In Zwitserland domineren twee bergketens, de Alpen in het zuiden met toppen tot ver boven 4.000 meter en in het noordwesten de Jura, waarvan de bergen niet veel hoger reiken dan 1.650 meter. Tussen deze massieven bevindt zich de Zwitserse Hoogvlakte, een relatief vlak heuvelland dat 400 tot 700 meter oprijst boven zeeniveau. Deze hoogvlakte beslaat ongeveer dertig procent van de totale oppervlakte van het land en is altijd een aantrekkelijk gebied geweest voor menselijke activiteiten.
Andere afleveringen in deze serie:
Prehistorie
De vondst van een door mensenhanden gemaakte vuistbijl nabij Bazel wijst op de aanwezigheid van Homo Erectus in Zwitserland, ongeveer 300.000 jaar voor het begin van onze jaartelling. Veel later, 70.000-40.000 v.Chr., verschijnen Neanderthalers die kennelijk jacht maken op de holenbeer, want veel botten van dit dier zijn aangetroffen tezamen met menselijke overblijfselen in diverse Zwitserse grotten. Met het ten gevolge van de toenemende koude uitsterven van de holenbeer verdwijnt ook de Neanderthaler van het Zwitserse toneel.
Cro-magnonmensen, of, beter gezegd, Europese vroege moderne mensen, zijn al sinds 30.000 v.Chr. aanwezig in Europa, maar dan nog niet in Zwitserland dat tot aan het eind van de laatste IJstijd (het Weichselglaciaal) rond 12.000 v.Chr. grotendeels met een dikke ijslaag is bedekt. Maar dan, als de temperatuur stijgt en er zich een rijke fauna ontwikkelt in Zwitserland, nemen moderne mensen gaandeweg bezit van het gebied. Vanaf ongeveer 4.000 v.Chr. vormen er zich nederzettingen aan de rand van diverse meren. Elf van de in totaal zesenvijftig zijn gevonden in het Meer van Zürich waarvan de waterspiegel sinds de oudheid vier meter is gestegen. Door hutten op palen te bouwen in de moerassige oevers van de meren weten de vroege Zwitsers zich te beschermen tegen overstromingen. Sommige van deze paalwoningnederzettingen zijn meer dan duizend jaar bewoond geweest. Andere werden verlaten en elders weer opgebouwd. Wellicht zijn dit de kernen van in de Middeleeuwen tot ontwikkeling gekomen dorpjes en stadjes.
Rond 1.000 v.Chr. trekken de Kelten in grote getale de Alpen over, vestigen zich in het Ticino-gebied om later, tijdens de zogeheten La Tène-periode (vanaf 480 v.Chr.)1 zich te verspreiden over de hoogvlakte, waar de Helvetii zich vestigen. Of de dan in het Oostelijk Alpengebied wonende Raetiërs geassocieerd moeten worden met deze Kelten of van Etruskische origine zijn is nog altijd onduidelijk. Ook vanuit het noorden dringen volkeren binnen, zoals de Alemannen, zodat er rond die tijd diverse taalgebieden ontstaan. Een eerste scheiding tussen West- en Oost-Zwitserland begint zich af te tekenen.
Romeinen en Alemannen
Een belangrijk moment in het proces van romanisering van Zwitserland is de massale poging van de Helvetii om in 57-58 v.Chr. de Zwitserse Hoogvlakte vaarwel te zeggen en naar het westen te trekken, waar Julius Caesar in wat dan de Romeinse Provincie heet (voortlevend in de naam Provence) druk doende is om greep te krijgen op de zich taai verdedigende Galliërs. Het lijkt waarschijnlijk dat de Helvetii onder druk van de vanuit het noorden opdringende Germanen tot hun besluit komen om te verhuizen en richting Aquitanië te gaan, maar niet voordat zij letterlijk hun schepen – hun nederzettingen – achter zich hebben verbrand. In zijn beroemde geschrift Commentarii de Bello Gallico (Commentaren op de gebeurtenissen in Gallië) verhaalt Julius Caesar wat er zich afspeelt als de Helvetii proberen in 57 v.Chr. Gallië binnen te dringen. Volgens Caesar doen zij dat vooral om meer Lebensraum te verkrijgen.
Talrijk als zij zijn, zitten ze ingeklemd tussen de Rijn, de Jura, het meer van Genève en de Rhône die de grens vormt met de Romeinse Provincie.
‘In aanmerking genomen dat het een omvangrijk volk is dat kan bogen op veel militair prestige en de reputatie heeft dapper te zijn, hadden zij het gevoel dat hun territoir – slechts honderdtwintig mijl lang en honderdvijfenzestig breed – buitengewoon klein was.’ 2
Voor de Helvetii zijn er twee mogelijkheden om vanuit Zwitserland Gallië te bereiken. Een noordelijke route tussen het meer van Genève en de Jura, die zeer lastig is vanwege de nauwe doorgangen, en de route in het zuiden waarbij de Rhône moet worden overgestoken. Als hij verneemt dat de Helvetii hun opmars richting Gallië zijn begonnen, haast Caesar zich om verse troepen te rekruteren en vernietigt hij de brug die bij Genève de Rhône overspant. Hij wil tegen elke prijs voorkomen dat de strijdlustige Helvetii neerstrijken tussen de voor hem toch al zo moeilijk onder de duim te houden Galliërs. Wanneer de Helvetii er niet in slagen in bootjes de overkant te bereiken, proberen zij de noordelijke route, wat met veel moeite gedeeltelijk lukt. Uiteindelijk worden zij door de Romeinse legers verslagen in de slag bij Bibracte. Caesar sluit vrede, maar niet nadat hij de Helvetii heeft opgedragen terug te keren naar hun land en hun nederzettingen te herbouwen.
Hij wil niet dat dit land onbeheerd blijft, bevreesd als hij is voor invallen vanuit het noorden. Het aantal mensen dat de tocht naar het westen begint wordt op 368.000 geschat, waarvan er, volgens een volkstelling die Caesar laat uitvoeren, 110.000 de terugtocht aanvaarden.3 In ruil voor bescherming door Rome, beloven de Helvetii zo nodig troepen te zullen leveren ter versterking van het Romeinse leger.
Rond 45 v.Chr. sticht Caesar diverse vestigingen op Zwitsers grondgebied ter bescherming van de Galliërs tegen eventuele nieuwe uitvallen van de Helvetii, maar het zal tot 15 v.Chr. duren voor de Romeinen een grote aanval inzetten en proberen Zwitserland in zijn geheel te veroveren. Dit op bevel van keizer Augustus die zijn rijk noordwaarts wil uitbreiden, misschien wel tot aan de rivier de Main of zelfs de Elbe. Rond het jaar 50 na Christus is geheel Zwitserland bezet door de Romeinen. Raetia en het huidige Wallis vormen een administratieve geheel, Narbonensis (Savoy en Genève) en Ticino vormen aparte gebiedsdelen en in het noorden bevindt zich de provincie Gallia Belgica.
De Romanisering van Zwitserland is een puur cultureel fenomeen, er is nooit sprake geweest van massale immigratie van Romeinen in de gebieden ten noorden van de Alpen, zij het dat sommige militaire veteranen en bestuurders zich er vestigen. Latijn als officiële taal wordt alom geaccepteerd en verdringt tot op zekere hoogte het Keltisch en Raetisch. In steden, dorpen en agrarische landgoederen (villas) wordt een Romeinse levensstijl aangenomen om met de bezetter in de pas te lopen. Net als elders in Europa door de Romeinen veroverde gebieden voorzien zij Zwitserland van een uitstekend netwerk van wegen, vooral voor militaire doeleinden. De eerste eeuw van onze jaartelling draagt het karakter van militair vertoon van Romeinse zijde, maar in de tweede eeuw brengen zij rust en bloeit de cultuur op. In de derde eeuw steken Alemannen vanuit het noorden geregeld de Rijn over om rooftochten uit te voeren. Gaandeweg dringen zij zuidwaarts, plunderen en brandschatten steden en villas, alleen Wallis ontkomt aan hun roofzucht. Wanneer de toestand verslechtert beginnen de Romeinen druk uit te oefenen op de lokale bevolking die zij welhaast dwingen tot een slavenbestaan en die soms meer te lijden heeft van de Romeinse heersers dan van de barbaren uit het noorden.
Een belangrijk onderdeel van de Romanisering van Zwitserland is de komst van het christelijk geloof met de daaraan verbonden machtsstructuur van de rooms-katholieke kerk. De kerstening van de Zwitsers begint tegen het eind van de tweede eeuw en driehonderd jaar later is het ‘heidendom’ vrijwel verdrongen. Niet alleen vanuit Italië vestigen zich missionarissen in het land, maar ook vanuit Ierland trekken monniken naar Zwitserland om de christelijke geloofsleer te verkondigen.
Na de Romeinen
Al voor de val van het Romeinse rijk steken Bourgondiërs4 de Rijn over en strijken neer in Gallia Belgica. Keizer Constantijn beschouwt hen als bondgenoten en gedoogt hun aanwezigheid. Later krijgen zij stevige grond onder de voeten in Savoye met Genève als hoofdstad. Wanneer aan het begin van de vijfde eeuw grote aantallen militairen Zwitserland verlaten om Rome te verdedigen tegen de oprukkende Goten, drukken vanuit het noorden de Alemannen door en voeren zelfs plunderingen uit in Italië. Tegen het eind van de eeuw beginnen Alemannen uit het Zuid-Duitse hertogdom Zwaben zich en masse te vestigen in Oost-Zwitserland en tweehonderd jaar later vormt het door hen bezette deel van Zwitserland een wig tussen Raetia en het westelijk gelegen Bourgondische deel van het land. Deze bewegingen verklaren het ontstaan van de verschillende taalgebieden in Zwitserland: Frans in het westen, Duits in middengebied en een deel van het oosten, Italiaans in het zuiden, terwijl in het zuidoosten het Raetisch zich handhaaft.
Het is de Frankische koning Clovis die niet alleen aan de Romeinse overheersing in de gebieden ten noorden van Alpen een einde maakt, maar ook de Alemannen zuidwaarts drijft en de Bourgondiërs aan zich onderwerpt. Deze dominante positie van de Franken zet zich voort gedurende de regeringsperiode van de Merovingische dynastie die duurt tot 656 als koning Sigebert II overlijdt en zijn opvolgers niet in staat blijken het Frankische rijk bijeen te houden. De feitelijke macht wordt overgenomen door de major domus oftewel hofmeier, Pepijn van Herstal. Diens buitenechtelijke zoon, Karel Martel en zijn opvolgers Pepijn III en Carloman weten de Zwitserse gebieden onder hun controle te brengen en maken de weg vrij voor de Karolingische koningen waarvan Karel de Grote de bekendste is. Hij zou oostelijk Zwitserland (Alamanië) en het westelijke (Bourgondische) Zwitserland hebben geïntegreerd en door bezit te nemen van de Alpenpassen breidt hij zijn rijk uit tot Italië.
In 804 heerst hij over Frankrijk, een deel van Catalonië, Navarra, Aragón, Vlaanderen, Holland, Friesland, Duitsland, Zwitserland, het noordelijk deel van Italië, Oostenrijk, Hongarije, Bohemen en een deel van de Balkan. Na zijn dood in 814 blijft het rijk redelijk intact, maar dat verandert als zijn zoon Lodewijk I (De Vrome) overlijdt en in 843 met het Verdrag van Verdun Karels erfenis wordt verdeeld over drie van zijn kinderen. Het West-Frankische rijk dat aan de jongste zoon Karel de Kale toevalt, het Middenrijk, bestemd voor Lotharius en het Oost-Frankische rijk waarover Lodewijk de Duitser de scepter zwaait.
Daarmee is de basis gelegd voor het ontstaan van de huidige Franse en Duitse staten. Het Middenrijk, dat zich vanaf de Nederlanden in het noorden via een smalle strook tussen het West- en Oost-Frankische rijk uitstrekt tot in Italië, wordt daarna nog enkele keren verder verdeeld. Eerst ontstaan van noord naar zuid het Lotharingse rijk, waartoe grote delen van Zwitserland behoren, Bourgondië en Italië, waarna Lotharingen grotendeels gevoegd wordt bij het Oost-Frankische rijk en Bourgondië onderdeel wordt van het West-Frankische rijk. Daarmee is van het Middenrijk alleen Italië nog over.
In de tiende eeuw vallen Slavische en Hongaarse stammen het Duitse en Zwitserse Zwaben binnen en weten zelfs door te dringen tot Bazel. Tal van kloosters worden geplunderd, maar uiteindelijk maakt Otto I de Grote er een eind aan door hen bij Augsburg te verslaan. Otto I, hertog van Saksen en koning van Duitsland, is een ambitieus man die zich voorneemt om het rijk van Karel de Grote in ere te herstellen. Hij plaatst de Bourgondische koning Konrad I onder zijn protectie en huwt tijdens een veldtocht richting Italië diens zuster Adelheid. Daarmee weet hij zich heer en meester over de westelijke Alpenpassen. Na Italië te hebben veroverd wordt hij – geheel in de stijl van Karel de Grote – door paus Johannes XII te Rome in 962 gekroond tot keizer van het Heilige Roomse Rijk. Zijn opvolgers weten hun machtspositie te consolideren en als in 1027 keizer Koenraad II de erfrechten over Bourgondië weet te bemachtigen, maakt ook het westelijk deel van Zwitserland deel uit van het Heilige Roomse Rijk. Dat blijft tot 1648 als de onafhankelijkheid van het land formeel wordt erkend in het Vredesverdrag van Westfalen.
Gedurende de twee eeuwen na de dood van Koenraad II in 1039 verliezen de roomse heersers geleidelijk hun greep op het bergachtige gebied van Centraal-Europa. De macht van lokale edelen en landheren groeit en als in 1250 keizer Frederik II overlijdt, komt er een eind aan het krachtige centrale gezag. De strijd om de troon begint, waarna van 1256 tot 1273 tijdens het het Grote Interregnum bij het ontbreken van een regerend vorst de chaos toeneemt. Gewapende bendes, vaak onder aanvoering van lokale edelen, plunderen steden en dorpen en beroven handelaren. Landheren proberen middels geweld hun bezittingen te vergroten. Deze periode staat bekend als die kaiserlose, schreckliche Zeit. Het is niet zo verwonderlijk dat boerengemeenschappen, die al bestaan sinds de Middeleeuwen, dan steun zoeken bij elkaar en er zich heel langzaam allianties vormen van deze gemeenschappen waarmee een hogere vorm van politiek bewustzijn ontwaakt.
Andere afleveringen in deze serie:
Noten:
- De La Tène-periode of La Tène-cultuur is een periode in de Europese ijzertijd, genoemd naar de archeologische vindplaats van La Tène, aan de noordkant van het Meer van Neuchâtel in Zwitserland.
Wikipedia: https://www.wikiwand.com/nl/La_T%C3%A8ne-periode - Caesar, J., The Conquest of Gaul, Penguin Classics, London 1982, p. 29.
- Op. cit., p. 42.
- De Bourgondiërs waren een Oost-Germaans volk dat oorspronkelijk in Scandinavië woonachtig was. Tijdens de volksverhuizingen vestigden zij zich in het gebied dat tegenwoordig hun naam draagt, Bourgondië.
Wikipedia: https://nl.wikipedia.org/wiki/Bourgondi%C3%ABrs
Literatuur:
- Church, C. H. & Head, C., A Concise History of Switserland, Cambridge University Press 2019.
- Luck, J. M., History of Switserland, The Society for the promotion of Science and Scolarship, Palo Alto California 1985.
- Maier., B., The Celts, Edinburgh University Press 2003.