Het hoekpand aan de Markt in ’s-Hertogenbosch dat zaterdagavond is ingestort, kende een lange en bewogen geschiedenis. Het van oorsprong dertiende-eeuwse woonhuis was onder meer in bezit van een geweermaker en een bordeelhouder. Bovendien deelde het een verleden met het naastgelegen voormalige atelier van Jheronimus Bosch, dat eenzelfde lot bespaard is gebleven.
Rond elf uur uur stortte zaterdagavond het bedrijfspand van opticien Pearle om nog onbekende reden volledig in. In de uren daarvoor waren met het oog op een verbouwing enkele delen van het gebouw gesloopt. Op bewakingsbeelden van een tegenovergelegen apotheek is het pijnlijke resultaat daarvan te zien: als in slow-motion valt de voorgevel naar voren om niets meer dan een gapend gat achter te laten. Voor zover bekend, zijn er geen slachtoffers gevonden.
Het ingestorte gebouw bestond uit twee afzonderlijke panden, beide in gebruik door de brillenmaker; Markt 33 en Markt 31. Oorspronkelijk vormen deze samen met het naastgelegen Markt 29 één groot woonhuis met de naam Melanen. Wanneer dit gebouw in de dertiende eeuw verrijst, is ’s-Hertogenbosch volop in ontwikkeling. De Markt en de aangrenzende Hinthamerstraat zijn en blijven gewilde woonlocaties. Het misschien om die reden dat in de vijftiende eeuw de woning wordt gesplitst in drie delen, met elk een andere eigenaar en verschillende huurders.
Het meest westelijke deel (nummer 33) is rond 1500 in bezit van ketelmaker Albrecht Keteler, die er zelf woont en waarschijnlijk ook werkt. Een deel van het pand verhuurt hij, onder meer aan een kangieter en een kapper. Halverwege de eeuw erft zijn zoon Jan Aelbrechts de woning, maar niet lang daarna wordt het aan een buitenstaander verkocht. De nieuwe eigenaar blijkt Jan Gerarts, geweermaker van beroep. Uit archiefmateriaal weten we dat hij het gebouw tevens als opslagplaats voor buskruit gebruikt. Hoe het gebouw er in die tijd uitziet, is niet precies duidelijk. In 1877 wordt het ingrijpend verbouwd en aan het begin van de vorige eeuw krijgt het een extra verdieping.
Van de middeleeuwse geschiedenis van nummer 31 is weinig bekend. Wel weten we dat het in de zeventiende eeuw De Drye Vijzels wordt genoemd en in gebruik is als herberg of tapperij. Eigenaar Leendert Jan van Thoor, bijgenaamd ‘De Waard in de Voorbroek’, verricht er echter nog meer werkzaamheden dan enkel het schenken van bier en wijn. Uit justitiële bronnen blijkt namelijk dat hij ervan wordt verdacht “fraaije meijskens” uit Holland te halen om in zijn etablissement te prostitueren. Zijn echtgenote Isabelle heeft daar waarschijnlijk weinig moeite mee aangezien zij als medeplichtige wordt aangemerkt. Onduidelijk is of het ook tot een veroordeling komt.
Ook nummer 29 maakt in de dertiende eeuw deel uit van het oorspronkelijke gebouw. De afscheiding van de twee andere delen is zaterdag mogelijk de redding van dit pand gebleken. Instorting van dit huis zou in het jubeljaar rondom Jheronimus Bosch ook wel bijzonder zuur zijn geweest. Het is namelijk op deze plek dat zijn vader in 1462 het nieuwe familie-atelier opent. Of Jheronimus ook na zijn verhuizing in 1481 gebruik is blijven maken van die werkruimte, is niet bekend. Niettemin zijn hier aan het begin van de zestiende eeuw nog verschillende schilders en beeldhouwers actief. De kelder wordt in die tijd gehuurd door een appelverkoopster genaamd Hildeke.
Het familie-atelier van Jheronimus Bosch komt uitgebreid ter sprake in Het valse paradijs. Kroniek van een moordenaar, een roman over de leef- en ideeënwereld van Jheronimus Bosch.
~ Jeroen Savelkouls – www.hetvalseparadijs.nl
Lees ook: Jheronimus Bosch en de drankzucht van de kanunniken van Sint Jan