Babyboomers zagen Nederland radicaal veranderen

Mijn generatie, een ode aan de babyboomer
4 minuten leestijd
Grafiek van de na-oorlogse babyboom (CBS - wiki)

De babyboomgeneratie, globaal geboren tussen 1945 en 1955, heeft Nederland radicaal zien veranderen. Ze groeiden op in de sobere jaren 1950, maakten de welvaartsgroei en jeugdculturen uit de jaren 1960 en 1970 mee en waren via de televisie getuige van de oorlog in Vietnam. Deze en veel meer ervaringen van de babyboomers staan centraal in Mijn generatie. Een ode aan de babyboomer (uitgeverij Athenaeum|Polak & Van Gennep, 2015) van babyboomer Han Lörzing.

Seks was een linke zaak

Motorola DynatTAC 8000x  (CC BY-SA 3.0 - Redrum0486)
Motorola DynatTAC 8000x (CC BY-SA 3.0 – Redrum0486)
Het dagelijks leven in Nederland veranderde enorm in de decennia na de Tweede Wereldoorlog, met name op het terrein van seksualiteit, ethiek, religie, consumptie en communicatie. In de inleiding van Mijn generatie schrijft Lörzing over de veranderende maatschappelijke dynamiek:

We mochten overal roken, ook waar dat nu ten strengste verboden is. Seks tussen jongeren was een linke zaak, zolang er nog geen pil bestond en abortus alleen in het geniep kon. Homo’s waren onzichtbaar; uit de kast komen was uiterst riskant. En Nederland was, althans in naam, nog steeds een christelijke natie. Maar Nederland veranderde. In de jaren zeventig vielen we massaal van ons geloof. Seks was opeens overal: er verscheen bloot op de tv, blaadjes als ‘Chick and Candy’ lagen open en bloot bij de sigarenboer (…) Onze kleren en interieurs werden kleuriger dan ooit tevoren. En de technische vooruitgang was ongekend: in de jaren tachtig kwamen we allemaal achter een pc te zitten, en tegen het eind van de eeuw kregen we e-mail en internet. (8)

Opbouw boek

Lörzing laat in vijf hoofdstukken zien hoe de Nederlandse samenleving over de hele linie een metamorfose doormaakte. In hoofdstuk een komt het dagelijkse leven aan bod, waarin de auteur ingaat op fenomenen als rock ’n roll, spijkerbroeken, roken en ‘buiten de deur eten’. Daarna zoomt de auteur in op de naoorlogse communicatierevolutie. Radio’s en postzegels maakten plaats voor de televisies, computers en mobiele telefoons.

Hoofdstuk drie behandelt de omslag die plaatsvond in het verkeer. Zo kwam de e-bike er in de plaats van het ‘heerenrijwiel’ en de ’truttenschudder met jarretelaandrijving’ – zoals de in 1959 geïntroduceerde DAF 600 spottend werd genoemd – verdween uit het straatbeeld. De metro kwam op en er kwamen steeds meer betaalbare vliegvakanties naar zonnige oorden beschikbaar.

De veranderende huisvesting en het ontstaan van nieuwe soorten woonwijken staat centraal in het vierde hoofdstuk, gevolgd door een afsluitend hoofdstuk over de grote maatschappelijke veranderingen in de afgelopen 60 à 70 jaar op het gebied van vrijetijdsbesteding, mediagebruik, seks en religie.

Van Hollandse pot naar culinaire melting pot

In de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog bleven typische Hollandse gerechten als stamppot, spruitjes en bonen met aardappels en draadjesvlees nog bovenaan de Nederlandse menukaarten staan. De Nederlandse keuken was eentonig, ook omdat veel producten – koffie als laatste tot 1952 – op de bon waren. Om de bevolking tegemoet te komen, schreef de regering de bakkers voor goedkoop brood aan te bieden, het zogenoemd ‘regeringsbrood’. Dit brood had vanwege zijn samenstelling vaak een muffige, licht zurige smaak en werd vanwege de kleur (het was noch bruin, noch wit) ook wel ‘grijs brood’ genoemd. Pas rond 1960 verdween dit brood uit de Nederlandse schappen.

Vanaf de jaren zestig begon het Nederlandse voedingspatroon te veranderen. In die tijd stond in het leger één keer per week nasi goreng op het menu, wat door de dienstplichtigen zeer gewaardeerd werd. Verder kwam vanaf 1955 – toen Bram Ladage in het kader van de E 55-energietentoonstelling onder de Euromast in Rotterdam zijn (en vermoedelijk Nederlands) eerste friettent opende – de snackbar steeds meer op als typisch Nederlands fenomeen. Nederlanders gingen vanaf dat moment steeds vaker buiten de deur eten, met name bij de goedkope Chinese restaurants en de Van der Valks, zo schrijft Lörzing:

Mooie vraag aan mijn generatiegenoten (en aan onze ouders): wanneer kwam u voor het eerst in een restaurant? En, een logische vervolgvraag: wat voor restaurant was dat dan wel? Goede kans dat het antwoord op de eerste vraag ‘ergens rond 1960’ is en het antwoord op de tweede: ‘bij de chinees’. Volgens een enquête in 1960 at 15% van de ondervraagden wel eens buiten de deur. Twintig jaar later, in 1980, was dat 75% geworden. (73)

Naast Chinese restaurants en de goed betaalbare menu’s bij Van der Valk, zorgde de McDonalds voor een doorbraak. In 1971 opende het Amerikaans-Iers bedrijf van Roy Kroc in een joint venture met Albert Heijn zijn eerste bedrijf in Zaandam. In september 1987 volgde de eerste McDrive in het rustige Utrechtse plaatsje Huis ter Heide, tot frustratie van de bewoners: hun rust was ineens weg en ze werden geconfronteerd met lange files in hun dorp.

Een boer met een telefoon

Mijn generatie, een ode aan de babyboomer
Mijn generatie, een ode aan de babyboomer
De hoeveelheid maatschappelijke veranderingen na de Tweede Wereldoorlog is enorm. T-shirts, jeans, koelkasten, caravans, de televisie, de vrije zaterdag (1960), de pil (1963), de zelfbouwcomputer Altair 8800 (1975), de ‘personal computer’ van IBM (1981), de hobbycomputer Commodore 64 (1982) – die een ‘indrukwekkend’ intern geheugen van 64 kilobyte had (!) – en natuurlijk de mobiele telefoon die in de jaren 1997-2000 in Nederland zijn grote opmars maakte. Over de razendsnelle groei van het gsm-gebruik lezen we onder meer:

Het apparaat is niet meer uit de huidige maatschappij weg te denken, maar rond 1995 waren er nog maar weinig mensen die er een hadden. Een filmpje uit 1999, met interviews door filmmaker Frans Bromet (zie hieronder), geeft een mooi beeld van de geringe populariteit van de mobiele telefoon op dat moment, één jaar voor de eeuwwisseling. Enkele antwoorden op de vraag ‘Heeft u een mobiele telefoon?’: ‘Als ik ergens strand, dan is er altijd wel een telefooncel of een boer met een telefoon’, ‘Als mensen mij bereiken willen dan kunnen ze dat met een brief doen en is het dringend dan ben ik thuis telefonisch te bereiken’ (…) Let wel”de interviews werden niet op de Mookerhei, maar in de Amsterdamse binnenstad gehouden. Inmiddels zijn er meer mobiele telefoons dan Nederlanders: het aantal toestellen was in 2012 ruim 20 miljoen. (99)

Boek: Mijn generatie. Een ode aan de babyboomer – Han Lörzing

0
Reageren?x
×