Op 27 juli 1668 eiste Cornelis Witsen, de schout van Amsterdam, dat Adriaan Koerbagh, een intellectueel, arts en jurist, zou worden veroordeeld tot het in het openbaar afhakken van zijn rechterduim, het doorsteken van zijn tong met een gloeiende priem, dertig jaar gevangenisstraf en het verbranden van al zijn boeken:
…dat soude gebracht worden op het schavot, tot dien eynde voor ’t stadhuys op de gewoonlyke plaets op te rechten, ende met een gloeyende priem gesteken worden door syn tonge, naer dat hem syn rechter duym sal werden afgehouwen; de boeken of verbrant in ’t openbaer, ofte op een stille plaets, naer goetvinden vanden rechter; ende voorts gecondemneerd werden inde costen, soo ordinaris als extraordinaris gedaen in de miese van justicie, met confiscatie zyner resterende goederen, ende opgesloten dertich jaren.”
Zijn onvoorstelbaar gruwelijke misdaad, waar kennelijk een afschrikwekkend voorbeeld tegenover moest worden gesteld: Adriaan Koerbagh had een boek geschreven. Het was nog niet gepubliceerd. De drukker was tot pagina 176 gekomen en was toen tot de conclusie gekomen dat hij bezig was met een gevaarlijk en godslasterlijk werk.
Hij had de autoriteiten ingelicht, er was een klopjacht gevolgd. Uiteindelijk was de verblijfplaats van Koerbagh in Leiden verraden, op 19 juli werd hij opgesloten in Amsterdam en acht dagen later begreep hij dat godsdienstvrijheid in Amsterdam een illusie was: hij was het slachtoffer geworden van de intense haat van mensen die zich volgelingen van de Behouder noemden.
Hij had het al voorspeld in zijn niet gepubliceerde boek, Een Ligt schijnende in duystere Plaatsen, om te verligten de voornaamste saaken der Gods geleertheyd en Gods dienst: de geestelijkheid van alle kerken zou ‘furieus’ reageren op zijn stellingen. Maar hij rekende erop dat het gezond verstand zou zegevieren en dat ‘weldenkende politici’ hem zouden begrijpen, omdat hij duidelijk maakte dat de kerken alleen maar bezig waren de gelovigen hun dogma’s op te dringen.
Wetenschap voor iedereen
Adriaan Koerbagh was een geleerde die tot de overtuiging was gekomen dat de wetenschap voor iedereen toegankelijk moest zijn. Hij was afgestudeerd als arts en jurist en schreef in 1664 ’t Nieuw Woorden-Boeck der Regten, waarin juridische termen in voor iedereen toegankelijk Nederlands werden uitgelegd.
Vier jaar later, in 1668, werd dat gevolgd door Een Bloemhof van allerley lieflijkheyd sonder verdriet (672 pagina’s, complete titel onderaan dit verhaal). Officieel een ‘algemeen woordenboek van bastaardwoorden’, maar dat moest camoufleren dat Koerbagh erin een hoogst omstreden uitleg gaf van onaantastbaar lijkende kerkelijke dogma’s. Hij deed dat niet zonder humor, zoals al op pagina 2 van het woordenboek duidelijk wordt als bij abdis of abdisse (geestelijke opzienster) het toezicht op maagden ter sprake komt:
Maagd is een Vrouw-mensch, die nog geen man bekent heeft, en nog reyn of maagd daar van is. Geestelijke maagd is, die voor altijd de reynigheyd of onthouding van de mannelijke byslaaping belooft. Maar of se het alle nakomen sonder eens een mannelijke byslaaping te soeken of te genieten, daar twijffel ik an.
Dankzij DBNL, de Digitale Bibliotheek van Nederland, is een duidelijk leesbare versie van de complete inhoud van het woordenboek beschikbaar. Het is een feest om te bladeren door intussen lang vergeten zeventiende-eeuwse woorden en de (soms aanvechtbare) uitleg te lezen van nog steeds actuele begrippen. Taalkundige Ewoud Sanders deed dat al in 1993, toen hij Woorden van de duivel (pdf) schreef; een bloemlezing uit het ‘enige verboden Nederlandse woordenboek’.
Zoekt en gij zult vinden
De Bloemhof maakte de geestelijkheid klaarwakker. Die lag al overhoop met zijn broer, Johannes Koerbagh, die voor predikant studeerde maar vergaderingen bezocht van de door de gereformeerde kerk gevreesde socinianen en collegianten, die zelfstandig nadenken in godsdienstige kwesties aanmoedigden. De socianen geloofden bijvoorbeeld dat Christus niet door zijn kruisdood, maar door zijn zedelijk voorbeeld tot verlosser was geworden en dat wonderen in de Bijbel in het licht van de rede anders verklaard kunnen worden. De vrijzinnige collegianten waren wars van dogma’s en theologie en zochten het in direct contact met God. In 1666 waren Adriaan en Johannes al door ‘hun’ gereformeerde kerkenraad aan de tand gevoeld. Adriaan omdat hij ‘onzedelijk’ ongehuwd samenwoonde; Johannes vanwege zijn buitenkerkelijke uitstapjes.
Toen De Bloemhof in 1668 verscheen kwam de opgewonden kerkenraad op 23 februari tot de conclusie dat het boek ‘profaan en goddeloos’ was. Er werd een delegatie naar het stadhuis gestuurd met het verzoek om alle exemplaren in beslag te laten nemen. Dat gebeurde (nog) niet, maar wel werd het Adriaan te heet onder de voeten. Hij week uit naar Culemborg, een autonome vrijplaats waar Amsterdam niets te vertellen had. Daar bereidde hij een nieuw werk voor, waarin zijn belangrijkste stellingen in ‘De Bloemhof’ verder werden uitgewerkt. Adriaan was er van overtuigd dat hij de sceptici zou kunnen overtuigen en dat het gezond verstand zou zegevieren.
In het proces dat later volgde over Een Ligt schijnende in duystere plaatsen probeerde de rechtbank Johannes als medeplichtige bij de beschuldiging te betrekken, maar Adriaan ontkende iedere vorm van medewerking van zijn broer. Hij, en hij alleen was verantwoordelijk voor de inhoud van het boek dat nooit verschenen was, omdat de persen waren stopgezet. Later werd wel geconcludeerd dat sommige stellingen wel degelijk van Johannes afkomstig waren en dat hij vanuit zijn theologische achtergrond de kennis had om bepaalde Hebreeuwse teksten te vertalen, en niet Adriaan. In elk geval lukte het niet om Johannes mee te slepen in de gerechtelijke furie van de Amsterdamse schout en schepenen. Nadat Adriaan had beloofd zijn leven te beteren volgde het definitieve vonnis: een veroordeling tot tien jaar Rasphuis en daarna tien jaar verbanning uit de stad Amsterdam, plus de vernietiging van alle boeken. Al na een jaar, in oktober 1669, stierf Adriaan Koerbagh, 36 jaar oud, aan een slopende ziekte.
Tijdens de begrafenis sprong er een zwarte hen op de kist, die zich maar moeilijk liet wegjagen. De honderden belangstellenden wisten het nu zeker: dat was de duivel die de ziel van Adriaan kwam halen, om mee te nemen naar de hel. Postuum wist Koerbagh dat dat onzin was. Hij had in de Bloemhof geprobeerd aan te tonen dat de duivel een boze geest was, die door de godgeleerden was verzonnen, terwijl de hel volgens hem een heidens verzinsel was.
Sisyfusarbeid
De Koerbaghs werden drie eeuwen lang nagenoeg vergeten. De publicatie van ‘Een Ligt’ was verhinderd, maar het licht was niet geheel gedoofd. Dat er nog twee exemplaren bestonden van het manuscript en van de gedrukte versie tot het moment dat de drukker er de brui aan gaf is te danken aan de rechtbank, die bewijsexemplaren moest hebben om tot een vonnis te kunnen komen. Omdat alle boeken van Koerbagh moesten worden verbrand werd de Bloemhof een curieuze antiquiteit. Koerbagh dook later nog wel eens op in publicaties van vrijdenkers en bij christelijke auteurs (samen met Spinoza) als ‘beruchte atheĂ¯st’, maar voor de rest leken de Amsterdamse schout, schepenen en gereformeerde predikanten volstrekt hun zin te hebben gekregen: de gebroeders waren in de doofpot verdwenen.
Het was de Belgische historicus en filosoof Hubert Vandenbossche (1940), verbonden aan de Vlaamse Vereniging voor Wijsbegeerte, die begin jaren zeventig werd getroffen door de originaliteit van Adriaans filosofie. Hij wilde een tekstanalyse maken van ‘De Bloemhof’ en ‘Een Ligt’. Hij begon aan een sisyfusarbeid door de twee museumexemplaren pagina na pagina ouderwets te fotograferen, daarna over te typen en uiteindelijk te stencillen in vijftig exemplaren van 735 pagina’s (1974) – alles voor eigen rekening. Het leidde tot verschillende wetenschappelijke publicaties en ‘Woorden van de duivel’ van Sanders en in 2011 zelfs tot een Engels-Nederlandse uitgave met de originele zeventiende-eeuwse tekst en een Engelse vertaling.
Nadat Adriaan Koerbagh vorig jaar door Bart Leeuwenburgh in Het noodlot van een ketter definitief aan de vergetelheid werd ontrukt kon een moderne uitgave van ‘Een Ligt’ niet meer uitblijven. Michel Wielema, die ook de Engelse uitgave verzorgde, heeft geheel in de geest van Adriaan Koerbagh, die vond dat de wetenschap voor iedereen toegankelijk moest zijn, het ‘goudeneeuws’ hertaald in modern Nederlands. Na bijna 3,5 eeuw kan iedereen dan eindelijk ongehinderd kennis nemen van ‘de verheldering van de voornaamste kwesties van theologie en godsdienst’ volgens Adriaan Koerbagh, in Het licht dat schijnt in duistere plaatsen. Dat zal alleen veel minder indruk maken.
Welwillende, waarheidslievende lezers
In de inleiding maakt Vreederijk Waarmond zijn welwillende, waarheidlievende, vredelievende en verstandige lezers onmiddellijk duidelijk waar het hem om gaat: een helder licht te laten schijnen op de misslagen en dwalingen van de geestelijken op het gebied van de theologie en de godsdienst.
“Want deze dwalingen veroorzaken een intense onderlinge haat (..) onder degenen die zich allemaal volgelingen van de Behouder noemen. Waarom doen de meesten van hen, vooral zij die het machtigst zijn en de meeste volgers of aanhangers hebben, met woorden en daden precies het tegenovergestelde van wat de Behouder heeft geleerd? Want de Behouder zei dat de mensen van hem moeten leren dat hij zachtmoedig, ootmoedig en nederig van hart was. Zij daarentegen zijn arrogant en heerszuchtig, en proberen over iedereen de baas te spelen.”
‘Vrederijk Waarmond’ was het pseudoniem dat Koerbagh gebruikte, hoewel het boek ook onder zijn eigen naam verscheen; kennelijk wilde hij niet anoniem blijven. De ‘Behouder’ is Jezus, die volgens Koerbagh ook al heel iemand anders was dan door de kerk wordt geleerd. Zoals hij ook drie-eenheid verwierp van Vader, Zoon en Heilige Geest. Bovendien maakte hij gehakt van de Bijbel, waar zoveel ‘duistere dingen’ in staan waarvan het niet de bedoeling was ze te begrijpen, zodat ‘de christenen elkaar er vaak dood om slaan’.
Onwetende gelovigen; weldenkende politici
Hij voorspelde al dat de meeste geestelijken ‘furieus op dit boek zullen reageren’, want ‘dit heldere licht zal te sterk zal zijn voor de ogen van sommige geestelijken, in het bijzonder de rooms-katholieke, omdat hun machtsmisbruik maar al te evident wordt en zij het dus niet zullen kunnen verdragen’. De gelovigen van de hervormde kerk ‘zullen er evenzeer door verrast worden en ook zij zullen het licht wel willen doven, aangezien het zoveel van hun dwalingen zal onthullen’. Ook de lutherse gelovigen, die ‘eveneens nog tamelijk bijgelovig zijn’, zouden het niet met goedkeuring lezen, noch zouden de theologen van andere kerken het welwillend ontvangen.
De enige groep waarvan hij iets verwachtte waren ‘weldenkende politici’, ‘juist omdat het hun ogen opent en zij duidelijk kunnen zien hoe het zit met de dogma’s die mensen elkaar opdringen om te geloven’. Hij verwachtte duidelijk te maken dat het met dwang en geweld opleggen van Ă©Ă©n bepaalde godsdienst, bestaande uit een aantal tegenstrijdige geloofsstellingen, tot de ondergang van een land zou leiden.
Koerbagh vond dat hij, ‘net als ieder ander’, mocht opschrijven wat ‘aantoonbaar waar’ was en ‘aan de gemeenschappelijke harmonie bijdragen’, temeer ‘wanneer mensen elkaar het geschrevene niet met geweld opdringen, maar lezers vrij zijn het te accepteren of te verwerpen’.
Als dat zou gebeuren, dan verkregen de mensen geleidelijk meer en meer waarheid en grotere kennis van God en kwamen ze daardoor ook spoediger tot onderlinge eenheid en liefde. Terwijl zij nu hun verstand met tegenstrijdige en onbegrijpelijke dingen bezighouden, niet om die rationeel uit te leggen maar om ze met behulp van verzonnen en betekenisloze woorden nĂ³g duisterder en onbegrijpelijker te maken. (…) Niet alle nieuwe en vreemde dingen moeten zonder meer worden verworpen: ze moeten eerst met een open, onbevooroordeelde blik worden onderzocht en wat er waar in is, moet worden aanvaard en behouden. Als mensen dit niet doen, zullen ze altijd in de drek van onwetendheid blijven rondwentelen en zal het onmogelijk zijn enige voortgang te boeken, zoals men behoort te doen, in de verwerving van nog grotere kennis.
Vroege Verlichting
Over het leven van Adriaan Koerbagh is eigenlijk niet zo veel bekend. Bart Leeuwenburgh componeerde zijn ‘Noodlot van een ketter’ door op zoek te gaan naar omgevingsfactoren, zoals het leven in het godsdienstige Amsterdam van die tijd, waar naast de gereformeerden ook joden, rooms-katholieken, arminianen, remonstranten, contra-remonstranten, doopsgezinden, quakers, collegianten en socinianen met elkaar om de Waarheid streden. Adriaan stond onder invloed van de vroege Verlichting in de tweede helft van de zeventiende eeuw, waarin met name de Joods-Nederlandse filosoof en politiek denker Baruch Spinoza (1632-1677) tot de conclusie kwam dat God en natuur hetzelfde zijn; tijdens het verhoor ontkende Koerbagh dat hij zijn opvattingen met Spinoza besproken had. Diens boeken werden twee eeuwen lang verboden, omdat ze zouden leiden tot atheĂ¯sme en fatalisme. Maar hij schreef in het Latijn, de wetenschappelijke ‘geheimtaal’, en zijn boeken bleven daarmee buiten het bereik van het grote publiek. Hij wilde zelfs niet dat zijn werk in het Nederlands werd vertaald.
Koerbagh vond integendeel dat de wetenschap zijn bevindingen algemeen beschikbaar moest stellen en schreef daarom juist in het Nederlands, wat hem uitermate kwetsbaar maakte. Hij was bovendien een taalpurist. Als hij het over Jezus heeft, ook wel bekend als ‘Gezalfde’, schrijft hij over ‘de Besmeerde’; omdat hij volgens Sanders ‘zalven’ als een leenwoord beschouwde.
Veel achtergrond vond Leeuwenburgh bovendien in het ‘vriendenboek’ van Johannes; een soort poesiealbum voor volwassenen met rijmen en plakwerk; populair in de Gouden Eeuw. Omdat de broers intensief met elkaar omgingen is het aannemelijk dat het vaak om gezamenlijke vrienden ging. Sommigen zijn in de geschiedenis terechtgekomen, zodat we ook meer weten over wat de mensen toen bezighield.
Verstandige politici in Nederland
In het nawoord van de hertaling van ‘Het licht’ stelt Wielema dat Koerbagh een volstrekte afkeer had van alle soorten van bedrog, oneerlijkheid en huichelarij. Hij was een man met een bijna religieuze missie: redelijkheid en Verlichting naar het bredere publiek brengen en mensen kritischer en mondiger maken, in het bijzonder in kwesties van geloof en godsdienst. Hij had de intellectuele moed om het debat te zoeken met de theologen.
“Hij zou vrede stichten onder de godsdiensten door te laten zien wat een rationele godsverering inhoudt. Maar eerst moesten alle verzinsels worden opgeruimd en dat deed hij in ‘Bloemhof’ en ‘Een licht’ met kracht van argumenten en niet eerder vertoonde vrijmoedigheid. Hij was niet bang daarbij vijanden te maken. Enkele zogenaamde vrienden hadden hem al uitgemaakt voor dwaas en goddeloos, en hij was niet bang uit de kerk te worden gezet. Maar hij gaf ook toe dat hij niet zo onverschrokken zou zijn geweest als in Nederland de Inquisitie nog had gefunctioneerd. Gelukkig waren de Nederlandse politici de verstandigste ter wereld en hadden zij de geestelijkheid alle wereldse en politieke macht ontnomen!”
Dat bleek een illusie. Iedereen liet hem vallen toen hij in het Rasphuis terechtkwam. Leeuwenburgh wijt dat aan het feit dat het politieke klimaat in Nederland veranderd was; juist in 1668 verschoof de machtsbalans in Amsterdam van staatsgezinde naar Oranjegezinde regenten. Prins Willem III werd dat jaar achttien en genoot steeds meer populariteit onder de bevolking. Dat ging ten koste van de steun aan raadspensionaris Johan de Witt (en zou vier jaar later uitmonden in de moord op de gebroeders De Witt). De hoge straf voor Koerbagh diende ook om de gereformeerde predikanten, die zich bedreigd zagen door afvalligheid, tevreden te stellen.
Ketterij betekent ‘navolging’
Adriaan Koerbagh zal, tijdens zijn sombere overdenkingen in het Rasphuis, ongetwijfeld terug hebben gedacht aan zijn conclusies in ‘Een licht’. Want hoewel hij Jezus niet erkende als de zoon van God zag hij zichzelf ook als brenger van een ‘goede’ boodschap: ‘dat de drie aanvaarde geloofsdogma’s onwaar en verzonnen zijn’. Hij zag zich ook als ketter want…
… als de woorden ‘ketter’ en ‘ketterij’ navolger en navolging betekenen, en als men het goede navolgt of als men iemand navolgt die het goede leert? Als het woord ‘ketter’ zuiver betekent en men zuiver in de waarheid is, of als men met iemand omgaat die zuiver in de waarheid is, dan kan de naam ketter niemand tot nadeel strekken.
In de eerste drie hoofdstukken maakt Koerbagh korte metten met het geloof in de schepping van hemel en aarde uit het niets, het geloof in de Heilige Drie-eenheid en het geloof in de goddelijkheid van Jezus. De schepping ‘uit het niets’ was een fabel die de wereld in was gekomen door een verkeerde vertaling van de oorspronkelijke tekst van het Bijbelboek Genesis. Het dogma van de Drie-eenheid was een absurd verzinsel, waarover niets in de Bijbel was te vinden. En hij fileerde het geloof in de goddelijkheid van Jezus: als Hij aan het kruis was gestorven om ons van onze zonden te verlossen, hoe was het dan mogelijk dat mensen nog steeds voor hun zonden moesten boeten? Jezus was een leraar geweest, die mensen uit hun lichamelijke en geestelijke misère wilde verlossen; een wijs man, die de mensen aansprak op hun verantwoordelijkheden en hen aanspoorde hun leven door de rede te laten leiden; hun verstand te gebruiken.
Hoewel het kerkelijk landschap (pdf) sinds de Gouden Eeuw enorm veranderd is, is geen enkel kerkgenootschap zelfstandig tot dezelfde conclusies gekomen als Adriaan in ‘Een licht’. Varianten van de Apostolische geloofsbelijdenis van ca. 170 na Christus staan overal nog stevig overeind, al zal in 2020 naar schatting 72 procent van de bevolking wel buitenkerkelijk zijn en er helemaal geen boodschap meer aan hebben. En dat was onvoorstelbaar in de Gouden Eeuw.
Het zou interessant zijn wanneer een wel afgestudeerde collega-theoloog van Johannes Koerbagh een beschouwing wijdt aan de gevolgtrekkingen van Adriaan in ‘Een licht dat schijnt in duistere plaatsen’ en duidelijk maakt waar hij gelijk heeft of waarom hij ongelijk zou hebben.
Boek: Een licht dat schijnt in duistere plaatsen – Adriaan Koerbagh
Bekijk dit boek bij:
Complete titel Bloemhof: Een Bloemhof van allerley lieflijkheyd sonder verdriet, geplant door Vreederijk Waarmond, ondrsoeker der waarheyd. Tot nut en dienst van al die geen die der nut en dienst uyt trekken wil. Of: Een vertaaling en uytlegging van al de Hebreusche, Grieksche, Latijnse, Franse en andere vreemde bastaart-woorden en wijsen van spreeken, die (’t welk te beklaagen is) soo inde Godsgeleerdheyd, rechtsgeleerdheid, geneeskonst, als in andere konsten en weetenschappen, en ook in het dagelijks gebruyk van spreeken, inde Nederduytse taal gebruykt worden.
Interview Erasmus TV met Bart Leeuwenburgh over ‘Noodlot van een ketter’
Adriaan Koerbaghsteeg
De filosoof Baruch Spinoza, Ă©Ă©n van de inspirators van Adriaan Koerbagh, is wereldberoemd geworden. Zijn naam leeft voort in Spinozamusea, -lycea, -straten, -pleinen en -lanen en een beeld in Den Haag kijkt uit op een prostitutiestraat (al zit hij er met de rug naartoe). Aan Adriaan Koerbagh herinnert tot nu toe helemaal niets. Bart Leeuwenburgh, de schrijver van ‘Noodlot van een ketter’, is daarom een handtekeningenactie gestart om in Amsterdam een monument voor de verguisde vrijdenker op te richten, al was het maar door het vernoemen van een steeg. De petitie kan hier nog steeds ondertekend worden.
Meer weten:
– Het omstreden boek dat na 346 jaar eindelijk voor een groot publiek beschikbaar is gekomen: Een licht dat schijnt in duistere plaatsen – Een verheldering van de voornaamste kwesties van theologie en godsdienst
– De levensbeschrijving van Adriaan Koerbagh is als achtergrond bij ‘Een licht dat schijnt’ eigenlijk onmisbaar: Het noodlot van een ketter – Adriaan Koerbagh 1633-1669
– Hoofdstuk over Goed en kwaad in ‘Een licht dat schijnt’.
– De twee originele exemplaren van ‘Het ligt schijnende’ zijn tot 29 juni te bezichtigen in Museum Meermanno in Den Haag.