Voordat Europa een vesting werd

Een nieuwe visie op migratie
6 minuten leestijd
Satellietfoto van een deel van een Europa
Satellietfoto van een deel van een Europa (NASA - wiki)
Bij Atlas Contact verschijnt oktober 2016 het boek Voorbij Fort Europa, een nieuwe visie op migratie. Twee vooraanstaande migratie-experts, Henk van Houtum en Leo Lucassen, delen in dit boek hun visie op het Europese immigratiebeleid. Ze plaatsen de migratie naar Europa in een breder historisch en geografisch perspectief en leggen de tegenstrijdigheden en volgens hen averechtse effecten van het huidige systeem bloot. Op Historiek een fragment over hoe men in de negentiende en vroege twintigste eeuw omging met immigranten.


Open grenzen: Europa tot aan de Eerste Wereldoorlog

De jaren vanaf 1850 staan bekend als de hoogmis van vrije migratie. Na de definitieve nederlaag van Napoleon in juni 1815 bij Waterloo brak er voor de meeste Europese landen een periode aan van betrekkelijke vrede: honderd jaar waarin de wereld fundamenteel veranderde. Door de agrarische revolutie leek de voedselproductie onuitputtelijk en verdubbelde de wereldbevolking van 1 naar 2 miljard mensen. Tegelijkertijd nam de productiviteit exponentieel toe door de Industriële Revolutie en ontstond een grote vraag naar arbeid in Noord-Amerika, Oceanië, maar ook in Zuid- en Noord-Azië. Dankzij de introductie van stoomschepen en spoorwegen omstreeks 1850 leidden die ontwikkelingen tot de grootste internationale migraties die de mensheid ooit had gezien. Zo’n 50 miljoen Europeanen vertrokken naar de Verenigde Staten, Canada, Zuid-Amerika, Australië en de koloniën. In Azië vonden vergelijkbare omvangrijke verplaatsingen plaats van Chinezen en Russen naar Mantsjoerije en van Indiërs en Chinezen naar de plantage-economieën van Maleisië, Birma en Nederlands-Indië. Binnen West- en Centraal-Europa was het al net zo’n komen en gaan. De industrialisatie veranderde Lancashire, Noordoost-Frankrijk en het Duitse Ruhrgebied in groeimagneten waar miljoenen buitenlanders op af kwamen.

Na de overtocht naar New York wachtte op Ellis Island een grondige medische controle. Op de foto enkele migrantenkinderen bij aankomst in 1911
Na de overtocht naar New York wachtte de immigranten op Ellis Island een grondige medische controle. Op de foto enkele migrantenkinderen bij aankomst in 1911 (EOS)

Al die nieuwkomers werd tot 1914 weinig in de weg gelegd. De meeste landen hadden omstreeks 1860 paspoorten afgeschaft, en grenzen werden nauwelijks gecontroleerd. Pas vanaf 1892 begon de Amerikaanse overheid met de controle van immigranten op Ellis Island. Reizigers met besmettelijke ziektes en bedelaars vonden de deur gesloten, maar intussen werd het overgrote deel van de nieuwkomers toegelaten tot de Verenigde Staten nadat ze hun personalia, adres en eventuele werkgever hadden laten noteren. Die soepele houding gold niet voor Chinese en andere Aziatische arbeidsmigranten, want die werden vanaf het einde van de negentiende eeuw systematisch geweerd. Velen van hen waren na de ontdekking van goud naar Californië getrokken. Onder druk van Amerikaanse arbeiders, die de Aziatische migranten ervan beschuldigden stakingen te breken en de lonen te drukken, maakten de Verenigde Staten met de Chinese Exclusion Act in 1882 een einde aan hun vestiging. Andere westerse migratielanden, zoals Australië, zouden dit voorbeeld snel volgen.

Ierse immigranten, 1909
Ierse immigranten, 1909
Chinezen waren niet de eerste migranten over wie negatieve stereotypen bestonden. Sommige Europese migranten zagen zich eveneens geconfronteerd met allerlei vooroordelen. Joodse Europeanen, zeker degenen uit Oost-Europa, maar ook Italianen en Ieren, golden als problematisch, onder verwijzing naar hun vermeende raciale en culturele (godsdienstige) kenmerken. Een bekend voorbeeld is de stigmatisering van Ieren in Engeland en de Verenigde Staten. Hun katholicisme en hun loyaliteit aan de paus in Rome (een ‘vreemd’ staatshoofd) zouden onverenigbaar zijn met de liberale principes van vrijheid en de scheiding van Staat en Kerk. Dit antikatholicisme vermengde zich regelmatig met racistische stereotypen. Zo schilderde het Britse blad Punch in 1862 Ieren (‘ape-faced and small-headed’) af als halve wilden, die in de evolutie ergens halverwege de gorilla en de ‘neger’ waren blijven steken. Bovenal hun katholieke geloof gold als gevaarlijk en bedreigend, zeker toen Ierse onafhankelijkheidsstrijders – voorlopers van de Irish Republican Army – hun strijd tegen de Engelsen met dynamiet kracht bijzetten. In de eerste helft van de jaren 1880 ontploften er meer dan tien bommen in Londen, met onder meer de gloednieuwe metro als doelwit.

De stereotypen over de paapse Ieren in de negentiende en vroeg twintigste eeuw komen sterk overeen met die over moslims in de huidige tijd. Zo werd gedacht dat katholieken eropuit waren de wereld te veroveren door zo veel mogelijk kinderen te krijgen en op slinkse wijze de macht te grijpen, om zo iedereen onder het dictatoriale paapse juk te brengen. Mannen zouden hun vrouw als minderwaardig behandelen en niets ophebben met liberale (democratische) beginselen. Deze negatieve beeldvorming mondde regelmatig uit in gewelddadige rellen.

Een Italiaanse gastarbeider in Duitsland. Bron: Bundesarchiv
Een Italiaanse gastarbeider in Duitsland. Bron: Bundesarchiv

Het onbehagen over migratie manifesteerde zich ook in Frankrijk, waar tienduizenden Italianen vanaf 1870 afkwamen op werk in de mijnen en de zware industrie. Net als Chinezen in de Verenigde Staten werden zij niet gezien als vrije arbeiders, maar als primitieve boeren zonder een greintje klassenbewustzijn die bereid zouden zijn tegen ieder loon te werken en zo eerlijke arbeiders het brood uit de mond te stoten.

Het waren ook nog eens overwegend jonge mannen, die in de ogen van de Fransen een gevaar vormden voor hun vrouwen. En alsof dat nog niet genoeg was, werden ze – net als de Ieren in Engeland – in verband gebracht met terrorisme, zeker na de moord in 1894 door een Italiaanse anarchist op de Franse president Marie François Sadi Carnot in Lyon. De vijandige houding tegenover de Italianen leidde geregeld tot vijandelijkheden en soms zelfs tot regelrechte pogroms, met als dieptepunt de moord op tientallen Italianen in de zoutpannen van Aigues-Mortes in 1893. Pas toen de Italianen gezinnen gingen vormen en zich aansloten bij Franse vakbonden, was de angel uit het conflict. Langzaam maar zeker begonnen ze op te gaan in de Franse bevolking.

‘De beschuldigingen tegen joden en katholieken vertonen een overeenkomst met het beeld van moslimmigranten als profiteurs en intolerante machtswellustelingen’

Joodse immigranten, vooral als ze uit Rusland kwamen, werden in West-Europa en de Verenigde Staten geconfronteerd met een soortgelijke vijandige bejegening. Net als de Ieren zouden ze uit zijn op de wereldheerschappij en ze zouden als parasieten willen profiteren van de samenlevingen waar ze zich vestigden. De beschuldigingen tegen joden en katholieken vertonen een frappante overeenkomst met het recente beeld van moslimmigranten als profiteurs en intolerante machtswellustelingen die de westerse wereld aan hun ideologie willen onderwerpen. Het wijdverbreide en in Europa en Amerika breed geaccepteerde antisemitisme leidde weliswaar niet tot een verbod op immigratie, maar wel tot discriminatie en uitsluiting op grote schaal. Tot na de Tweede Wereldoorlog vonden veel Joden de deur van menig Amerikaanse, Engelse, Duitse en Nederlandse universiteit, club en woonwijk gesloten.

Deze selectieve anti-immigratiehouding zou ons bijna doen vergeten dat migranten in de meeste gevallen een graag geziene, noodzakelijke aanvulling vormden op het lokale aanbod van arbeid. Arbeidsmigratie over nationale grenzen was dan ook een normaal en geaccepteerd fenomeen. Elk jaar verkasten miljoenen Europeanen, vaak tijdelijk, soms permanent, naar een ander Europees land. De meesten als arbeiders in loondienst, maar een deel van hen creëerde eigen emplooi, zoals de Duitse ondernemers Dreesmann en de gebroeders Clemens en August (C&A) Brenninkmeijer, die vanaf het midden van de negentiende eeuw voor revolutionaire vernieuwingen zorgden in het Nederlandse winkellandschap.

Een cartoon uit 1888 die suggereert dat de immigranten het werk inpikken van de eigen bevolking
Een cartoon uit 1888 die suggereert dat de immigranten het werk inpikken van de eigen bevolking

Grenzen

In het open klimaat van de negentiende eeuw hadden nationale grenzen weinig betekenis. In Nederland waren maar weinig mensen in het bezit van een paspoort, dat in 1813, in navolging van de Fransen, officieel was ingevoerd. Nederland en andere West-Europese landen waren open economieën, sterk afhankelijk van internationale handel en gebaat bij zo weinig mogelijk barrières. Europa leek in dit opzicht sterk op het Schengengebied zoals dat tot medio 2015 functioneerde. Of het nu om goederen of mensen ging, de overtuiging dat controle van de grenzen – althans in grote delen van Europa en de Amerika’s – nadelig was, paste volledig in de laisser-faire-overtuiging dat de overheid zich zo weinig mogelijk bezig diende te houden met het maatschappelijk leven. Met de uitvinding van de stoomboot en de trein werden tijd en ruimte als het ware in elkaar geperst en nam de migratie over lange afstanden fors toe. Vooral de tientallen miljoenen Europeanen die tussen 1840 en 1914 de Atlantische Oceaan overstaken, trokken veel aandacht. Het snel uitdijende spoorwegnet vergemakkelijkte migratie en mobiliteit aanzienlijk, en met de opening van het Suezkanaal in 1869 kwamen de koloniën in Azië een stuk dichterbij.

Voorbij Fort Europa
Voorbij Fort Europa
Toch was de vrijheid niet onbegrensd. Net als tegenwoordig maakten iemands sociale positie en geboorteplek veel uit. Zo hadden inwoners van Europese kolonies, zoals India en Nederlands-Indië, uitdrukkelijke toestemming en een paspoort van de koloniale autoriteiten nodig om naar het Westen te reizen. Alleen als er een westers belang was gediend met hun mobiliteit maakten koloniale bureaucraten een uitzondering op de regel dat hun onderdanen niet zomaar binnen het imperium mochten reizen. Dat gold bijvoorbeeld voor soldaten, zeelieden en bedienden en kindermeisjes (‘zeebaboes’) die meereisden tijdens de verlofperiode van Europeanen. Paradoxaal genoeg was de periode die bekendstaat als de meest vrije en globale, ruwweg de jaren tussen 1870 en 1914, ook het tijdvak waarin technieken werden ontwikkeld om de identiteit van individuele reizigers vast te leggen. Die markeerden het fundamentele verschil tussen wie wél en wie niet vrij was om zich internationaal te verplaatsen.

~ Henk van Houtum en Leo Lucassen

Boek: Voorbij Fort Europa. Een nieuwe visie op migratie

Bekijk dit boek bij:

Bestel dit boek bij de Historiek Geschiedeniswinkel

0
Reageren?x
×