Pax Christi is een christelijke vredesbeweging die in 1948 door katholieken werd opgericht en nog steeds operationeel is. De organisatie trok met name in de jaren 1977-1987 nationale aandacht, vanwege campagnes die zij – al dan niet in samenwerking met het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV) – opzette tegen kernwapens en kernbewapening. Historicus Maarten van den Bos beschrijft in Mensen van goede wil (Wereldbibliotheek, 2015) de geschiedenis van Pax Christi, die een vooraanstaande positie in katholieke Nederland verwierf, maar ook de nodigde downs kende.
Interne debatten
Het boek van Van den Bos sluit aan bij een benadering die met name in de Duitse historiografie gangbaar is, namelijk het analyseren van organisaties van binnenuit in plaats van voornamelijk kijken naar vorming en functioneren van de achterban. Daarbij brengt Van den Bos vooral de interne debatten in kaart, die veel prijsgeven over de relatie met de bredere maatschappij. De auteur vervolgt:
In dit boek probeer ik de debatten en discussies binnen Pax Christi Nederland over positionering en identiteit van de organisatie te volgen om zo mer zicht te krijgen op het bredere debat dat in naoorlogs Nederland gevoerd werd over de verhouding tussen religie, politiek en samenleving. Daarom biedt het een chronologisch, maar geen uitputtend overzicht van de geschiedenis van Pax Christi Nederland (…) De voorliggende hoofdstukken zijn vooral gebaseerd op onderzoek in het archief van Pax Christi zelf. Bovendien is een aantal betrokkenen door mij of soms door anderen geïnterviewd. Gedachten en analyses die uit deze interviews naar voren komen zijn steeds getoetst aan het beschikbare archiefmateriaal. (15,16)
Het boek over Pax Christi is geschreven in opdracht van de organisatie PAX (voorheen IKV Pax Christi geheten), maar Maarten van den Bos beklemtoont in de inleiding dat hij volledig onafhankelijk onderzoek heeft kunnen doen in het archief van de organisatie.
Ontstaan Pax Christi
Pax Christi is een internationale vredesbeweging die in april 1945 in Frankrijk is ontstaan, rond de periodiek La Croix. Binnen no time had dit pacifistische blad 75.000 abonnees en volgden – onder de wapenspreuk van Pius XII ‘Pax Christi in regno Christo’ (de vrede van Christus in het rijk van Christus) – de eerste Pax Christi-congressen in 1946 (te Lourdes in Spanje), 1948 (te Kevelaer in Duitsland) en in 1951 opnieuw in Lourdes.
De Nederlandse tak van Pax Christi werd op 5 mei 1948 opgericht in Utrecht, en kwam in de beginfase moeizaam van de grond. Vanuit de clerus bestond weinig interesse en animo voor de nieuwe vredesorganisatie, wat mede kwam doordat de katholieke vredesbeweging van vóór de Tweede Wereldoorlog weinig voorstelde en er op dit gebied geen traditie bestond.
Het eerste praktische initiatief van Pax Christi in Nederland was het organiseren van een adventstocht in Nijmegen, eind 1950, op initiatief van de medewerkers Jeanne Steenhof en Herman Wesselink. In het decennium erna ontwikkelde Pax Christi zich tot een organisatie met een landelijke structuur van lokale groepen die zich ‘vrienden van Pax Christi ‘ noemden, maar dit proces verliep traag. Pax Christi had nog geen duidelijke leiding en was nauwelijks ingebed in de landelijke kerkstructuur van de Rooms-Katholieke Kerk.
Europees ideaal van Schuman
Pax Christi functioneerde in de beginjaren vooral als een geestelijke beweging waarin gebed en bezinning centraal stonden en die, vanaf 1952, zogenoemde ‘routes’ ging organiseren: wandelingen waarbij ontmoeting en gesprek centraal stonden tussen deelnemers uit verscheidene Europese landen. Hierbij spiegelde Pax Christi zich aan hert ideaal dat Robert Schuman in op 9 mei 1950 in zijn ‘Schumanverklaring’ verwoordde, die de basis vormde voor de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS, voorloper van de Europese Unie):
“Van de zes deelnemers aan de EGKS werden vijf bestuurd door christendemocratische leiders. De taak van Pax Christi in deze, aldus [secretaris Bernhard] Lalande, was het verder bestendigen van de onderlinge verzoening van onderop. Op die manier had het vredeswerk toch concrete en wereldlijke betekenis.” (37)
Overige aandachtspunten boek
Aandacht in het boek is er uiteraard voor het prangende atoomvraagstuk uit de periode van de Koude Oorlog, ethische vraagstukken rond oorlog en vrede, pauselijke encyclieken als ‘Pacem in terris’ (vrede op aarde) – dat kort na de Cubacrisis in 1962 naar voren werd gebracht -, de rol van Pax Christi tijdens en na het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965).
Interessant is ook de toenadering tot protestanten, die in de jaren 1960 voorzichtig begon maar pas in de tweede helft van de jaren 1970 meer concreet werd. Belangrijk was de bekendmaking in juni 1977 dat de Verenigde Staten de ‘neutronenbom’ zouden toevoegen aan hun nucleaire wapenarsenaal. Op instigatie van met name de Communistische Partij Nederland (CPN) ontstond hiertegen een protestbeweging, waarbij ook het protestantse IKV (Interkerkelijk Vredesberaad) en – na interne discussies – uiteindelijk ook Pax Christi zich aansloot.
Deze ontwikkeling luidde een periode in waarin Pax Christi regelmatig in het nieuws kwam, met name rond de antikernwapendemonstraties in Nederland begin jaren 1980.