De Spaanse stad Toledo ligt op zeventig kilometer ten zuiden van Madrid in een meander van de rivier de Taag. Het is de hoofdstad van het autonome gebied Castilië-La Mancha. Zij staat bekend als “Stad van drie culturen” vanwege het feit dat gedurende eeuwen christenen, islamieten en joden er samenleefden.
Centrum van de macht
De geschiedenis van de stad gaat terug tot in de Bronstijd (3000 – 800 v.Chr.). De Romeinen veroverden de stad in 193 v.Chr. en gaven haar de naam Toletum. In het jaar 418 namen de Visigoten Toledo in en later, onder het bewind van koning Leovigild (569-586), kreeg zij de status van hoofdstad van het Visigotische rijk. Tevens was in Toledo de aartsbisschoppelijke zetel gevestigd en werden er belangrijke concilies gehouden, zoals die in het jaar 539 waarop de Visigoten het Arrianisme afzwoeren en het christelijk geloof aanvaardden.
In 711 veroverden de Moren zonder veel moeite de stad en werd zij onderdeel van het Arabische imperium. Toledo stond bekend als een opstandige stad totdat in 932 de kalief van Córdoba de weerstand de kop indrukte. Later, na het uiteenvallen van het kalifaat in de Reinos de Taifas (een dertigtal onafhankelijke koninkrijken), was Toledo de hoofdstad van de gelijknamige, zelfstandige Taifa. Daar kwam een eind aan in 1085 toen de christelijke koning van Castilië, Alfons VI, Toledo voorgoed losmaakte uit de Moorse invloedssfeer. Totdat koning Karel I – ook bekend als keizer Karel V van het Heilige Roomse Rijk – aantrad als heerser over Castilië, bleef Toledo een belangrijke stad, zij het dat de katholieke koningen het hof nogal eens verplaatsten naar andere steden. Karel maakte Toledo tot een hoofdzetel van zijn keizerrijk, een eer die de stad moest delen met Granada, dat de “romantische hoofdstad” werd genoemd. Toledo bleef hoofdstad van Spanje tot 1561. In dat jaar verplaatste de opvolger van Karel V, Filips II, het hof naar Madrid.
Vertalersschool
In de twaalfde en dertiende eeuw ontwikkelde zich in Toledo de Escuela de Traductores (vertalersschool). Niet op te vatten als een traditionele school met leraren en leerlingen, maar als een expertisecentrum waarbinnen wetenschappers en taalkundigen samenwerkten en gemeenschappelijke methodes ontwikkelden om de kennis uit de Griekse en Arabische wereld te vertalen in West-Europese talen zoals het Latijn. En zo groeide Toledo in die tijd uit tot een belangrijke verbindingsschakel tussen Oost en West.
Alcázar van Toledo
Onder het bewind van Alfons VI werd begonnen met de restauratie van een uit de derde eeuw daterend Romeins paleis tot het Alcázar (kasteel) van Toledo. Het is een enorm gebouw van waaruit de gehele stad kan worden overzien. Karel I verbouwde het later, in 1535, aanzienlijk en gebruikte het als officiële residentie. In het gebouw is een tijdlang de Academia de Infantería de Toledo gehuisvest geweest en momenteel herbergt het onder andere de bibliotheek van Castilië-La Mancha. Eén van de torens van het Alcázar werd in de negentiende eeuw gedurende korte tijd (1848 – 1857) gebruikt als station voor optische telegrafie als onderdeel van de communicatielijn Madrid – Cádiz: de Andalusische lijn. Er waren meer van deze lijnen zoals die van Catalonië en van Castilië.
Grote bekendheid heeft het Alcázar gekregen vanwege het beleg tijdens de Burgeroorlog (1936-1939), waarin militairen verbleven met hun families. Deze militairen hadden de zijde gekozen van de rebellerende generaals onder leiding van Franco. De republikeinse (linkse) troepen begonnen het beleg van het Alcázar op 21 juli 1936 en hielden dit vol tot 27 september van dat jaar toen het Marokkaanse leger van Franco onder bevel van generaal Varela het Alcázar ontzette. Gedurende het beleg lag het gebouw onder zwaar artillerievuur en werd het grotendeels verwoest. Maar bevelhebber kolonel Moscardó en de zijnen hielden stand. Moscardó ontving zijn bevrijder Varela met de legendarische woorden:
“Mi general, sin novedad en el Alcázar” (generaal, niets te melden uit het Alcázar)
Franco maakte de bevrijding van het Alcázar onderdeel van zijn publiciteitscampagne en verklaarde voor de internationale pers dat dit feit van enorme symbolische en patriottische betekenis was.
Monumenten
Op de plaats waar nu de majestueuze kathedraal van Santa María de Toledo staat, een kathedraal die als een van de mooiste gotische bouwwerken van Spanje wordt beschouwd, stond in de tijd van de Visigotische overheersing van Spanje al een kerk die in 587 tot de katholieke Iglesia de Santa María werd gewijd. De Moren verbouwden deze kerk tot de hoofdmoskee van Toledo. Toen de Moren in 1085 de stad overgaven aan Alfons VI beloofde deze de moskee niet te verwoesten en hij hield zich aan zijn woord. Wel werd het gebouw mede onder druk van paus Urbanus II in 1087 wederom gewijd tot christelijke kathedraal. De moskee-kathedraal bleef intact tot aan 1224, het jaar waarin paus Honorius III toestemming gaf tot de bouw van een nieuwe, de huidige kathedraal. De bouw duurde tot aan het eind van de vijftiende eeuw.
Toledo vormde vroeger een stevige ommuurde vesting met stadspoorten en bruggen over de rivier de Taag. Bekende voorbeelden van oude stadspoorten zijn de Puerta del Sol die dateert uit de tweede helft van de veertiende eeuw, de Puerta Antigua de Bisagra en de Puerta de Alcántara beide daterend uit de Moorse tijd (alcántara is het Moorse woord voor brug).
Het feit dat de stad eeuwenlang als hoofdstad fungeerde, heeft Toledo tot een van de meest interessante steden van Spanje gemaakt.