Op 28 september 1925 ontmoette de heer Birkenveld op een treinstation te Sigli, gelegen in Atjeh nabij Kota Radja, een zeer scherp mes dat zijn lichaam doorboorde. Enkele dagen later riepen de kranten dat er wederom een Atjehmoord was gepleegd. Hield het dan nooit op?
Iedereen in Indië wist wat een Atjehmoord was, dat wil zeggen iedereen die behoorde tot de Europese bevolkingsgroep. Atjehers waren moordzuchtige mensen, meende men, onbetrouwbaar. Dus je was in principe je leven niet veilig. En weinigen vroegen zich af: waarom, is dat zo, als dat al zo is. Dat laat volgende verslaggeving van ‘alweer een Atjehmoord’ zien het noemde.
Eind september berichtte de Sumatra Post de pijnlijke details die door een ooggetuige aan de krant waren verteld:
Onze zegsman was dien bewusten Zaterdagmorgen op het station en wachtte op den trein van Kota Radja, die gewoonlijk om 10 min. voor elve te Sigli arriveert. Dien morge was de trein echter te laat, onze zegsman ging bij het buffet iets eten. Juist was hij hiermee bezig, toen hij niet ver van zich, van de spoorbaan, hulpgeroep hoorde. Daar terzijde van de rail zag hij toen een Europeaan liggen en boven op dezen zat een Atjeher, die den onder hem liggende eenige steken in de borst-en buikstreek toediende. De Europeaan was de heer Birkenfeld, chef van de firma Nash.
Een andere Europeaan, de heer Kok, adjunct-magazijnmeester bij de Atjeh-tram, wilde den heer Birkenfeld te hulp komen. Toen de Atjeher den heer Kok zag, stond hij op en wilde genoemden heer te lijf. Deze week uit, kwam echter te struikelen en viel terzijde van de andere rail. De Atjeher ging op den heer Kok af en bracht ook hem eenige steken toe.
Het waren veel details – wat het buffet bood, bleef nog net buiten beschouwing – wat het verslag overtuigend maakte. Een Atjeher met een mes van zeker twaalf centimeter lang, dat moest wel mis gaan. De man uit Atjeh werd neergeslagen en ingerekend.
Olie
Van een moord kon geen sprake zijn. De ene Europeaan had lichte verwondingen, de andere gevaarlijke maar desalniettemin leefde hij. Toch werden beiden gemakshalve in de categorie Atjehmoord ondergebracht, wat alles te maken had met de plotseling aanvallende inwoner uit Atjeh.
Sinds er decennia geleden olie in Atjeh gevonden was, genoot dit gebied van Sumatra extra aandacht van de Nederlandse regering en het gouvernement in Indië. Olie, dat betekende rijkdom, maar niet zozeer voor de Atjehers zelf. De bevolking verzette zich hevig, een verzet dat al snel religieuze dimensies kreeg en daardoor eerder sterker dan zwakker werd. Sterven voor een vrij Atjeh was geen bezwaar, de deuren van het hiernamaals stonden verwelkomend open. Daar waren de manschappen van het KNIL niet altijd tegen opgewassen.
Niet elke Atjeher in de strijd voelde zich even religieus gemotiveerd; elke Europeaan minder telde gewoon ook mee in het gewenste uiteindelijke resultaat. Het moet de Europese lezers ietwat in hun eigenwaarde hebben aangetast, dat de bewuste Atjeher uit Sigli niet eens een sterk motief voor de aanslag leek te hebben gehad. Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië schreef:
“De dader, een man van circa dertig jaar, moest voor den Landraad te Koeta Radja verschijnen wegens een smokkelaffaire, en aangezien hij zichzelf onschuldig achtte en weinig trek had om naar Koeta Radja te gaan, viel hij den heer Birkenfeld aan.”
De heer Birkenfeld leek alweer herstellende te zijn, de heer Kok was het al. Op zich goed nieuws. Alleen werd het koloniaal prestige toch wat aangetast: liever terecht staan voor een moordaanslag dan voor een smokkelaffaire, was het leven van een Europeaan dan zo weinig waard?
Hartzwakte
In oktober wist de Sumatra Post de afloop van het geval. De heer Birkenfeld was aan plotseling optredende complicaties tijdens een hartzwakte overleden. Bijna met grimmige tevredenheid concludeerde de krant:
“Wederom is hiermede een slachtoffer gevallen van een Atjehmoord.”
Strikt genomen onjuist, want die hartzwakte leek niet het directe gevolg van de aanslag te zijn. Evenzogoed sprak de krant over “de woesteling” en “de moordenaar”, waardoor het fenomeen van de Atjehmoorden wederom bevestigd werd. Een naam van de aanslagpleger in kwestie behoefde daarom niet eens gegeven te worden, want de ene Atjeher en de andere Atjeher leken toch op elkaar in het koloniale oog.
Overgave
Dus zo ging de heer Birkenfeld de geschiedenis is, als het zoveelste slachtoffer van een Atjehmoord. Het hielp om het beeld van de Atjehers te versterken, als een bevolkingsgroep die niet van plan was zich ooit over te geven aan welke autoriteit dan ook. En dat was wèl goed gezien.
Vilan van de Loo werkt aan een biografie van Van Heutsz. Gratis ebook ontvangen? Informatie op: www.vanheutsz.nl
Meer artikelen uit deze rubriek
Overzicht van boeken over Nederlands-Indië