De Synode van Dordrecht, ook wel Dordtse Synode, was een landelijke kerkvergadering die een einde moest maken aan het conflict tussen remonstranten en contra-remonstranten. Duurde van 13 november 1618 tot 29 mei 1619.
Als in 1609 het Twaalfjarig Bestand ingaat leggen de opstandelingen in de Republiek en de Spanjaarden de wapenen neer. De wapenstilstand zal twaalf jaar duren. In de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden woedt echter wel een geloofsstrijd. Deze strijd was al langer gaande maar het conflict met de Spanjaarden had de verschillen tussen de partijen wat naar de achtergrond gedrukt.
Het Twaalfjarig Bestand maakte in feite een einde aan de eenheid binnen de Republiek. Het theologische conflict draaide voor een groot deel om het leerstuk van de ‘predestinatie’ (uitverkiezing). Het ging hierbij kortweg om de vraag of God bij de geboorte van een mens al bepaalde of diegene naar de hemel of hel zou gaan.
Enerzijds waren er de remonstranten (ook wel rekkelijken of arminianen). Zij deelden de mening van de in 1609 overleden hoogleraar Jacobus Arminius die zei dat God niet al bij de geboorte bepaalde of een schepsel naar de hemel of hel zou gaan. Aan de andere kant stonden de contra-remonstanten, volgelingen van een andere godgeleerde: Franciscus Gomarus. Zij werden ook wel de preciezen of gomaristen genoemd en waren er van overtuigd dat bij aanvang van het leven het Laatste Oordeel al vast stond. Deze gedachtegang liet geen ruimte voor de vrije wil. Geloof werd gezien als een gevolg van goddelijke genade en niet als een menselijke verdienste.
In een poging een einde te maken aan het geruzie vaardigden de Staten van Holland in 1614 een edict uit. Bepaald werd dat predikanten zich voortaan niet meer mochten uitlaten over het leerstuk van de voorbeschikking. Tot echte rust leidde dit niet. De contra-remonstranten klaagden dat de godsdienst onderdrukt werd en drongen kerken binnen waar remonstranten binnenkwamen.
De contra-remonstranten drongen aan op een synode (nationale kerkvergadering), maar de Staten van Holland weigerden dit. De Staten besloten enkele predikanten af te zetten en verklaarden dat godsdienst een gewestelijke aangelegenheid was. Stadhouder Maurits van Oranje, opperbevelhebber van de strijdkrachten, besloot hierop de kant van de contra-remonstranten te kiezen. Hij bezocht op een zondag in Den Haag de enige kerk waar contra-remonstranten samenkwamen.
Staatsgreep
Raadpensionaris Johan van Oldenbarnevelt vermoedde dat de stadhouder aanstuurde op een staatsgreep en liet in 1617 door de Staten van Holland de zogenaamde Scherpe Resolutie aannemen. Hierin werd bepaald dat troepen die door Holland werden betaald ook alleen aan de regering van Holland mochten gehoorzamen. Ook werd bepaald dat de steden in Holland ieder hun eigen religieuze en politieke zaken mochten regelen. Zo mochten ze bijvoorbeeld zelf soldaten, zogenaamde waardgelders, aannemen om de orde te handhaven. In sommige steden waar de remonstranten in de meerderheid waren werden inderdaad waardgelders aangenomen. Lang niet alle steden waren achter blij met de Scherpe Resolutie. Enkhuizen, Edam, Purmerend, Amsterdam en Dordrecht waren bijvoorbeeld tegen.
Stadhouder Maurits was van mening dat zijn rol als opperbevelhebber van het leger door de Scherpe Resolutie ernstig was aangetast. Afgevaardigden van Friesland, Groningen, Gelderland en Zeeland hadden al besloten een nationale synode te houden in Dordrecht. Stadhouder Maurits ging hierna op reis en wist ook Overijssel en Utrecht aan zijn kant te krijgen, waardoor Holland alleen kwam te staan. Holland hield echter voet bij stuk en wilde geen synode. De Staten-Generaal verleenden de stadhouder hierop een dictatoriale volmacht.
Maurits gebruikte deze volmacht. Hij liet belangrijke leden van de oppositie arresteren. Onder hen Johan van Oldenbarnevelt, Hugo de Groot en Rombout Hogerbeets. Van Oldenbarnevelt werd op 12 mei 1619 wegens landverraad en hoogverraad ter dood veroordeeld. Op 13 mei 1619 werd hij op het Binnenhof in Den Haag onthoofd.
Synode van Dordrecht
De eerste zitting van de Synode van Dordrecht vond plaats op 13 november 1618. Voorzitter was dominee Johannes Bogerman uit Leeuwarden. Duidelijk was dat de synode tot doel had af te rekenen met het gedachtegoed van de remonstranten en de eenheid in de Kerk te herstellen. Behalve 37 predikanten en 19 ouderlingen, woonden ook 5 hoogleraren en 18 commissarissen de vergadering bij. Daarnaast waren er uitnodigingen verstuurd naar calvinistische kerken in het buitenland. Vijfentwintig godgeleerden uit Engeland, Duitsland en Zwitserland woonden de synode bij.
Aanvankelijk waren er ook vertegenwoordigers van de remonstranten in Dordrecht aanwezig, maar velen van hen wilden niet in het figuurlijke beklaagdenbankje plaatsnemen. Bijna de gehele kerkvergadering bestond echter uit contra-remonstranten waardoor de ondervraging van de remonstranten steeds meer weg kreeg van een ondervraging voor een rechtbank. Uiteindelijk werden de remonstranten uitgesloten van de vergadering.
Niet verwonderlijk was dat de contra-remonstranten door de Synode van Dordrecht in het gelijk werden gesteld. Standpunten tegen de remonstranten werden vastgelegd in vijf punten, ook wel de Dordtse Leerregels. Ongeveer tweehonderd remonstrantse predikanten werden uit hun ambt gezet. De predikanten liepen het risico vervolgd te worden, tenzij ze de zogenaamde ‘Acte van Stilstand’ (preekverbod) ondertekenden. Zeker tachtig predikanten weigerden, gingen in ballingschap en vormden hun eigen kerk: de Remonstrantse Broederschap.
Statenvertaling
Tijdens de Synode van Dordrecht werd ook besloten de gehele bijbel uit het Hebreeuws en Grieks in het Nederlands te vertalen. Deze Nederlandse vertaling, die in 1637 klaar was, leverde een belangrijke bijdrage aan de eenheid en het karakter van de Nederlandse taal. De bijbel kreeg de naam Statenvertaling, omdat de Staten-Generaal de vertaling bekostigde en autoriseerde.