Haast honderdvijftig jaar geleden stond er in het Friese Beetsterzwaag een museum. De collectie, die je toen voor één gulden kon bezoeken, is tegenwoordig te bewonderen in het stadsmuseum van het Franse Cannes. Deze deftige badplaats, wereldbekend vanwege het jaarlijkse filmfestival, dankt dit museum aan een Friese jonkheer die onze geschiedenisboeken vergeten zijn. En, ook al draagt een straat in Cannes zijn naam, ook daar weten de mensen niet wie “le baron” Tinco Martinus Lycklama à Nijeholt nu eigenlijk was. Een internationaal project gaat daar wat aan doen.
De familienaam Lycklama à Nijeholt is natuurlijk in Nederland niet onbekend. Het is een eeuwenoud Fries geslacht dat heel wat bestuurders voortbracht en waarvan de welstand nauw te maken had met grondbezit en verveningen. In één van de takken van die familie was er echter een zoon die zich niet erg voor politiek of zaken doen interesseerde. Tinco Lycklama à Nijeholt, geboren in 1837 te Beetsterzwaag, was dankzij erfenissen in de Lycklama en Eysinga families een rijke jongeman. Hij hield van Friesland, maar hij droomde van het Midden-Oosten. En hij bracht de helft van zijn leven door tussen de Europese aristocratie die tijdens de “Belle Epoque” aan de Franse Azuurkust overwinterde. Het is ook in Cannes dat Tinco in 1900 overleed.
Ten tijde van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, al in het midden van de zeventiende eeuw, was de republiek goed aanwezig in het Midden-Oosten. De VOC had vestigingen in onder meer Isfahan, Shiraz en Basra. Maar de belangen van de Nederlanders concentreerden zich vooral in Oost-Azië en dus verdween met de tijd de aandacht voor de Perzische Golf.
“Grand Tour” door het Midden-Oosten
Tinco Lycklama was de eerste Nederlander die opnieuw interesse kreeg voor het Midden-Oosten. Zij het dan niét om commerciële redenen, maar wél omwille van zijn persoonlijke fascinatie voor de geschiedenis, archeologie, talen en gebruiken in Mesopotamië en de Levant. Geïnspireerd door de verhalen van Franse reizigers – waaronder bijvoorbeeld Jean-Baptiste Tavernier – vatte hij daarom het plan op om het hele gebied te doorkruisen – zeg maar van Iran tot de Middellandse Zee. Tinco vertrok op 27-jarige leeftijd en de reis ging 3,5 jaar duren – van 1865 tot 1868. Vervolgens ging hij over tot publicatie van zijn bevindingen in een opus dat ruim 2200 pagina’s omvat in vier boekdelen (deze boeken zijn gratis online te bekijken op de website van de Bibliothèque Nationale de France).
De Friese jonkheer schreef zijn verhalen in het Frans – en zijn werk werd nooit vertaald. Wellicht is dat een belangrijke reden voor de betrekkelijke onbekendheid van Tinco’s bijdrage tot de oriëntalistiek. Maar er was natuurlijk ook dat museum. In het Eysingahuis te Beetsterzwaag, dat Tinco via zijn moeder geërfd had, begon hij na zijn terugkeer met een volledige verbouwing om er zijn collectie onder te brengen. Hij had niet minder dan 700 objecten van zijn reis meegebracht – van sieraden en kleding tot gebruiksvoorwerpen, muziekinstrumenten en schilderijen – en zelfs archeologische vondsten die hij persoonlijk uit de woestijngrond haalde. Van die collectie maakte Tinco’s Franse privé-secretaris Ernest Massenot in 1871 een eerste inventaris. Het museum sloot echter vrij spoedig zijn deuren… en verhuisde naar Cannes.
Tinco in Cannes
Omwille van zijn gezondheid (hij had nogal wat last van chronische dysenterie) trok Tinco in 1869 enige tijd naar de Azuurkust. Cannes was in de jaren 1830 uit het niets opgeklommen tot een badplaats waar Europese aristocraten overwinterden. Sinds 1863 was er ook een treinstation, wat de bereikbaarheid van het plaatsje sterk vergemakkelijkte en een forse stadsontwikkeling teweeg bracht. Het beviel Tinco bijzonder goed in Cannes en hij besloot zich er permanent te vestigen – althans tijdens de zachte wintermaanden, wég van de Friese kou en sneeuw.
Hij nam dus zijn collectie mee. Die telde intussen honderden nieuwe voorwerpen, die in pakhuizen in het Midden-Oosten waren blijven steken. Uit de nalatenschap van de Franse ethnoloog Edmond Ginoux de la Coche kocht hij in 1874 ook een hele collectie voorwerpen uit Latijns-Amerika. De Villa Lycklama te Cannes puilde uit met exotische objecten!
Tinco hield riante feesten in Cannes en was een graag geziene gast in de “high society”. Hij ontmoette er diverse persoonlijkheden en kreeg hoog bezoek, bijvoorbeeld van koningin Sophie (gemalin van Willem III), van de Braziliaanse keizer Pedro II, leden van de Perzische koninklijke Kadjar-dynastie en ga zo maar door. Vermoedelijk wilde hij zijn naam permanent met de stad Cannes verbinden en daar slaagde hij ook in. In 1877 schonk hij zijn collectie aan het stadsbestuur, die het vervolgens als het “Musée Lycklama” installeerde in het kersverse stadhuis. Na Tinco’s overlijden in 1900 hield zijn weduwe, Juliana Agatha thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, nog enkele jaren toezicht op dat museum. Na haar overlijden in 1914 raakten de stukken evenwel in de vergetelheid en bleven ze jaren opgeborgen in kratten. Later verhuisde dit alles naar de oude stadsburcht die vanaf een heuvelrug over de stad uitkijkt. Het Musée de la Castre is vandaag nog steeds de bewaarder van Tinco’s collecties.
Nieuwe aandacht
In 2013 haalde het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden tijdelijk enkele stukken over, ter gelegenheid van een nieuwe afdeling gewijd aan het Nabije Oosten. En in 2009 stelde het Rijksmuseum in Amsterdam een boek samen over de relaties tussen Iran en Nederland, waarin aandacht voor Tinco Lycklama. Ook in Beetsterzwaag hield men Tinco in gedachte. Maar tot op heden werd het leven en werk van Tinco Lycklama nooit ten volle uitgespit.
Nog steeds biedt de figuur van Tinco Lycklama – beschouwd als één van de eerste oriëntalisten van Nederland – een hele reeks merkwaardigheden en dimensies die verrassende inzichten kunnen opleveren. Zijn reisverhalen, collectie, sociale betrekkingen, godsdienstige conversie, talrijke donaties, societyleven, bezittingen, familie…: tal van onderwerpen die van hem een behoorlijk fascinerend persoon maken en die op zich kunnen leiden tot onderzoek naar andere thema’s.
Het onderzoek rond Tinco werd opgestart door vrijwilligers en bouwt een informeel internationaal netwerk uit van mensen die van ver of van dichtbij met de raakpunten van Tinco’s leven en werk betrokken zijn. Op de korte termijn krijgt dit gestalte in de website tincolycklama.org en een Tinco-Facebookpagina. Op de wat langere termijn kan dit leiden tot medewerking aan publicaties en tentoonstellingen. Vrijwilligers zijn van harte welkom en kunnen per e-mail contact opnemen.