Duitsland en Japan sloten op 25 november 1935 het zogenaamde Anti-Kominternpact. Het pact was voornamelijk gericht tegen de Komintern (Communistische Internationale) en in het bijzonder tegen de Sovjet-Unie.
In 1937 trad ook Italië tot het pact toe en in 1939 volgden Hongarije, Mantsjoekwo en Spanje. De landen spraken onder meer met elkaar af dat er geen politieke verdragen zouden worden gesloten met de Sovjet-Unie. Bij een eventuele aanval van de Sovjets op een van de leden zouden deze gezamenlijk bepalen welke maatregelen er dan getroffen werden.
Het Anti-Kominternpact raakt in 1939 op de achtergrond na verdragen tussen Duitsland en Sovjet-Unie waarin afspraken werden gemaakt over de verdeling van invloedssferen en nonagressie. Na de Duitse
inval in de Sovjet-Unie in 1941 herleefde het pact weer.
Datzelfde jaar werd het pact voor een periode van vijf jaar verlengd en traden er nieuwe, voor het grootste deel afhankelijke of bezette, landen toe: Bulgarije, Roemenië, Slowakije, Kroatië, Denemarken, Finland en de Chinese tegenregering van Wang-Tsjing-wei.
- Tekst van het Anti-Cominternpact (engels)