Vervolging en deportatie van Joden in Nederland 1940-1945

Ze doen ons niets – Vervolging en deportatie van de Joden in Nederland 1940-1945
4 minuten leestijd
Deportatie uit Kamp Westerbork
Deportatie uit Kamp Westerbork

Over de Jodenvervolging in Nederland is vrijwel elk aspect al onderzocht. Al in 1965 verscheen hierover het tweedelig boek van Jacques Presser, getiteld Ondergang, dat diverse malen herdrukt werd. Nog vorig jaar van de hand van Frits Boterman het standaardwerk Duitse daders (2016) uitkwam. Hoewel deze boeken zeer degelijk zijn, zijn ze minder toegankelijk dan een recent bij Uitgeverij Boom uitgebracht boek over hetzelfde thema: Ze doen ons niets (2016).

Ze doen ons niets - Vervolging en deportatie van de Joden in Nederland 1940-1945
Ze doen ons niets – Vervolging en deportatie van de Joden in Nederland 1940-1945
De volledige titel van het boek, geschreven door historica Carry van Lakerveld en graficus Victor Levie, is: ‘Ze doen ons niets’. Vervolging en deportatie van de joden in Nederland 1940-1945. Het boek is thematisch opgezet, uitbundig geĆÆllustreerd, leest vlot weg en vat de belangrijkste kennis over de Jodenvervolging samen.

Ze doen ons niets opent met een hoofdstuk over de geschiedenis van de Joden in Nederland, gevolgd door een achttal hoofdstukken over het lot van de Joden tijdens en na de Tweede Wereldoorlog.

Ruime aandacht is er voor fenomenen als onderduiken, het verzet tegen de nazi’s, Nederlandse concentratiekampen (zoals Amersfoort, Vught en Westerbork), kampen in het buitenland en de terugkeer van Joden na de bevrijding, die voor veel betrokkenen allerminst aangenaam verliep.

Joden in Nederland

In het eerste hoofdstuk worden interessante mededelingen gedaan over de geschiedenis van het jodendom in Nederland. Over de aanwezigheid van Joden in West-Europa zijn slechts schaarse gegevens bekend. De eerste aanwijzingen – echt hard bewijsmateriaal ontbreekt echter – van Joodse aanwezigheid in steden als Keulen, Trier en Mainz dateert uit de vijfde eeuw. Vermoedelijk in de tweede helft van Middeleeuwen kwamen de eerste Joden in de Noordelijke Nederlanden terecht:

Het oudst bekende bewijs van de aanwezigheid van Joden in de Noordelijke Nederlanden bevindt zich in Maastricht waar in 1295 een Jodenstraat wordt vermeld. Ook nu nog bevinden zich in bijna alle Nederlandse provincies Jodenstraten met uitzondering van Friesland. In Utrecht wordt in 1438 een Jodenrye genoemd. Het straatje in het centrum van de huidige stad heet nog steeds Jodenrijtje. (14)

Uiteraard krijgt in dit hoofdstuk ook de Grote Pest of Zwarte Dood (1347-1352) aandacht, die in de Nederlanden in diverse steden leidde tot moordpartijen op Joden. De Sefardische Joden (uit Spanje en Portugal) waren eind zestiende eeuw de eerste grote groep Joden die zich in Nederland vestigden. In de jaren 1730 en 1740 volgden ook de komst van Asjkenazische Joden uit Midden- en Oost-Europa. Relatief gezien genoten de Joden in de Republiek een behoorlijke vrijheid. De Nederlandse tolerantie ten opzichte van deze nieuwkomers hing zeker ook samen met de handel, commercie en contacten die de Joden meenamen.

De Ariƫrverklaring
De Ariƫrverklaring

Oorlog en vervolging

Na de Nederlandse capitulatie in mei 1940 leek het aanvankelijk mee te vallen met de pogroms. Veel van de circa 140.000 Joden in Nederland dachten aanvankelijk over de nazi’s: ‘Ze doen ons niets’. Maar vanaf de zomer van 1940 begonnen geleidelijk de eerste anti-Joodse maatregelen door te komen:

Sinds de zomer werden stap voor stap maatregelen getroffen om de Joden te isoleren. Op 1 juli kwam het bevel dat alle Joden, alle onderdanen van staten met Duitsland in oorlog en alle anti-Duits gezinde Nederlanders moesten verdwijnen uit de Luchtbescherming. Deze dienst moest als het ’s avonds donker was controleren of er wel goed was verduisterd, zodat geen streepje licht uit de ramen kon schijnen waarop geallieerde bommenwerpers zich konden oriĆ«nteren. (60)

Hierna volgden, onder meer, op 31 juli een verbod op ritueel slachten, eind augustus 1940 viel het besluit om geen Joden meer in overheidsdienst benoemd konden worden, gevolgd door een verplicht in te vullen Ariƫrverklaring voor overheidspersoneel begin oktober 1940. Op 14 september waren Joden uitgesloten van markten, gevolgd door het instellen van Joodse markten in Amsterdam in november 1941. En zo ging de uitsluiting van de Joden door de nationaalsocialisten verder en verder, uitlopend op de deportaties via Westerbork die aan 102.000 Nederlandse Joden (circa 75 procent van het totale aantal) het leven zou kosten.

Over het lot van Joden in Rotterdam lezen we in het boek:

“De Rotterdamse Joden moesten zich in 1942 melden bij Loods 24 op het terrein van de voormalige Gemeentelijke Handelsinrichtingen aan de Stieltjesstraat. Er woonden toen ongeveer 12.000 Joden in de stad. (…) Net als in Amsterdam gehoorzaamde slechts een beperkt aantal mensen aan het bevel zich bij het meldpunt te vervoegen. Er kwamen 1120 personen. (…) Het eerste transport naar Westerbork was op 31 juli 1942. In september stelde de Duitse bezetter zelf een transport samen van joodse Rotterdammers afkomstig uit Duitsland en Oost-Europa. Op 8 oktober ging er een transport met Joden tussen 60 en 96 jaar via Loods 24 naar Westerbork en vervolgens naar de vernietigingskampen. Een week later werden de vrouwen en kinderen van degenen die al op transport waren gesteld, opgepakt en weggevoerd. En zo ging het verder, langzaam maar zeker. De bezetter begon eind oktober 1942 Joden van huis op te halen. Op 26 februari 1943 volgde het weeshuis, het bejaardenhuis en het joodse ziekenhuis, in totaal 269 mensen, mannen, vrouwen, gezond of ziek, jong en oud, ook baby’s.” (103)

Geƫmigreerde Duitse Joden worden in Amsterdam opgepakt, juni 1940 (cc - Bundearchiv)
GeĆ«migreerde Duitse Joden worden in Amsterdam opgepakt, juni 1940 (cc – Bundearchiv)

Kille ontvangst: ‘de tijd van de kleine Shoah’

De Joden die vernietigingskampen als Auschwitz en Sobibor overleefden, kregen na terugkeer in Nederland dikwijls een kille ontvangst en hadden veel moeite weer mee te draaien in de samenleving. Dikwijls waren ze hun oude huis en spullen kwijt, die gewoon door anderen waren ingepikt. Ze hadden ook moeite om hun kinderen, als ze die hadden laten onderduiken, terug te krijgen.

De historicus IsaƤc Lipschits (1930-2008), die in 1971 hoogleraar Eigentijdse Geschiedenis in Groningen werd, constateerde eens dat het antisemitisme na de Tweede Wereldoorlog scherper leek dan voor die tijd:

“De Joden die de Shoah hadden overleefd, zullen zich tijdens de oorlog wel eens afgevraagd hebben hoe het na de oorlog zou zijn. Als zij hoge verwachtingen hadden over hun opvang, dan kwamen zij bedrogen uit. Die opvang was kil, bureaucratisch, vijandig en vernederend, zo teleurstellend, dat ik de naoorlogse periode de tijd van de kleine Shoah noem.” (232)

Boek: Ze doen ons niets – Carrie van Lakerveld en Victor Levie
Meer boeken: Boeken over de Jodenvervolging
Lees ook: Artikelen over de Jodenvervolging
Of lees… Jiddische woorden in het Nederlands

Bekijk dit boek bij:

Bekijk dit boek bij Historiek Geschiedenisboeken

0
Reageren?x
×