Na in 410 Rome te hebben geplunderd namen de Visigoten in de loop van de vijfde eeuw het Iberisch schiereiland in bezit. Hun koninkrijk hield stand tot 710 toen de Moren een begerig oog wierpen op wat zij al-Ándalus noemden en binnen twee decennia de Visigoten volledig verdreven uit Spanje.
Sueven, Alanen en Vandalen
In het jaar 409 na Christus trok een alliantie van ‘Barbaren’ de Pyreneeën over en het Iberisch schiereiland binnen. Deze alliantie bestond uit twee volkeren van Germaanse oorsprong: de Vandalen en Sueven en een steppevolk van mogelijk Iraanse oorsprong, de Alanen. Hoe deze volkeren van verschillende oorsprong elkaar vonden aan de oostoever van de Rijn is een raadsel. Van Romeinse tegenstand was nauwelijks sprake. De keizerlijke troepen stonden onder bevel van Constantijn III die in opstand was gekomen tegen keizer Honorius en in hoeverre zij de indringers door lieten om hun eigen plunderingen te verbergen of gebruik te maken van hun diensten is niet duidelijk. In elk geval slaagde Honorius er niet meer in om het gebied onder controle te krijgen.
De Sueven, een oud volk oorspronkelijk afkomstig uit het Oostzeegebied, vestigden zich in het noordwesten van het schiereiland in Galicië rond de stad Braga (in het huidige Portugal), waar ook de Asdingse Vandalen een plek vonden. De Silingse Vandalen kwamen in het zuiden (Andalusië) terecht vanwaaruit zij, zonder verder enig spoor achter te laten in Spanje, richting Afrika en de Balearen trokken. De Alanen tenslotte vestigden zich in het centrale deel van Spanje. Deze indringers trokken plunderend over het schiereiland en zorgden voor chaos waaraan door de Visigoten een eind werd gemaakt.

Herkomst der Visigoten

In dezelfde periode trokken hun oorspronkelijke buren, de Ostrogoten eveneens zuidwaarts en stichtten een keizerrijk in het zuiden van Rusland aan de oevers van de Zwarte Zee. Het waren de Hunnen die aan deze situatie een einde maakten door, oprukkend vanuit het oosten, rond 370 de Ostrogoten te verslaan die in zuidwestelijke richting vluchtten en zich vermengden met de Visigoten. Onder toenemende druk van de Hunnen vroegen en kregen de Goten in 376 toestemming zich in het Romeinse rijk te vestigen. De uitbuiting waaraan zij werden onderworpen leidde tot een opstand en in 378 versloegen de Goten onder leiding van hun koning Fritigern het Romeinse leger in de slag van Adrianopel. Daarmee viel het oostelijk deel van de Balkan in handen van de Visigotische leiders.
Na de dood van keizer Constantijn begon het Romeinse rijk uiteen te vallen en vochten de Visigoten mee in de daarop volgende burgeroorlogen. Uiteindelijk werden zij onder leiding van Alarik I verenigd. Hij trok op tegen het Oost-Romeinse rijk en plunderde Rome in 410. Na zijn dood leidde zijn opvolger Ataulph de Visigoten uit Italië richting Gallië om vervolgens het Iberisch schiereiland te veroveren.
Een andere, meer aannemelijke, theorie gaat uit van de gedachte dat de Visigoten niet als compleet volk migreerden, maar dat achtereenvolgens steeds groepen mensen zich zuidwaarts verplaatsten op zoek naar een beter bestaan en zich gaandeweg mengden met volkeren die zij op hun weg vonden, terwijl anderen achterbleven. Zo verschoof de Visigotische cultuur geleidelijk naar het zuiden, niet zozeer vanwege pushfactoren zoals de druk van andere volksverhuizingen, maar eerder ten gevolge van pullfactoren zoals de aantrekkelijkheid van de Romeinse rijkdommen. Ook wordt aangenomen dat de Visigoten niet uit Scandinavië, maar uit het noorden van Duitsland afkomstig zijn.
Visigotisch rijk

In 422 probeerden de Romeinen orde op zaken te stellen, maar werden verslagen door de Vandalen. Het Romeinse bestuur beperkte zich daarna tot een kuststrook in het noordoosten (rond Tarracona). De Vandalen werden zo gedurende enkele decennia heer en meester op het Iberisch schiereiland en breidden hun invloedssfeer zelfs uit tot in Noord-Afrika. Onder druk van de Sueven werden zij echter teruggedrongen en verlieten rond 442 Iberië. Vanaf dat moment namen de Sueven het heft in handen en onder de koningen Rechila en zijn zoon Rechiarus breidden zij hun gezag uit over vrijwel het gehele schiereiland, waarbij ook het nog door de Romeinen gecontroleerde Tarracona bedreigd werd. Op verzoek van de Romeinen trok de toenmalige leider van de Visigoten, Theodoric II ten strijde tegen de Sueven en bracht ze een verpletterende nederlaag toe. Aan het laatste restje van Romeins bestuur aan de Middellandse zeekust werd vanaf 476 een eind gemaakt door de Visigotische koning Euric, een broer van Theodoric II die door Euric werd vermoord. Euric slaagde er ook in om delen van Gallië te veroveren op de aan macht inboetende Romeinen, zodat in 480 het Visigotische koninkrijk zich uitstrekte vanaf de Loirevallei en de Rhône tot en met het Iberisch schiereiland, behalve Galicië, dat in handen bleef van de Sueven.
Tijdens het bewind van Alarik II (484-507) keerden de Visigoten vanuit Aquitanië weer terug naar het Iberisch schiereiland en het was wellicht daarom dat het Gallische deel van het koninkrijk van Alarik kwetsbaar werd voor invallen van de Franken die onder leiding van Clovis in 507 in de slag bij Vouillé (bij Poitiers) de Visigoten versloegen waarbij Alarik omkwam.

In 549 kwam Agila aan de macht die tijdens een opstand in Córdoba zijn zoon en de koninklijke rijkdommen kwijtraakte om vervolgens geconfronteerd te worden met een volgende opstand in Sevilla van de edelman Athanagild, die steun inriep van de Byzantijnse keizer Justinianus I. Agila verloor het vertrouwen van de adel en het verzwakte rijk werd in handen gegeven van Athanagild die overigens niet wist te voorkomen dat de Byzantijnen een aantal havens en vestigingen veroverden aan de zuidwestelijke en zuidoostelijke kusten. Er zijn overigens geen aanwijzingen dat de Byzantijnen uit waren op een herovering van het gehele schiereiland. Athanagild stierf een natuurlijke dood in 568 en werd opgevolgd door Liuva die het koninkrijk opdeelde en de helft in handen gaf van zijn jongere broer Leovigild, om zich vervolgens te vestigen in Narbonne.
Na zijn dood werd het Visigotisch koninkrijk weer verenigd onder Leovigild. Deze capabele koning verjoeg de keizerlijke troepen in het zuiden, nam Córdoba weer in bezit, trok succesvol op tegen indringers vanuit het noordelijke Cantabrië en sloot een pact met de Sueven (576). In 578 legde Leovigild zich toe op de stichting van een nieuwe stad Reccopolis, genoemd naar zijn zoon Reccared. Mogelijke resten van deze stad in wording zijn gevonden in de provincie Guadalajara.

In 579 revolteerde de oudste zoon Hermenegild tegen zijn vader Leovigild in Sevilla. In eerste instantie schonk Leovigild er geen aandacht aan, maar richtte hij zich op het noorden om het op te nemen tegen de Basken, waarbij een andere nieuwe stad Victoriacum werd gesticht, het huidige Vitoria. Maar in 584 heroverde hij Sevilla op zijn zoon die verbannen werd en in 585 vermoord, misschien op initiatief van zijn broer Reccared die vermoedens zou hebben gehad van contacten tussen Hermenegild met de Franken die in die tijd weer aanvallen deden op de Visigotische provincie Narbonne. Laatste actie in de regeringsperiode van Leovigild was het beëindigen van het onafhankelijke koninkrijk van de Sueven in Galicië. In 586 overleed hij en werd opgevolgd door Reccared.
Godsdiensttwisten


Vanaf 672, met de kroning van koning Wamba werden de koningen gewijd en ontvingen zij het heilig oliesel. De concilies groeiden uit tot de belangrijkste instituties van het Visigotische rijk. In 589 verhief het concilie van Toledo het katholicisme tot staatsgodsdienst in het gehele koninkrijk. Vanaf dat moment werd de band tussen staat en kerk inniger en op den duur waren zij bijna niet meer van elkaar te onderscheiden. Er was sprake van een theocratisch regime. De kerk wist zich weliswaar ondergeschikt aan de vorst, maar deze ontleende zijn gezag aan de godheid. Het was Recesvinto die het vele wetgevende werk van zijn voorgangers en hemzelf bundelde in een Liber judiciorum (654), de kroon op een voor die tijd in Europa ongehoorde poging om de eenheid van land en recht te doen samenvallen.
Liber Juciciorum
Vóór de Visigotische periode bestond er niet zoiets als het concept van Spanje, er waren slechts provincies die elk op zich onder Romeins bestuur stonden. Maar de Visigoten slaagden erin om het gehele Iberisch schiereiland onder één bestuur te brengen. Het Liber Judiciorum zou nog eeuwenlang, tot ver na de Reconquista, een rol van betekenis blijven spelen. In de Visigotische periode ontstond een nieuwe cultuur, die gedreven werd door het kerkelijk onderwijs van de bisschoppen. Aan het einde van de zesde en gedurende de zevende eeuw vormde Sevilla het culturele middelpunt van het Visigotische rijk, waarin bisschop Leandro een vooraanstaande rol speelde. Hij maakte reizen naar Rome waar hij in contact stond met de toenmalige paus Gregorius de Grote en hij bezocht Constantinopel. Vandaar dat de Sevilliaanse school open stond voor andere culturen; Griekse en Hebreeuwse werken werden bestudeerd en zijn bibliotheek was een van de omvangrijkste in het westelijk deel van Europa. Onder Leandro’s jongere broer en opvolger Isidoro die de bisschopszetel van Sevilla veertig jaar zou bezetten, bereikte de Visigotische cultuur haar hoogtepunt.
Slavenmaatschappij
