarschap tussen de lekengemeenschap en de hemel. Ketterse groepen bloeiden vaak op in tijden van economische crisis. In 1233 stichtte paus Gregorius IX de later zo berucht geworden Inquisitie, met als doel de opsporing en berechting van ketters. In de noordelijke Nederlanden ging deze gevreesde instelling pas een belangrijke rol spelen tegen het eind van de vijftiende eeuw.
Omzwervingen
Er wordt verondersteld dat Tanchelm rond 1070 geboren werd in Zeeland of het Brugse Vrije. Hij is zowel omschreven als leek en als monnik. Zijn omzwervingen in Zeeland, Vlaanderen en omringend gebied moeten rond 1110 zijn begonnen. Tanchelm verwierf snel een grote aanhang. De Utrechtse brief uit 1112-1114 is geschreven toen hij in Keulen gevangen was genomen; het doel ervan was Tanchelm bij aartsbisschop Frederik van Keulen in een zo kwaad mogelijk daglicht te stellen. Het epistel geeft een schilderachtig maar hoogstwaarschijnlijk sterk bijgekleurd beeld van zijn handel en wandel.
Met de gehuwde vrouwen en meisjes onder zijn gevolg verkeerde Tanchelm volgens deze bron veelvuldig op vertrouwelijke voet ‘in het slaapvertrek’, vaak ook in aanwezigheid van echtgenoten en vaders. Niettemin luisterde het volk naar hem als naar een ‘engel Gods’. Tanchelm…
…trad op met tentoonspreiding van grote pracht, in vergulde klederen gedost, met een drievoudig snoer in de gekrulde en door een gouden band in drie vlechten verdeelde haren.
Dienaren gingen hem vooruit met een vaandel en zwaard, als bij een koning. Zijn volgelingen dronken het water waarin hij zich had gewassen en bewaarden dit als een relikwie. Schrijver Theun de Vries sprak in zijn boek Ketters (1982) van een ‘Messiaans vertoon’, waarvan de uitwerking minstens zo hevig was als Tanchelms aanvankelijke prediking tegen de ontaarding van de Kerk.
Trouwbelofte aan de Heilige Maagd
Tanchelm, de ‘misdadigste aller mensen’, liet op zeker moment een beeld van de Heilige Maagd in een verzamelde menigte brengen en verloofde zich ermee door de hand van het beeld aan te raken en de trouwbelofte uit te spreken. Vervolgens zei hij: ‘Ziet, zeer beminden, ik heb mij verloofd met de Maagd Maria; zorgt gij voor het verlovingsmaal en de kosten van de bruiloft.’
Hij liet twee offerkisten klaarzetten, één links en één rechts van het beeld, en zei: ‘Hier kunnen de mannen het in doen, en daar de vrouwen; nu zal ik kunnen zien, welk van beide geslachten het meest van liefde brandt jegens mij en mijn verloofde.’
Inderdaad kwam het volk aandraven met giften en gaven. Vrouwen wierpen er hun oorbellen en halskettingen in; en zo kreeg Tanchelm volgens de brief een reusachtige hoop geld binnen.
Dood en nawerking
Tanchelms gevangenneming in Keulen vond waarschijnlijk plaats toen hij terugkwam uit Rome, waar hij bij paus Paschalis II was geweest. Hij werd weer spoedig vrijgelaten en kwam terecht in Brugge. In 1113 zou hij hier alweer zijn verdreven om zich vervolgens in Antwerpen te vestigen, waar hij zijn intocht zou hebben gehouden met een lijfwacht van drieduizend man. Ook in Antwerpen verwierf Tanchelm grote aanhang. Maar het einde diende zich al aan. Een priester met wie Tanchelm zich op een schip bevond, misschien een medestander, vermoordde hem in 1115.
Tanchelms dood betekende zeker niet het einde van zijn invloed. In 1124 stuurde de paus Norbertus van Gennep (c.q. van Xanten) naar Antwerpen om het voortwoekerende tanchelmisme te bestrijden. De omstreeks 1080 geboren Norbertus had, voor hij zijn orde stichtte, zelf ook een periode als rondtrekkend en hervormingsgezind prediker achter de rug. De Antwerpse stadsbevolking was door de allure van de exuberante Tanchelm van de Kerk vervreemd geraakt, maar uiteindelijk was Norbertus’ missie succesrijk. Dit was ook te danken aan stichtingen van Norbertijnse abdijen (door vervanging van bestaande instellingen) in Antwerpen (Sint-Michielsabdij, 1124) en Middelburg (Onze-Lieve-Vrouweabdij, 1127).
De Middelburgse abt kreeg de opdracht predikend rond te gaan in Zeeland, waar de bevolking hard en halsstarrig was (duricia gentis). De uiteindelijke overwinning van de Kerk op het tanchelmisme is de reden waarom Norbertus vaak wordt afgebeeld terwijl hij Tanchelm triomferend onder de voet vertrapt, met een monstrans als symbool van de door Tanchelm afgewezen eucharistie in de hand.
Discussies
Discussies over de achtergronden van Tanchelms optreden duren tot op de dag van vandaag voort. De filosoof Ernst Bloch (1885-1977) zag hem als een vertegenwoordiger van oude, heidens-mystieke ideeën over het hemelse paar. De beroemde Belgische historicus Henri Pirenne (1862-1935) meende dat Tanchelm in opdracht van de Vlaamse graaf Zeeland en omstreken wilde losmaken van het bisdom Utrecht om het op te laten gaan in het Vlaamse bisdom Doornik, en dit had bepleit bij de paus in Rome. Rome besliste inderdaad dat dit gebiedsdeel, in afwachting van een vervulling van de Utrechtse bisschopsvacature, tijdelijk werd geplaatst onder de bisschoppelijke rechtsmacht van niet Doornik, maar Terwaan. Dit eindigde toen in 1114 de pausgezinde bisschop Godebald in Utrecht werd benoemd.
Gregoriaanse hervormingsbeweging
Historici brengen Tanchelms optreden ook in verband met de Gregoriaanse hervormingsbeweging, die in de jaren van zijn optreden een hoogtepunt beleefde. Deze beweging is genoemd naar paus Gregorius VII (1073-1085) en had in haar strijd tegen het verval verschillende speerpunten. De geestelijke stand moest onafhankelijk zijn van de wereldlijke macht en leken mochten niet ingrijpen in benoemingen van de clerus. Op het hoogste niveau ging het om de Investituurstrijd tussen de paus en de keizer van het Heilige Roomse Rijk om de bisschopsbenoemingen. Ook moest de geestelijkheid zelf worden hervormd en beter opgeleid. Het celibaat werd eveneens herbevestigd. In 1059 was door paus Nicolaas II voor de verkiezing van pausen al het College van Kardinalen ingesteld.
In deze context was Tanchelm een van de vele rondtrekkende predikers in Europa, in wat wel een ‘age of anticlericalism’ is genoemd. Tanchelms felle pluimage was binnen deze categorie natuurlijk wel opvallend, en dat gold ook voor zijn adjudanten. De bekendste volgeling die met hem in Keulen gevangen zat en die hem ook naar Rome was gevolgd was Everwachter, voormalig pastoor van Voorne. Hij moet een daadkrachtig type zijn geweest. In Utrecht bemachtigde hij de tienden van de kanunniken van de St-Pieterskerk, en ook sleurde hij gewapenderhand de priester van het altaar en uit de kerk. De haat jegens Tanchelm en de zijnen werd bij de Utrechtse kanunniken door dit alles zeker niet getemperd.
Een nog kleurrijker type dat met Tanchelm en Everwachter in Keulen vastzat, was naar verluidt de smid Manasse(s). Naar het voorbeeld van Tanchelm zou hij een broederschap of gilde hebben gesticht van twaalf mannelijke ‘apostelen’ en één vrouw die Maria voorstelde, en die om beurten met de apostelen sliep.
Niet alleen is Tanchelm in verband gebracht met onder meer de sekte van de Katharen, protestantse kerkhistorici hebben hem ook afgeschilderd als een voorloper van de Reformatie. In elk geval moeten de strapatsen van deze prediker, die zich vermoedelijk zelfs vergoddelijking liet welgevallen, ook voor de gregoriaanse hervormers veel te gortig geweest zijn. De Nederlandse historicus Jaap van Moolenbroek schreef in het begin van deze eeuw over Tanchelm:
Het beeld is dat van een gevaarlijke ketter, terwijl de bronnen uit het premonstratenzer milieu [de norbertijnen] hem zelfs als een bewapende, ja moordende bendeleider presenteren.
Tanchelm was door de (keizersgezinde) schrijvers van de Utrechtse brief welbewust gedemoniseerd en onrecht gedaan, maar hij was en bleef ‘kennelijk een vindingrijk performer’, wiens ‘bizarrerieën’ mogelijk nogal geprononceerd waren.
‘Religieuze zonnekoning’
Niet alleen in de geschiedschrijving heeft Tanchelm ondanks de korte periode van zijn optreden zijn sporen getrokken. In 1960 ging Harry Mulisch’ toneelstuk Tanchelijn, Kroniek van een ketter in première. De auteur stelde in zijn Aanhangsel vast dat de ‘religieuze zonnekoning’ Tanchelm maar beperkt in het collectieve geheugen was blijven hangen:
Groot zijn in Nederland Willem de Zwijger, Erasmus, Hugo de Groot, Huizinga: het gematigde voortbestaan; niet de grandioze smak zonder gevolgen: niet Tanchelijn.
Het stuk was geïnspireerd door de contemporaine sekte van Lou de Palingboer (1898-1968) en werd gespeeld door De Nederlandse Comedie met in de hoofdrol Ko van Dijk.
Bronnen ▼
– Jan J.B. Kuipers, ‘Tanchelm en latere ketterijen’, in: id., Nederland in de middeleeuwen. De canon van ons middeleeuws verleden (2e dr., Zutphen 2020), 68-70.
– Jaap van Moolenbroek, ‘Conflict en demonisering. De volksprediker Tanchelm in Zeeland en Antwerpen’, in: B.J.P. van Bavel e.a. (red.), Jaarboek voor middeleeuwse geschiedenis 7(2004), 84-141.
– H. B. Teunis, De ketterij van Tanchelm, Een misverstand tussen twee werelden, in: R.E.V. Stuip & C. Vellekoop (red.), Utrecht tussen kerk en staat (Hilversum 1991).
– Th. Vossenberg en L. Meerendonk, De geest die ons beweegt. Over Norbert en de norbertijnen (Kampen 2007).
– Theun de Vries, Ketters. Veertien eeuwen ketterij, volksbeweging en kettergericht (Amsterdam 1982).