Als religie mensenwerk is, en zelfs de diepst gelovigen erkennen dat dit voor minimaal de helft zo is, zijn ook de grenzen tussen religies mensenwerk. En ook de ontkenning van die grenzen. Dat is een van de redenen waarom het moderne Midden-Oosten zo boeiend is: de grens tussen de diverse joodse, christelijke, islamitische en druzische stromingen is vloeiend. Onze Sint-Joris, de drakendoder, wordt niet alleen vereerd door christenen, maar ook door moslims, die hem aanduiden als Khidr, de “groene man”. Ik herinner me dat een van zijn graven me werd aangewezen in de citadel van Aleppo, waarover straks meer.
De joden associëren Joris/Khidr met de profeet Elia. De druzen kennen hem op dezelfde wijze als beschreven in de Koran: iemand die slechte dingen lijkt te doen die in feite goed zijn, al herkent niet iedereen Gods voorzienigheid. Dit weet ik wel: of het nu in Syrië, Libanon of Israël/Palestina is, de gelovigen gebruiken elkaars cultusplaatsen en trekken zich van de grenzen tussen de religies, die in West-Europa zo dogmatisch zijn, niets aan. Ik schreef er al eens over.
Maar waarom nu net Sint-Joris – ik schrijf even vanuit het perspectief dat de meeste lezers kennen – en waarom niet de heilige Barbara van Baalbek of Sergius van Resafa? Een antwoord weet ik niet, ook niet na lectuur van Baal, St. George, and Khidr van de Amerikaanse oudtestamenticus Robert D. Miller II. Wel leerde ik iets anders en de titel geeft het al aan: dat de cultus ouder is dan het monotheïsme en dat de heiligdommen teruggaan op tempels voor de op bergtoppen vereerde stormgod Baal.
Waarmee de link naar de joodse Elia simpel is te leggen: de profeet heeft immers op de berg Karmel een stevig robbertje gevochten met de priesters van Baal. Het oeroude grotheiligdom werd een cultusplaats die tot 1948 niet alleen werd gebruikt door de vier al genoemde monotheïstische religies maar ook door de baha’i. Inmiddels zijn de meeste pelgrims joods maar nog altijd overnachten vrouwen met een kinderwens in de grot. Het sji’itische gebruik hier tijdelijke huwelijken te sluiten bestaat niet langer maar u krijgt een idee van de aard van de eredienst.

Zwaan-kleef-aan
In de Oudheid was het een orakel. Generaal Vespasianus raadpleegde het, zoals Suetonius en Tacitus melden; Iamblichos weet dat Pythagoras er enige tijd leefde, wat een zeker licht werpt op zijn seksuele onthouding. De Assyrische koning Salmanaser III noemt de plek Ba’li-rasi, “de kaap van Baal”.
Het zou te ver gaan hier alle door Miller behandelde cultusplaatsen te noemen, maar het is een wonderlijke zwaan-kleef-aan van geassocieerde culten, deels modern, deels antiek. Want Baal veranderde al in de Oudheid van gedaante: de Syriërs noemden hem Hadad en vereerden hem bijvoorbeeld in Aleppo, de Grieken noemden hem Zeus, de Romeinen Jupiter – allemaal oppergoden met een vruchtbaar liefdesleven. Een gelijkstelling aan Pan, die geen oppergod of stormgod was maar wel iets wist over vruchtbaarheid, is eveneens gedocumenteerd. Als er in een kerk voor Sint-Joris of een mausoleum van Khidr nog eens een inscriptie opduikt voor Proteus, geloof ik het ongezien.
De vraag is of Miller zijn netten breed genoeg werpt. Hij beschrijft vijftien cultusplaatsen maar bijvoorbeeld Aleppo ontbreekt, hoewel de continuïteit Baal-Hadad-Khidr daar is bewezen. Hij stipt verdere dwarsverbanden wel aan, zoals de link naar de Griekse bergkapelletjes voor Profitis Ilias en de West-Europese “groene man”, maar hecht die draden niet af en dat leidt tot een stelling die mij toch echt onjuist toeschijnt: dat het drakendodersverhaal van Joris een elfde-eeuwse toevoeging is.
Tot slot: Baal, St. George, and Khidr telt x+93 pagina’s (register inbegrepen). Het kost €77. Toen ik afrekende in de boekhandel kwam een gedachte bij me op waarvan ik niet had gedacht dat ik die ooit zou hebben: namelijk dat de inzichten efficiënter aan de samenleving zouden zijn overgedragen door ze te bundelen in een wetenschappelijk artikel en te leggen achter een academische betaalmuur.