Dark
Light

Van kolen naar aardgas – De Nederlandse aardgastransitie

Model voor de energietransitie van nu?
Auteur:
5 minuten leestijd
Aardgas
Aardgas (CC0 - gorbachevsergeyfoto - Pixabay)

In 1969 reden tweeduizend kolenboeren luid toeterend door Den Haag, omdat ‘hun geduld ten einde’ was gekomen. ‘Met aardgaswarmte kolenhandel in de kou’, zo klaagde het Verbond van Handelaren in Kolen en Aardolieproducten. De ‘laaiende’ handelaren boden de regering een petitie aan, aldus Het Vrije Volk op 11 december 1969. Anders dan de mijnwerkers en de spoorwegen die schadeloos waren gesteld, liet de regering hen in de kou staan. Tien jaar eerder hadden kolen- en oliemannen de toekomst nog zo inktzwart niet ingezien, toen gingen ze er nog van uit dat die gasleidingen nog zomaar niet gelegd waren en dat er altijd vraag zou blijven naar hun, zeiden ze, veel ‘gezelliger’ kachels.

“Doel was om het aardgas in ongeveer dertig jaar op te stoken.”

Maar het liep anders. Na de vondst van het aardgas bij Slochteren in 1959 stroopte Nederland de mouwen op en binnen tien jaar kookte en stookte Nederland op aardgas. De kolenboeren ondergingen het lot van turfschippers, mijnkompels en ooit de houthakkers. Was het een Veni, vidi et victus voor de Gasunie cs?

In zijn boek De Nederlandse aardgastransitie – lessen voor de energietransitie van de 21ste eeuw dat dit voorjaar uitkwam bij uitgever Eburon, zet Sven Ringelberg die hele ‘transitie’ op een rij. Zijn goed geschreven boek houdt het midden tussen geschiedschrijving en beleidskunde. De ‘strategisch adviseur’ vergelijkt de huidige discussie over de overgang naar gasvrije wijken met die van de jaren ’60. Het boek verdient lezers, vooral nu menig gedeputeerde en wethouder zich in allerlei bochten wringt over de vraag hoe doelmatigheid (een snelle uitrol van schone energie) en zeggenschap (het eerlijk delen van de lasten en baten en inspraak van de bevolking) zich in hemelsnaam laten combineren.

'Waarmee zullen wij stoken?' - Kop in 'De Tijd-Maasbode' van 12 oktober 1963
‘Waarmee zullen wij stoken?’ – Kop in ‘De Tijd-Maasbode’ van 12 oktober 1963 (Delpher)

Kernenergie

Goed, wat valt er te leren van de gasvondst die Groningen aan Nederland schonk? En welk arrangement kwam tot stand om dat minerale geluk ook zo goed mogelijk te verteren? Voor we dat hele bouwwerk van put tot afnemer in kaart brengen, is het nuttig het schokkende uitgangspunt van toen te kennen: doel was om het aardgas in ongeveer dertig jaar op te stoken. Anno 2000, zo dacht men rond 1960, was het gedaan met de voorraden. En dat was ook prima. De Gasunie moedigde dus aan om de gasconsumptie flink op te voeren. Doel was het verbruik in korte tijd te vertienvoudigen. Alleen dan was de gasexploitatie voldoende lonend. Dat was niet alleen maar excessief winstbejag, maar had een reden: kernenergie zou alle fossiele energiebronnen overbodig maken. Pas Tsjernobyl deed dat geloof wegsmelten. Voor die tijd moest het aardgas dus te gelde worden gemaakt! Ter relativering valt te zeggen dat al na het rapport van de Club van Rome in 1972 en de eerste oliecrisis van 1973 de koers werd gewijzigd: vanaf dat moment lag de nadruk op besparing.

Ouderwets kolenfornuis
Ouderwets kolenfornuis (CC BY-SA 3.0 – Ziko – wiki)

Vòòr de komst van het aardgas kookte Nederland meestal op stadsgas, dat in lokale gasfabrieken werd gewonnen uit steenkolen. De meeste huishoudens verwarmden maar één vertrek, meestal de woonkamer. Dat deden ze vaak met een kolenkachel, soms stookten ze op petroleum. Behalve op stadsgas werd er ook wel gekookt op elektriciteit. Een van de behoeftes uit de late jaren ‘50 was centrale verwarming in het héle huis. Want natuurlijk hadden de kolenmannen gelijk: het was beregezellig zo samen rond die ene pruttelende kachel in de huiskamer. Maar dat de rest van het huis stervenskoud was, dat was minder gezellig. En dat gold ook voor de koude gang naar de kolenkelder of schuur, met zijn geritsel van muizen, voor het vullen van de kolenkit en het legen van de volle asla. Daarover hadden de kolenboeren het in hun campagnes niet. De tv bracht in diezelfde jaren een ander lichtpunt in de kamer en dat maakte een verwarmde tweede kamer een asieloord voor wie – met Gerrit Komrij – niet van de treurbuis hield.

Aardgas had dus vele voordelen: het was relatief goedkoop, kwam vaak – maar niet altijd – binnen via de bestaande aansluitingen en bood veel meer comfort. Aardgas was nog schoner ook. Voor de overheid kwam ook een droom uit: de opbrengsten boden de staat de mogelijkheid het onderwijs te verbeteren, armoede te bestrijden en de infrastructuur te verbeteren. En dat zonder de belastingen te verhogen. Dat dat geld verjubeld werd, is dus niet waar, al was het goed dat in latere jaren meer aan lange termijn baten werd gedacht. Meer dan 400 miljard euro zou Slochteren uiteindelijk opleveren.

Video over de overschakeling op aardgas (1963)

Sjeikeffect

In zijn boek loopt Ringelberg stap voor stap de hele overgang af. Na de vondst te Slochteren namen de partijen ruim de tijd om na te denken. In het uiteindelijke arrangement tussen bedrijfsleven en overheid hield de overheid een stevige invloed. Tot nationalisatie kwam het niet. De overeenkomst verdoezelde de grote staatsinvloed, omdat de de olie- en gasbedrijven vreesden dat politici elders dan ook hogere afdrachten zouden eisen. Ze vreesden dus precedentwerking of zoals dat ging heten, een ‘sjeikeffect’. Shell, Esso, De Staatsmijnen en de rijksoverheid bepaalden samen de kaders, de NAM kreeg de concessie om gas te winnen, terwijl de Gasunie het gas ging verkopen. Ook de gemeenten bliezen hun partijtje mee.

“Van protest was amper sprake, al was de ombouw naar aardgas voor de kleinste gebruikers bepaald niet goedkoop.”

Onzekerheid was er over de klant, wilde die wel gas? De Gasunie, aldus de auteur, wist met uitgekiende campagnes de mensen in te pakken. In 1965 begon de grote campagne, er waren krantjes, boekjes en films. Huisvrouwen kregen speciale aandacht. Moesten mensen nu met het wat fellere vuur nieuwe pannen gaan kopen? Later ging de aandacht uit naar het ‘ijs op de slaapkamerramen’. Voorlichtingsleraressen kwamen op visite. Voor de feitelijke omzetting van stads- naar aardgas kwam er een wijkgerichte aanpak, waarbij straat na straat de avond voor de ombouw van het stadsgas ging, om ‘s middags aan het aardgasnet te hangen. Huis- aan huisbezoeken en een goede nazorg zorgden ervoor dat er weinig klachten waren. Van protest was amper sprake, al was de ombouw naar aardgas voor de kleinste gebruikers bepaald niet goedkoop.

Versnippering

Wat valt er te leren van deze ‘succesvolle maar niet perfecte transitie’? Het belangrijkste verschil is toch wel dat de transitie toen veel meer van bovenaf gestuurd werd, aldus Ringelberg. Nu hebben de gemeenten de regie en dat leidt – sleutelwoord bij de negen leerpunten in het slothoofdstuk – tot versnippering. De gemeente moet het soms met ‘anderhalve man en een paardenkop doen’. De rijksoverheid laat zo de gemeenten de kolen uit het vuur halen, maar zou juist zelf aan de bak moeten. In de voorlichting, in de aanleg van infrastructuur, in het politieke landschap, overal ontbreekt het daardoor aan stootkracht en standaardisatie.

Een ander verschil is dat de overheid te veel participatie nastreeft, maar zegt Ringelberg, je hebt meer aan een paar vakmannen die lekker ‘aanklooien’ in zo’n proces, dan aan weer een beleidsstuk. Handen uit de mouwen dus. Een positief verschil is dat er nu meer aandacht is voor het uitgangspunt dat de overgang voor iedereen betaalbaar moet zijn.

De Nederlandse aardgastransitie
 
Een nuttig en vermakelijk boek dus. Plezierig omdat de strategisch adviseur de anekdotes niet schuwt, bijvoorbeeld over ‘gashond’ Kees. Heel wat gaslekken spoorde Kees op. Probleem was wel dat Kees ook blafte bij passerende teefjes. Het boek is nuttig als spiegel voor de aanpak van het grootste, maar ook grootse probleem van onze tijd, de klimaat- en energiekwestie, waar nu met man en macht aan gewerkt wordt, maar waarvoor een beste, passendste deltaplanachtige oplossing nog niet is gevonden. Maar aanmodderen, experimenteren en fouten maken hoort ook bij zo’n proces, schrijft de auteur. En zo is het ook.

Boek: De Nederlandse aardgastransitie – Sven Ringelberg

×