Geschiedenis is bij uitstek een vak waarover veel moppen de ronde doen. In een aantal artikelen komen de beste en slechtste grappen (het is maar wat uw smaak is) voorbij. Vandaag een aantal moppen over een de vroegmoderne tijd, het tijdvak van circa 1450 tot 1800.
Inleiding
De moppen hieronder komen uit diverse bronnen, met name uit boeken en van het internet. Ze doen de ronde in de betreffende tijd, maar kunnen ook later zijn bedacht. Waar mogelijk is er, cursief gedrukt, inleidende informatie toegevoegd over de herkomst van de mop.
Als auteur van dit stuk geef ik de bestaande moppen slechts weer, dus dat ze hier staan afgedrukt betekent geenszins dat mijn gevoel voor humor net zo hoogstaand of tragisch is als van de bedenkers van onderstaande grappen. En evenmin dat de auteur instemt met de inhoud.
Schilderijen en kinderen
Deze grap is bedacht door renaissancekunstenaar en uitvinder Leonardo da Vinci (1452-1519):
Een schilder krijgt de vraag waarom hij zulke prachtige schilderijen kan maken, terwijl zijn kinderen zo ontzettend lelijk zijn.
‘Mijn schilderijen maak ik overdag’, antwoordt hij, ‘maar mijn kinderen maak ik ’s nachts’.
Copernicus
Deze mop circuleert op internet en gaat over de wetenschapper Nicolaus Copernicus (1473-1543), die ontdekte dat de aarde om de zon draait in plaats van andersom:
In zijn jeugd is Niklaus Koppernigk – zoals hij van geboorte heet – vaak een beetje eigenwijs. Zijn moeder trekt het op een gegeven moment niet langer en zegt tegen hem: ‘Je komt er nog wel eens achter dat de wereld niet alleen om jou draait, maar ook om anderen’.
Luther en de scheet
In de geschriften van de protestantse reformator Maarten Luther (1483-1546) komen veel passages voor waarin hij refereert aan scheten laten. Een aantal grappige quotes van Luther (waarbij overigens aangetekend moet worden dat Luther zelf de nodige constipatieproblemen had en om die reden vaak boven het riool hing):
- ‘Als ik in Wittenberg een scheet laat, ruiken ze die in Rome.’ (uitspraak uit 1540 tegen zijn neefje Hans Polner)
- ‘Een bedeesde aars laat zelden een vrolijke scheet.’
- ‘Bijna elke nacht word ik wakker en is de duivel er om met mij te discussiëren. Ik ben tot deze conclusie gekomen: als het argument dat de christen boven en buiten de wet staat niet helpt, laat ik onmiddellijk een scheet om hem weg te jagen.’ (Luther, Tafelgesprekken, 1529-1546, nr. 469)
- ‘Ik was angstig en dacht dat ik droomde, het was zo’n donderslag, zo’n enorme verschrikkelijke scheet die uit de kont van de paus gleed! Ongetwijfeld heeft hij met grote kracht moeten persen om deze donderende scheet eruit te laten knallen, en het is een wonder dat deze ruft zijn kont en buik niet uit elkaar hebben gereten.’ (Luther, ‘Tegen het rooms pausdom, een instelling van de duivel’, 1545)
Pratical joke van Erasmus
Erasmus discussieerde in Engeland eens met de filosoof Thomas More over de transsubstantiatie. Dat is de katholieke kerkelijke leer over het sacrament van de mis dat na de consecratie zou vernderen in het echte lichaam en het bloed van Christus.
More verdedigde de transubstantiatie met het argument ‘Crede quod habes, et revera habes corpus Christi’: Geloof dat u Christus’ lichaam heeft, dan heeft u zijn lichaam inderdaad. Hierop deed Erasmus er het zwijgen toe. Toen Erasmus uit Engeland vertrok, leende More hem een paard om ermee naar de kust te rijden. Erasmus nam het paard mee het Kanaal over. Later schreef More Erasmus boos aan over deze actie en eiste zijn paard terug. Erasmus reageerde met de woorden: ‘Quod mihi dixisti nuper de corpore Christi. Crede quod habes, et habes: Hoc tibi rescribo tantum de tuo caballo. Crede quod habes, et habes!’. Vertaald: ‘Wat je mij kort geleden zei over Christus’ lichaam: Geloof dat u het lichaam van Christus heeft, dan heeft u het ook inderdaad. In die lijn schrijf ik je nu slechts terug met betrekking tot je paard: Geloof dat je het paar hebt, dan heb je het ook echt!’.
[Bron van deze anekdote: Jan van Herwaarden, Erasmania (Rotterdam 2019), p.16]
Ik ben Napoleon
Deze mop circuleert op internet:
In de wachtruimte van een psychiatrische instelling zit een aantal patiënten. Twee raken er in gesprek.
‘Wie ben je en waarom ben je hier?’, vraagt de een.
‘Ik ben Napoleon. Toen zei de psychiater dat ik hierheen moest gaan’, zegt de ander.
‘Maar hoe weet je dat je Napoleon bent?’
‘Nou,’ reageert de ander, ‘Dat heeft God me verteld.’
Achter in de wachtruimte schreeuwt een derde patiënt: ‘DAT HEB IK NOOIT TEGEN HEM GEZEGD!!’
Gratis hulp
In de zeventiende eeuw bestond er een levendige juridische moppencultuur onder advocaten, beulen en procureurs. Onderstaande Nederlandse mop dateert uit ongeveer 1650:
Een beul raakt betrokken in een juridisch proces en vraagt bijstand aan een advocaat genaamd Willem Dimmer.
‘We behoren beide tot de oudste rechtsdienaren’, aldus de beul, ‘dus je moet me helpen!’
Advocaat Dimmer helpt vervolgens de beul, die de rechtszaak wint, maar hij weigert een honorarium van de beul.
De beul dringt aan om de advocaat te betalen voor zijn hulp, maar die zegt: ‘Ik weiger honorariums van mijn confraters aan te nemen.’
Uiteindelijk legt de beul zich erbij neer, maar niet zonder deze hoop te hebben uitgesproken: ‘Misschien kan ik jou in de toekomst nog eens gratis helpen…’
Anagram op Maarten Tromp
De zeventiende-eeuwse grappenmaker Aernout van Overbeke (1632-1674) bedacht het volgende fraaie anagram (letterverwisseling of letterkeer) op luitenant-admiraal Maarten Harpertszoon Tromp (1598-1653). Wel ontbreekt in ‘promptus’ de ‘p’, dus het anagram is niet helemaal perfect:
Maertinus Trompius
Tu prom(p)tus in mari esMaarten Tromp
Jij bent vaardig op zee
Eén sneetje maar
Ook deze grap komt van Van Overbeke, uit diens moppenverzamelingsboek ‘Anecdota sive historiae jocosae’ (ca. 1670). Dit boek bevat liefst 2440 moppen die Van Overbeke had verzameld. De moppen gaan veelal over pies, poep en seks:
Een bedelaar staat voor de deur van een rijke, vrijgezelle dame te jammeren en te klagen dat hij zo’n vreselijke honger heeft. Eén stukje brood, dat is alles wat hij wil hebben. De dienstmeid gaat naar haar patrones om te kijken of er iets te regelen valt. ‘Wat?’, reageert de rijke dame, ‘geef die arme drommel toch een heel brood!’
De vriend van de rijke vrouw, die haar jarenlang het hof gemaakt heeft, is toevallig bij haar op bezoek en verzucht: ‘Die bedelaar is een enorme geluksvogel! De eerste keer dat hij hier komt krijgt hij meteen een heel brood, terwijl ik jarenlang alleen maar gevraagd heb om een sneetje, en tot nu toe nog helemaal niets gekregen heb.’
De tierende priester
Nog een mop uit de Anecdota van Van Overbeke:
Een vrouw zit in een parochiekerk en hoort de priester, die een luide stem heeft, geweldig tieren en tekeergaan vanaf de kansel. De vrouw begint verschrikkelijk hard te huilen. Na de dienst vraagt de priester, die denkt dat hij de sterren van de hemel heeft gepreekt, de vrouw waarom ze zo hard liep te huilen.
‘Och eerwaarde vader’, antwoordt ze, ‘ik had vroeger een ezel die nu dood is. Die had precies zo’n stemgeluid als u en toen ik u zo hoorde balken, moest ik ineens aan mijn ezel denken.’
De Spaanse koning
Eveneens uit de Anecdota van Van Overbeke, een grapje uit de oorlog met Spanje (1568-1648):
Enkele Spanjaarden zitten aan tafel met Hollanders. De Spanjaarden willen met een Hollandse kapitein drinken op de gezondheid van de Spaanse koning. Daar stemt de kapitein in toe. Na het eerste drankje wil de Hollandse kapitein er nu eentje proosten op het welvaren van de Staten der Verenigde Nederlanden. De Spanjaarden weigeren dat echter. Daarop steekt de kapitein zijn vinger in zijn keel en spuwt alles uit wat hij net gedronken heeft. ‘Daar ligt de gezondheid van de koning van Spanje’, voegt hij eraan toe.
Een buigende secretaris
Een grap van de stadhouder en latere Engelse koning Willem III (1650–1702)
Constantijn Huygens jr. (1628–1697) werd in 1689 de secretaris van de toen aantredende koning Willem III van Engeland/Ierland. Hij werd het ‘slachtoffer’ van een rake opmerking van zijn baas, koning Willem III. Als Huygens een keer zijn hoofd stootte tegen een lage deurpost, grapt Willem III: ‘Zo diep hoef je nu ook weer niet voor me te buigen hoor.’
- Overzicht van historische moppen
- Boek: De hele geschiedenis aan de hand van moppen en misvattingen
Bronnen ▼
-Barbara C. Bowen, One Hundred Renaissance Jokes. An Anthology (Summa Publications, 1988).
-Rudolf Dekker, Humor in de geschiedenis en kunst (Hilversum: Verloren, 1996) 30-31.
-Rudolf Dekker en Herman Roodenburg (m.m.v. Harm Jan van Rees), Anecdota sive historiae jocosae: een zeventiende-eeuwse verzameling moppen en anekdotes (Aernout van Overbeke) (Amsterdam: Meertens Instituut, 1991) 111, 151.
-Charles Nicholl, Leonardo da Vinci: the Flights of the Mind (Londen: Allen Lane, 2005).
-Aernout van Overbeke, De rymwerken van wylen den heer en meester Aernout van Overbeke (Amsterdam: Jan van Heekeren, 1719 [1678]).
-Preserved Smith (ed.), The Life and Letters of Martin Luther (z.p., z.n.: 1968 [eerste druk 1911]) 355.
-Rudolf Dekker, Lachen in de Gouden Eeuw. Een geschiedenis van de NEderlandse humor (Amsterdam: Wereldbibliotheek, 1997) 24.
Internet
– http://douglasbeaumont.com/2011/10/19/from-farts-to-faith-interesting-surprizing-and-amazing-quotes-from-martin-luther/
– http://www.fransmensonides.nl/humor_zij3.htm