Troje
Geen verloren stad is zo beroemd als Troje. Niet omdat Troje groter of rijker was dan andere steden, maar omdat het de plaats van handeling bood van een van de belangrijkste boeken uit de westerse literatuur, de Ilias van Homerus.
De Ilias vertelt over twee woelige weken tijdens het tien jaar durende Griekse beleg van Troje, dat ten slotte uitmondde in de plundering en vernietiging van de stad. Hoewel de ene generatie na de andere het verhaal over de Trojaanse Oorlog las, zakte de werkelijke locatie van Troje geleidelijk weg in de vergetelheid. Tot op het punt dat Troje, net als de helden en goden die voor zijn muren strijd hadden geleverd, voor een mythisch verzinsel werd gehouden.
Eind negentiende eeuw kondigde amateurarcheoloog Heinrich Schliemann aan dat Troje een echt bestaande stad in het huidige Turkije was en dat hij haar had gevonden. Sindsdien werd deze vindplaats zeer grondig door archeologen onderzocht. Hun constatering luidde: er was niet één Troje, maar ten minste negen. Bovendien bleek Schliemanns Troje niet het Troje uit de Ilias van Homerus.
De eerste Trojes
Troje bestond al ver voor de Trojaanse Oorlog. Zo’n vijfduizend jaar geleden vestigden de eerste mensen zich op deze plek. Daartoe kozen ze de westelijkste punt van een verhoging in een vruchtbare vlakte tussen twee rivieren, die nu de Skamandros en de Dümruk Su heten. Dit was rond de tijd dat in Mesopotamië de eerste stadstaten werden georganiseerd en dat zich in Egypte uit een allegaartje aan kleinere koninkrijken pas net één enkele staat had gevormd.
Troje I was een kleine nederzetting van zo’n twintig huizen die werden omringd door een verdedigingsmuur van grove natuursteen. De totale bevolking was ongetwijfeld groter dan je op basis van deze beschrijving zou denken, want ‘Troje’ was een citadel waarin de plattelandsbevolking die op de omliggende velden werkte in tijden van gevaar haar toevlucht zocht. Over deze eerste Trojanen is weinig bekend behalve dat hun aardewerk en metaalbewerking leken op die van hun tijdgenoten in Noord-Anatolië en de kusteilanden.
Hoe en waarom deze eerste nederzetting werd verlaten of verwoest is onduidelijk. Hoe dan ook werd de plek vrijwel onmiddellijk weer bewoond. De nieuwe bewoners verwijderden de ruïnes van de oude stad niet, maar effenden simpelweg de resten en bouwden daar bovenop. Dat procedé zou keer op keer worden herhaald. Ook werden soms afzonderlijke gebouwen vervangen, en dus niet de hele stad. Met als gevolg dat sommige delen van Troje maar liefst vijfenveertig nederzettingslagen kennen.
Troje in zijn hoogtijdagen
De vroegste bewoners zullen zijn aangetrokken door de vruchtbare vlakte, maar naarmate de menselijke beschaving zich ontwikkelde werd ook duidelijk dat Troje als handelscentrum uitstekend was gelegen. De stad werd een belangrijke tussenstop op de handelsroute van Anatolie naar de Europese kant van de Dardanellen. Haar ligging op het smalste punt van de Dardanellen bood de stad een dominante positie over de zeeroute tussen de Egeische Zee en wat we tegenwoordig de Zwarte Zee noemen.
De Trojanen stonden bekend als goede paardenfokkers, zo wordt Hektor in de Ilias vaak de ‘paarden temmende Hektor’ genoemd. Archeologische vondsten bevestigden deze mythe: in en rond Troje zijn heel veel paardenbotten gevonden.
Tegen 2500 v.Chr. was Troje een belangrijke stad in de bronstijdbeschaving van het Middellandse Zeegebied. Inmiddels waren de verdedigingswerken van de stad aanzienlijk versterkt. Het fort had nu een muur die bestond uit grote blokken op elkaar aangesloten steen die werden gestut door gebakken kleistenen. Daarin leek de stad op veel andere steden binnen de vroeg-Myceense Griekse cultuur; het gebied rondom de vesting bestond daarnaast uit gebouwen in de ‘megaron’-stijl, die bijvoorbeeld ook in Mycene werden aangetroffen.
Toch is ons enige bewijsstuk over wie er destijds in Troje woonde een klein tekstje op een vijf centimeter brede zegel. Die is geschreven in het Luwisch, dat Troje verbindt met het Hettitische Rijk, dat rond 1750 v.Chr. floreerde. In Hettitische bronnen komt de stad Wilusa voor, vrijwel zeker is dat Troje. Er bestaat namelijk een duidelijk etymologisch verband tussen de namen Wilusa en ‘Ilium’, zoals de vroege Grieken Troje noemden (en wat meteen verklaart waarom het epos van Homerus de Ilias heet). Bovendien waren de verdedigingstorens van het fort vierkant. Die bouwstijl lijkt sterk op wat archeologen in Hettitische steden aantroffen.
Deze versie van Troje werd rond 1300 v.Chr. verwoest tijdens een aardbeving of, voor wie de voorkeur geeft aan de kleurrijkere mythe, door een vergramde Hercules die door een Trojaanse koning niet voor geleverde diensten werd betaald. De stad werd vrijwel onmiddellijk weer herbouwd (volgens de mythe door Apollo en Poseidon). De stad herrees groter, beter en met nog robuustere verdedigingswerken.
Het Troje van de Ilias
Waarschijnlijk lijkt het zesde Troje (Troje I-V waren aan branden en aardbevingen te gronde gegaan) het meest op het legendarische Troje uit de mythe. In ieder geval komen de archeologische restanten overeen met de beschrijving van Homerus van het ‘sterk gebouwde’ en ‘goed ommuurde’ Troje, hoewel zijn fabelachtige ‘eindeloze torens’ in werkelijkheid een nog altijd indrukwekkende twaalf meter hoog waren. Gebouwd op de sowieso hoge stadsmuren moeten deze torens uitstekend zicht op de Trojaanse vlakte hebben geboden. Van een van deze torens schoot Paris de vergiftigde pijl die Achilles in zijn hiel trof en doodde.
Hoewel we geen contemporain verslag hebben van het beroemdebeleg van Troje (het epos van Homerus is vijfhonderd jaar na dato geschreven), maken de geschreven bronnen uit die tijd wel melding van aanzienlijke spanningen en soms openlijke oorlog tussen de Grieken en de Hettieten. Ook is duidelijk dat een bepaald volk zich rond 1250 v.Chr. sterk genoeg voelde om een aanzienlijk aantal bronzen speerpunten, pijlpunten en stenen ballen van katapulten af te schieten op de bakstenen muren van Troje – dat niet veel later werd vernietigd.
Grote kleien potten die tot aan hun hals in de grond werden begraven, moesten graan bewaren en wijzen er wellicht op dat de vesting zich op een beleg voorbereidde. De skeletten die onbegraven in de straten lagen, maken echter duidelijk dat de verdediging weinig succesvol was. Kortom, er zijn dus aanwijzingen dat niet alleen de locatie van Troje, maar ook het verhaal van de Ilias op feiten is gebaseerd.
Na Achilles
Vlak na deze laatste woelingen werd Troje alweer herbouwd. We hebben aanwijzingen dat de stad rond 1200 v.Chr. opnieuw werd aangevallen. Maar dit keer waarschijnlijk niet door de Myceense Grieken, wier beschaving zich inmiddels in een vrije val bevond. Aannemelijker is dat Troje ten prooi viel aan dezelfde aanvallers die Mycene en ook Anatolische steden verwoestten. Dat betrof mensen die als gevolg van de woelingen van het einde van de bronstijd van hun eigen grond werden verdreven en hun eigen onheil wilden delen met anderen die iets te plunderen hadden.
Daarna werd Troje verlaten, totdat de beschaving in de Griekse Archaïsche periode weer opbloeide. De nieuwe bewoners noemden de stad Ilion, al was die vanaf dat moment eeuwenlang weinig meer dan een dorp. Maar de naam Troje had een belangrijke plek in het bewustzijn van de Grieken en later de Romeinen, ook omdat die laatsten zichzelf ervan overtuigd hadden dat ze afstamden van de Trojaanse held Aeneas. Met als gevolg dat Troje zich ontpopte tot een van ’s werelds eerste toeristische economieën. Een tijdlang floreerde de stad zelfs als nooit tevoren.
In het latere Romeinse Rijk werd Troje even overwogen als de locatie voor een ‘Nieuw Rome’, maar de Romeinse ingenieurs hadden hun twijfels over de kwijnende haven en kozen in plaats daarvan voor Constantinopel. (Verstandige keuze: naarmate de kustlijn veranderde, slibde de Trojaanse haven dicht. Tegenwoordig ligt de stad vijf kilometer van zee.) Een reeks aardbevingen verwoestte een groot deel van de resterende stad.
In de vroegmiddeleeuwse tijd was Troje een dorp. Daarna werd het achtereenvolgens een verlaten ruïne, een legende en ten slotte een mythe. Wat overbleef was de verhoging in het landschap waarop opeenvolgende generaties hun muren hadden opgetrokken. Plaatselijke inwoners noemden die Hisarlık.
Troje vandaag de dag
Troje werd herontdekt door een lokale boer die zijn mythen kende. Het was hem opgevallen dat de berg Ida net zo over Hisarlık uitkeek als de berg die over Troje zou uitkijken, en ook dat de plek lag tussen twee rivieren die weleens de Skamandros en de Simoeis uit de Ilias konden zijn.
Voor de genoemde amateurarcheoloog Heinrich Schliemann waren deze observaties voldoende aanleiding om de plek vanaf 1870 te onderzoeken. Schliemann groef onbezwaard dwars door de laag van Troje VI, die door hedendaagse onderzoekers voor de stad uit de Ilias wordt gehouden, en vond een schat aan wapens, goud en sieraden van duizend jaar eerder. Die duidde hij abusievelijk aan als ‘de schat van Priamus’.
Sindsdien groeide Troje opnieuw uit tot een belangrijke toeristische trekpleister en tevens een archeologische vindplaats. De geschatte stadsomvang werd sterk vergroot na de ontdekking van een benedenstad aan de landinwaartse zijde van het fort. Dit stadsdeel herbergde het grootste deel van de bevolking en werd omgeven door een defensieve geul, precies zoals Homerus had geschreven.
In Troje, dat op Unesco’s Werelderfgoedlijst staat, bevindt zich sinds 2018 een museum dat elke dag honderden mensen tijdens hun bezoek aan de ruïnes begeleidt. Pal buiten de vindplaats staat een (ietwat kitscherig) houten paard van twaalf meter hoog. Vooralsnog heeft niemand geopperd het paard binnen de muren te halen.