Bij uitgeverij Walburg Pers verscheen oktober 2013 het boek Willem II, graaf van Holland en Roomskoning van Erik Cordfunke. Tijdens een expeditie tegen opstandige West-Friezen werd Willem II in 1256 gedood. Zijn lichaam werd op een geheime plaats in West-Friesland begraven. Een voorpublicatie op Historiek:
Willem II, graaf van Holland en Roomskoning
In 1817 werd in een dichtgemetselde nis in de Koorkerk te Middelburg het skelet van een man aangetroffen dat al meteen werd toegeschreven aan dat van de Hollandse graaf Willem II, van 1247 tot 1256 koning van het Duitse rijk.
De tijdgenoot Melis Stoke beschrijft in zijn rijmkroniek uitvoerig hoe Willem II in januari 1256 tijdens een expeditie naar West-Friesland door een aantal West-Friezen werd vermoord en onder een haardplaat van een huis werd begraven. Zijn zoon, graaf Floris V, slaagde er in 1282 in het lichaam van zijn vader, op aanwijzing van een oude West-Fries, terug te vinden en het een eervolle begrafenis te geven in de abdijkerk van Middelburg, thans Koorkerk. In het in 1817 aangetroffen nisgraf bevond zich een ingemetselde zerk waarop een fraai gemodelleerde ridderfiguur was afgebeeld, met op het wapenschild de Hollandse leeuw. Het gegeven dat op het wapenschild niet de Duitse adelaar, maar de Hollandse leeuw was afgebeeld, heeft sindsdien een discussie losgemaakt die nog altijd niet is beslecht. Het deed tal van historici veronderstellen dat het hier niet om het skelet van graaf Willem II zou gaan, maar om dat van zijn broer, Floris de Voogd, die in 1258 eveneens in deze kerk werd begraven.
Begin negentiende eeuw had de toenmalige president van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen te Middelburg, mr. N.C. Lambrechtsen van Ritthem, zich tot taak gesteld de plaats waar bijna drie eeuwen de kist met het gebeente van Willem II was bewaard, op te sporen. Hij begon zijn speurtocht in 1803, maar eerst in 1817 zou hij zijn moeite beloond zien. Hij werd toen opmerkzaam gemaakt op een huisje dat tegen de zuidwand van de Koorkerk was aangebouwd en dat vroeger als knekelhuis had dienst gedaan. In dat huisje zag hij dat de achterwand ervan onderdeel was van de zuidwand van de kerk. Nadat er een kleine opening in was gemaakt, zag hij een ruimte gevuld met puin waarin hij bovendien een zerk aantrof die gedeeltelijk was gebroken.
De brokstukken lagen temidden van puin waartussen ook een deel van een schedel zichtbaar was. Uit de vorm van het plafond van de aangetroffen ruimte was het duidelijk dat het hier een nis betrof die oorspronkelijk onderdeel van de zuidwand van de kerk had uitgemaakt. In de kerk was deze nis niet zichtbaar geweest omdat die door een halvesteensmuur was afgesloten en men kerkbanken tegen deze muur had geplaatst. Na de ontdekking werd de nis op 12 mei 1817 onderzocht.
Nadat het puin was weggeruimd, zag men ‘een volkomen menschelijk geraamte onder de zerk liggen, regtuit gestrekt en met de voeten naar het Oosten gerigt; zijnde van den schedel, behalve het reeds daarvan gevonden deel, naderhand niets meer dan het onder-kakebeen en nog een ander stukje ontdekt.’
De rand van de in de zijwanden van de nis gemetselde zerk bleek door hamerslagen te zijn afgesplinterd. In de nis werden voorts ijzeren banden met daaraan houtsplinters gehecht, aangetroffen.
Boek: Willem II – Een zoektocht naar het koningsgraf in Middelburg